Lees verder

Aandacht besteden aan alles wat een psycholoog tegenkomt die in zijn werk of met criminelen te maken heeft of met andere personen die in aanraking komen met het recht of de rechtsgang. Dat is de ambitie van het onlangs verschenen Cambridge Handbook of Forensic Psychology.

In niet minder dan 104 hoofdstukken van vijf tot tien pagina’s komt dan ook een zeer brede waaier aan onderwerpen voorbij. Op de eerste plaats de te verwachten thema’s zoals criminelen en criminaliteit – diagnostiek, behandeling en rehabilitatie van misdadigers, criminele carrières, jeugdige daders, slachtoffers – en allerlei zaken die met politieonderzoek en de rechtsgang te maken hebben – profiling, geloofwaardigheid van ooggetuigen, valse bekentenissen, het functioneren van jury’s. Maar ook minder voor de hand liggende thema’s komen aan bod, zoals kindsoldaten, terrorisme, hate crimes, gijzelnemingen, pesten onder gevangenen, de stress van undercover politiewerk, persoonlijke narratieven van misdadigers, geweren en schietincidenten, enzovoort. Bijzonder is ook dat het boek zich niet beperkt tot zaken die direct of indirect met het strafrecht te maken hebben, maar dat er ook hoofdstukken zijn opgenomen die betrekking hebben op civiel recht, bijvoorbeeld de rol van psychologen bij asielzoekers en vluchtelingen, en bij rechtszaken over discriminatie en arbeidsgerelateerde stress. De redactrices merken in de inleiding op dat er een mismatch is tussen het forensisch psychologisch onderzoek dat zich voornamelijk richt op aan strafrecht gerelateerde thema’s, en de alledaagse praktijk van het rechtssysteem waarin vooral civielrechtelijke zaken aan de orde zijn. Dit zou weleens, opperen zij, kunnen liggen aan de overvloed van misdaad- en rechtbankdrama’s in de media.

Het nadeel van veel en breed is dat diverse zaken slechts oppervlakkig behandeld kunnen worden. Dit geldt onder meer voor enige theoretische en methodologische bijdragen, die in dit korte bestek niet echt uit de verf komen. Zo komt het hoofdstuk over beslistheorie niet veel verder dan dat men beslistheorie kan toepassen op beslissingen in het politieonderzoek, en maakt een bijdrage over facettheorie weinig meer duidelijk dan dat deze ook een ingang kan zijn bij het verrichten van forensisch psychologisch onderzoek. Voor een aantal belangrijke thema’s vangt het boek de nadelen van het gekozen format echter op door verschillende facetten ervan in aparte hoofdstukken te laten terugkomen. Seksuele delinquentie wordt bijvoorbeeld besproken in een inleidend hoofdstukje, en vervolgens komen verspreid in het boek bijdragen aan de orde over diagnostiek en behandeling van zedendelinquenten, verschillende soorten van seksuele misdrijven, verkrachting, misbruik van kinderen, ongewenste intimiteiten, stalking, seksuele internetcriminaliteit, de rol van seksuele fantasieën bij zedenmisdrijven, en daarnaast nog een stuk over minderjarige slachtoffers.
Al met al een uitstekend boek voor psychologen die in het forensische werkzaam zijn of om zomaar in te bladeren en te lezen over dingen waarvan je vindt dat je die als psycholoog zou moeten willen weten. De meeste bijdragen zijn ook heel redelijk van kwaliteit, wat wil zeggen dat ze een behoorlijke inleiding op het onderwerp vormen, een goed overzicht geven van het onderzoek en de discussies op het betreffende terrein, en aangeven wat men verder nog hierover zou kunnen lezen.
Een goede bijdrage is bijvoorbeeld die over hypnose. Kunnen mensen onder hypnose dingen doen die ze in normale toestand als immoreel of onacceptabel van de hand zouden wijzen? (ja, maar dat kunnen ze ook doen in andere omstandigheden waarin ze het idee hebben dat niet zijzelf maar anderen verantwoordelijk zijn voor hun gedrag). Kunnen mensen zich onder hypnose dingen herinneren waarvan ze in normale toestand geen weet hebben? (ja, mogelijk wel, maar de kans op pseudoherinneringen is ook groot, terwijl een betere reproductie van herinneringen ook te bereiken is met het zogenaamde cognitieve interview).
Een andere bijdrage gaat over ‘verstikkingsmisbruik’ van kinderen (waar ik nog nooit van gehoord had) wat soms ten onrechte wordt geïnterpreteerd als wiegendood, terwijl het in feite gaat om mishandeling door het kind (bijna) te verstikken, als straf, om het te laten ophouden met huilen, of als vorm van Münchhausen by proxy om aandacht van hulpverleners te krijgen. Zo plaatst het boek je geregeld voor verrassingen.
Sommige bijdragen vind ik echter minder geslaagd. Zo heeft het verhaal van David Cooke over psychopathie een zwabberende focus en is het onvolledig en eenzijdig. Harris en Rice’s bijdrage over risicotaxatie bij delinquenten is geen objectieve weergave van de discussies op dit gebied, maar geeft vooral het eigen standpunt van de auteurs weer en laat belangrijke vragen achterwege.
Wat verder opvalt, is de eenzijdige oriëntatie op de Angelsaksische wereld. Voor zover de auteurs niet Brits zijn, zijn ze afkomstig uit de vs of Canada. Er is één auteur van het vasteland van Europa in opgenomen (een Finse) en één Israëliër. Terwijl, om maar wat te noemen, een verhaal van Willem Wagenaar over de geheugen- en herkenningsproblemen bij processen tegen oorlogsmisdadigers, of een verhaal over tunnelvisie bij justitie en gerechtelijke dwalingen van Van Koppen, uitstekend gepast zou hebben in het concept van het boek.

Mw dr. S. Lammers is verbonden aan het Academisch Centrum Sociale Wetenschappen van de RU Nijmegen en is werkzaam als zelfstandig trainer/docent.