Het valt aan te bevelen om regelmatig op te staan. Blijf echter niet te lang stilstaan, want dan krijgt u kappersbenen. Moet u vergaderen, nodig dan de hele groep uit om dit al wandelend te doen (buiten). Gooi het abonnement op de sportschool maar in de vuilnisbak, want op die school traint u allerlei spiergroepen veel te los van elkaar. Zorg voor variatie in uw omgeving, en laat u uitdagen. Maar sla niet door, want het is ook niet goed om adhd-gedrag te ontwikkelen. Ten slotte: zorg ervoor dat u elke dag flink wat te kauwen hebt, want dat maakt u in algemene zin alert.
Op bladzij 142 van zijn boek heeft Scherder een foto van zichzelf afgedrukt, met als bijschrift: ‘De ideale werkplek’. Op die foto zien we hem in een bibliotheek met een laptop werken. Scherder zit op een stoel, maar aan de onderkant hiervan zijn de trappers van een fiets aangebracht. Hij zit dus op een aangepaste hometrainer. Over deze manier van werken schrijft hij: ‘(…) rustig doortrappend, mijn hartfrequentie gaat omhoog. Onopvallend (hoewel) en zonder dat iemand er last van heeft verzet ik mij zo tegen de vele uren die ik zittend en vergaderend moet doorbrengen.’
Het is een intrigerende foto, en niet alleen omdat fietsers in bibliotheken zeldzaam zijn. In het eerder gehouden pleidooi voor stevig wandelen benadrukte Scherder het belang van gecoördineerde activiteiten. Wandelaars gebruiken niet alleen hun benen, maar ook hun zintuigen. Wie slecht oplet, krijgt gemakkelijk een ongeluk. Ook fietsers botsen snel ergens tegenop als ze niet uitkijken, of als hun handen, armen en de rest van hun lijf verkeerde bewegingen maken. Op de foto van Scherder lijken benen, armen en hoofd echter helemaal niet op elkaar afgestemd. Kennelijk is vooral belangrijk dat hij fysiek actief is in een (intellectueel) verrijkte omgeving. Coördinatie komt dan wellicht slechts op de tweede plaats.
Hersenen als boeman
In zijn losjes gecomponeerde boek weeft Scherder drie thema’s door elkaar. Het eerste thema is samen te vatten als: de averechtse effecten van nuttige voorzieningen. Ziekenhuizen, verpleeghuizen en gevangenissen, bijvoorbeeld, vervullen in onze samenleving een belangrijke functie. Maar degenen die hierin terecht komen, krijgen nauwelijks de mogelijkheid om in beweging te blijven. Bovendien is hun omgeving prikkelarm dus weinig stimulerend. Ook mensen die niet ziek, bejaard of misdadig zijn, leven steeds meer in een omgeving zonder fysieke uitdaging. Gebrek aan beweging vergroot de kans op chronische ziektes.
Het tweede thema in dit boek valt te benoemen als: het effect van interventies. Scherder schreef een groot deel van zijn boek in een informele stijl, leesbaar voor een breder publiek, maar hij tracht daarbij een overzicht te geven van de uitkomsten van goed gecontroleerd onderzoek naar (vaak eenvoudige) programma’s om verschillende groepen mensen meer in beweging te krijgen. Vooral op basis van dergelijk onderzoek is Scherder een groot propagandist van een half uur per dag flink doorstappen. Hij maakt er geen geheim van dat het onderzoek nog in de kinderschoenen staat. Heel veel moet nog worden uitgezocht; vaak zijn gepubliceerde resultaten slechts gebaseerd op erg kleine steekproeven.
En het derde thema? Dat luidt: onze hersenen. Scherder legt uit hoe hersenen zijn gestructureerd en hoe bepaalde delen ervan correleren met allerlei menselijke activiteiten. Kauwen, bijvoorbeeld, leidt tot verhoogde activiteit van ‘de dorsolaterale prefrontale cortex en de partiële lob’ (p. 185). Als u geen neuropsycholoog bent, zult u misschien opmerken: ‘Wat kan mij dat schelen?’ Scherder kan dan meteen antwoorden dat dergelijk hersenonderzoek ons op ideeën brengt over de samenhang van verschillende typen gedragingen. Tegelijkertijd gebruikt hij onze hersenen in dit boek ook als een retorische figuur. Misschien hechten sommige lezers weinig belang aan de positieve effecten van kauwen, maar pas op! Realiseren die mensen zich wel dat zij een heel ‘fronto-pariëtaal netwerk’ (p. 185) te kort doen als zij te weinig kauwen? Ook als ik niet goed begrijp wat dit betekent, bijt ik toch maar een keer extra in een boterham. Of anders uitgedrukt: in dit boek fungeren onze hersenen als een boeman. En die kun je maar beter te vriend houden.
De titel van het boek is ook een mooi voorbeeld van die retorische figuur: Laat je hersenen niet zitten. Zelf mag u natuurlijk best blijven zitten, maar u moet die gevaarlijke gast ter wille zijn, want anders loopt het heel slecht met u af.
Bespreking van:
Laat je hersenen niet zitten. Hoe lichaamsbeweging de hersenen jong houdt
Door E. Scherder (2014)
Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 229 p