Lees verder
Onderhavig boek is een vervolg op het goed ontvangen De herschepping van de wereld van wetenschapshistoricus Floris Cohen. Daarin beschrijft hij de ontwikkeling van de wetenschap van de oudheid tot de nieuwe tijd. Dat ik als psycholoog nieuwsgierig werd naar juist Cohens nieuwe boek zit in het woordje ‘knagende’ in de titel. In de inleiding blijkt algauw dat het knagen waar dit boek over gaat, voortkomt uit de spanningsverhouding tussen christelijk geloof en wetenschap die in de nieuwe tijd steeds duidelijker voelbaar is geworden. En zodra spanningen aan de orde komen, spitst een psycholoog de oren.
Pieter J. van Strien

Nu kan het voor een psycholoog geen kwaad ook eens over de muren van het eigen vak te kijken. Mijn collega Trudy Dehue heeft dat eveneens gedaan en spreekt op de achterflap over ‘een prachtig boek, buitengewoon informatief en erudiet, mooi geschreven en ook geestig. In eloquent en vaak grappig proza neemt Cohen de lezer mee door de geschiedenis.’

Ook ik heb Het knagende geweten met grote bewondering gelezen. Met Cohen als gids ben ik dieper doorgedrongen in de denkwereld van de hoofdfiguren die in dit boek worden besproken: de klassieke natuuronderzoekers Johannes Kepler, Galileo Galilei, Blaise Pascal, Isaac Newton, Charles Darwin en Albert Einstein en eveneens, denkend over de voorwaarden en grenzen van ons kennen, de filosoof Immanuel Kant en de socioloog Max Weber. In het slothoofdstuk gaat Cohen ook kort in op recente deelnemers aan het debat. Hij geeft de standpunten glashelder weer en geeft vaak ook korte fragmenten uit ieders geschriften, in twee kolommetjes naast elkaar in het origineel en in hedendaags Nederlands. Zelfs de precieze maar rijkelijk abstracte formuleringen van de filosoof Kant geeft Cohen transparant weer. Het verhaal over Darwin dat daarna komt leest zelfs als een trein uit de tijd dat de NS nog niet met zoveel vertragingen kampte.

Spanning

Toch mis ik als psycholoog iets. De spanningsverhouding die de centrale invalshoek vormt, verschilt van auteur tot auteur en is er soms helemaal niet. Bij de zeventiende-eeuwse microscopist Jan Swammerdam is de spanningsverhouding duidelijk aanwezig. Swammerdam wierp zelfs een belangrijk manuscript in het vuur – met als reden dat zijn onderzoek van insecten hem afhield van zijn gebeden en overige godsdienstige oefeningen.

Als voorbeeld van spanning had Cohen ook Nicolaas Copernicus kunnen noemen, pontificaal afgebeeld op de voorplaat. De wiskundig uitgewerkte vorm van zijn revolutionaire studie over de ronddraaiing van de aarde rond de zon had hij bijna in zijn graf meegenomen, uit vrees om voor gek te worden versleten. Het kerkelijk gezag had zijn volgeling Andreas Osiander, die het werk bij de drukker bezorgde, gerustgesteld door in een voorwoord te stellen dat het om een denkconstructie ging die een betere tijdrekening en geografische positiebepaling mogelijk maakte dan het werk van Ptolemeus. De spanning die hij voelde ging alleen over de ontvangst.

Bij Kepler bestond er helemaal geen innerlijke spanning. Hij beschouwde zijn nieuwe kosmologie juist als een lofzang op Gods vernuft en hij presenteert die in jubeltonen. Galilei kwam openlijk in botsing met het Vaticaan, maar innerlijk twijfelde hij geen moment aan de juistheid van zijn standpunt dat de aarde om de zon draait en niet andersom. Zijn herroeping was alleen om zijn hachje te redden. Was er al innerlijke onvrede, dan moet het zijn geweest omdat hij zijn positie bij het kerkelijk gezag en zijn plaatselijke beschermheer volledig verkeerd had ingeschat en daarom de kous op de kop had gekregen.

Bij Newton ziet Cohen een spanning tussen twee ‘zielen’ die in hem wonen: de visionair die een gedurfd totaalconcept van het ‘gestel der natuur’ ontwerpt en de controleur die elk onderdeel ervan narekent en experimenteel toetst. Tot dat controlewerk hoort ook dat hij theologisch opruiming houdt onder naar zijn mening overbodige entiteiten. Eén God is genoeg en de Drieeenheid is door kerkvaders uit de vierde eeuw in de bijbeluitleg binnengesmokkeld. Hij werd daarom unitariër, een verboden denkrichting die eveneens uitgaat van de eenheid Gods – een rationeel geloof! Maar hij leefde wel in een tijd waarin je moest oppassen met wat je publiekelijk beweerde. Heimelijk heeft hij een enorme hoeveelheid tijd besteed aan alchemisch onderzoek, theologie en tijdrekening. Kennelijk hangt het al dan niet optreden van spanningen en de aard af van de persoon en het tijdgewricht. Het knagen in de titel is dus een vlag die de lading maar heel gedeeltelijk dekt. Wat blijft, is dat het in het besproken tijdperk schuurde tussen geloof en religie.

Vrouwen

In de inleiding betreurt Cohen het dat er geen vrouwen voorkomen in zijn boek en vraagt de lezer om suggesties die hij in een volgende druk zou kunnen verwerken. Vrouwelijke onderzoekers met een spanningsverhouding tussen geloof en wetenschap heb ik niet in de aanbieding. Als psycholoog heb ik wel een andere suggestie. Ik zou Cohen evenwel willen voorstellen ook aandacht te besteden aan de biografische studies die over de belangrijkste in zijn boek besproken figuren zijn geschreven, sommige op psychoanalytische basis, sommige met een ander theoretisch uitgangspunt. Geleid door tips van andere onderzoekers vond ik zo interessant werk over Kepler, Descartes, Pascal, Newton, Darwin en Max Weber. Zo kunnen historische en psychologische wetenschapsstudies elkaar aanvullen.

Uit de meeste biografieën blijkt dat ervaringen in de vroege jeugd een enorme invloed uitoefenen op de verdere ontwikkeling. Toen Kepler zes was, nam zijn moeder hem mee een heuvel op, om een komeet beter te kunnen zien. Einstein was als kleuter verrukt toen een oom hem de werking van een kompas liet zien. Naast deze positieve ervaringen zijn er ook traumatische zoals het al vroeg verliezen van een ouder. Bij Pascal en Darwin was dat de moeder. Kort voor de geboorte van Newton was zijn vader reeds gestorven en zijn moeder hertrouwde al snel. Darwin had een bullebak van een vader die hem voor nietsnut uitmaakte.

Al dit soort ervaringen hebben hun karakter gevormd en hun weg naar en ook binnen de wetenschap mede bepaald. Dit neemt natuurlijk niet weg dat tal van grote figuren vrij van trauma’s opgroeiden in een volstrekt harmonieus milieu. Mocht het boek door het toevoegen van deze psychologischbiografische invalshoek te zeer in omvang dreigen uit te dijen, dan zouden sommige figuren in het slotdeel kunnen vervallen. Het knagende weten is nu al een boeiend boek, maar zou door toevoeging van een psychologische invalshoek nog interessanter kunnen worden.

Door Floris Cohen (2016)
Amsterdam: Prometheus, 453 p.