In 1985 nam Pieter van Strien deel aan een conferentie over biografie en psychologie. Sprekers met uiteenlopende achtergronden hielden zich toen bezig met de vraag of psychologen en schrijvers van biografieën iets van elkaar kunnen leren. Na 1985 bleef Van Strien nadenken en publiceren over dit thema. Nu, 92 jaar oud, sluit hij dit project af met een omvangrijke studie, verschenen onder de titel Hoog creatieven en hun vaders. In dit boek vat hij levensbeschrijvingen van meer dan dertig historische figuren samen. Daarbij let hij vooral op de rol die hun vader speelde. Van Strien onderzoekt of de ideeën van Sigmund Freud over het oedipuscomplex bruikbaar zijn om iemands ontwikkeling tot creatief genie te verklaren. Zoals al viel te verwachten, blijken die ideeën een beperkte waarde te hebben. Bij een minderheid ziet Van Strien in levensbeschrijvingen echte oedipale conflicten terug, maar vaak lagen de verhoudingen toch duidelijk anders. Een variatie aan vaderrollen passeert in dit boek de revue. Om creatieve levens te beschrijven lijkt het werk van Freud vaak minder bruikbaar dan bijvoorbeeld dat van Adler, Erikson of ‘de Frankfurter freudo-marxisten met hun contextuele benaderingen’.
Van Strien neemt veel ruimte om talrijke door anderen geschreven biografieën na te vertellen. Dat is leerzaam voor wie de verhalen nog niet kent, maar gaat ten koste van de scherpte van het betoog. De psychologische interpretatie van de samengevatte levensbeschrijvingen blijft beperkt en is oppervlakkig. Bovendien verliest de auteur nogal eens het doel van zijn exercitie uit het oog. Een beschouwing over Spinoza (1632-1677), bijvoorbeeld, loopt op een gegeven moment over in een paragraaf over anderen, zoal Gerard Heymans (1857-1930), die door hem zijn beïnvloed. En even later gaat het over de standbeelden en straatnamen die we in Nederland aantreffen. Latere navolgers, sculpturen en straten verduidelijken echter weinig over de ontwikkeling van Spinoza als persoonlijkheid.
Dit boek leest als een collectie archiefstukken die om verdere bewerking vragen. Er staan trouwens erg veel fouten in dit boek. Soms heel bijzondere. In het hoofdstuk over Arthur Schopenhauer (1788-1860) vertelt Van Strien dat de familie in 1803 een reis maakte die meer dan een jaar duurde. Ze nemen in Londen deel aan ‘een audiëntie bij de koningin op Buckingham Palace’ (p. 169). Even verderop schrijft Van Strien: ‘Koningin Victoria vond hij buitengewoon lelijk maar haar gemaal kon ermee door.’ Koningin Victoria? In 1803 of 1804? Ze werd pas geboren in 1819!
Gebrekkige correctie levert gelukkig ook een juweel van een raadsel op. Over Isaac Newton (1642-1727) lezen we, dat deze geleerde op een gegeven moment werd benoemd tot Master of the Mind. Het staat er zonder verdere uitleg, dus we moeten zelf maar verzinnen wat voor prachtige tovenaarsfunctie dit is. Hypnotiseur? Volksmenner? Psycholoog misschien? Helaas gaat het slechts om een dt-fout: Newton werd muntmeester.
Beeld: Mopic/shutterstock.com