Log in
Enkele decennia geleden discussieerden we in Nederland over de vraag of bepaalde bevolkingsgroepen voldoende toegang kunnen krijgen tot psychotherapeutische hulpverlening. Laaggeschoolden zouden over te weinig vaardigheden beschikken om hun moeilijkheden te presenteren in een taal die aansluit bij de wijze waarop professionals zich uitdrukken. Ook zouden ze te weinig begrijpen waarom hulpverleners op een bepaalde manier vragen stellen. Om in aanmerking te komen voor psychotherapie zouden laaggeschoolden eerst een vorm van ‘pre-therapie’ moeten ondergaan. Wie van hulpverlening wil profiteren, moet het niveau bereiken van de ‘proto-professional’, iemand die (minstens) in rudimentaire vorm op de hoogte is van het jargon en de werkwijze van echte professionals.
Karel Soudijn

De publicatie van de DSM-5 vormde voor de Amerikaanse beroepsvereniging van psychiaters echter aanleiding een boek te publiceren dat gelezen kan worden als poging een breed publiek weer verder te ‘proto-professionaliseren’. In redelijk gewone mensentaal staan de verschillende stoornissen uit de DSM-5 beschreven. Onlangs verscheen een Nederlandse vertaling en bewerking. Volgens het voorwoord is dit boek niét bedoeld als middel voor ‘zelfdiagnose’. We moeten professionals geen werk uit handen nemen. Wel wordt deze publicatie gezien als een nuttig hulpmiddel ‘als u in gesprek bent met een zorgverlener, zowel vóór als nadat een classificatie is toegekend’. We leren de taal van psychiaters en verwante professionals enigszins te begrijpen.

Wie last heeft van bepaalde symptomen zal niet meteen weten waar hij of zij het in dit boek zoeken moet. De opbouw gaat precies andersom. Hoofdstukken beginnen met een brede aanduiding (bijvoorbeeld bipolaire-stemmingsstoornissen). Vervolgens wordt het thema in paragrafen toegespitst op meer specifieke problemen, zoals ‘bipolaire-I-stoornis’, ‘bipolaire- II-stoornis’ en ‘cyclothyme stoornis’.