Lees verder
In Minder Slikken schrijft psychiater Remke van Staveren over het verantwoord afbouwen van psychofarmaca. Het boek geeft de cliënt de kennis én de regie om zo min en zo kort mogelijk te slikken, maar wel zoveel en zo lang als nodig is. Minder Slikken verscheen in september bij uitgeverij Boom Psychologie & Psychiatrie.

Door Remke van Staveren (2022). Amsterdam: Uitgeverij Boom, 128 p.
Redactie

In Nederland slikken enkele miljoenen mensen psychofarmaca: antidepressiva, antipsychotica, medicijnen die de stemming moeten stabiliseren, slaap- en kalmeringsmiddelen of stimulerende middelen voor bijvoorbeeld adhd. Veel mensen willen minder slikken. Ze hebben last van bijwerkingen, vragen zich af of het middel nog wel wat doet, of zijn hersteld omdat ze aan hun problemen gewerkt hebben en hebben geen medicatie meer nodig.

Wie hiermee aan de slag gaat stuit al snel op praktische problemen. Hoe bouw je het beste af? Wanneer kun je beginnen? Hoe voorkom je ontwenningsverschijnselen of een terugval? En als je toch weer klachten krijgt, wat dan? Voor de ggz zijn enorme wachtlijsten. Het gevolg is dat veel mensen te veel en te lang doorslikken. Soms in gevaarlijke combinaties. Het medicijn baat niet meer, maar het schaadt wel. Dat kan en moet anders.

Veertig kilo aankomen van olanzapine
Een jonge vrouw kreeg olanzapine (een antipsychoticum) omdat ze extreem angstig en paranoïde was. Dat hielp goed, maar ze kwam binnen een half jaar veertig kilo aan. Ze schaamde zich voor haar uiterlijk, durfde niet meer met haar vrienden af te spreken en sloot zich in huis op.

Minder slikken is meestal beter

Psychofarmaca zijn een zegen. Een zegen als ze iemand snel uit een diepe mentale crisis halen. Als ze ervoor zorgen dat iemand eindelijk weer eens een nacht slaapt. Als ze bescherming bieden tegen al te heftige psychische klachten als angst, depressie, stemmingswisselingen, wanen en hallucinaties.

Maar psychofarmaca kunnen ook een vloek zijn, zeker bij een te hoge dosering en bij langdurig gebruik. Psychofarmaca hebben veel bijwerkingen en kunnen op termijn schade aan de gezondheid toebrengen. Soms zelfs ernstige schade.

Verlaag je de dosering, dan heb je minder bijwerkingen. Maar let op, de juiste dosering luistert nauw. Neem je te weinig, dan ben je onvoldoende beschermd tegen psychische klachten en dat is ook niet de bedoeling. Stop je met medicatie dan ben je weliswaar van de bijwerkingen af, maar heb je wél een grotere kans op een terugval in de oorspronkelijke klachten.

Afvlakking
Een jonge vrouw besloot te minderen met het antidepressivum dat ze al vier jaar gebruikt: ‘In het begin verdoofde het middel al mijn gitzwarte gedachten en gevoelens. Het raakte me minder, dat was heel prettig. Later leek het wel of ik opgesloten zat in mijn lichaam. Dingen waar ik vroeger blij van werd, zoals mijn kind dat met een mooie tekening thuiskomt, deden me niets meer. Zo raar. Nu ik nog maar de helft gebruik van wat ik eerder gebruikte, ben ik veel meer gaan voelen.’

Medicatie medicaliseert

Het voorschrijven van medicijnen wekt de suggestie dat iemand een medisch probleem heeft, een psychiatrische stoornis die met pillen behandeld moet worden. Medicatie medicaliseert. Het probleem lijkt dan bij één individu te liggen, namelijk degene die ‘aan de medicatie’ moet. Hij is ziek. De vraag is of dit zo is. De meeste psychische klachten en bijkomende problemen zijn veel ingewikkelder en betreffen vaak meerdere mensen en de relatie tussen die mensen.

Opgroeien in een ziek gezin
Een man van in de veertig heeft zijn hele volwassen leven al last van terugkerende depressies. Achteraf snapt hij wel waarom. ‘Mijn vader was alcoholist. Mijn moeder had psychische problemen. Ik was de ouder van mijn ouders, tot ik zelf in een crisis raakte. Achteraf gezien logisch, ik groeide op in een ziek gezin. Maar het gekke is dat niemand in de ggz daarnaar vroeg. De boodschap was: jíj bent ziek, jíj bent depressief. Ik moest aan de pillen.’

Veroorzaken psychofarmaca hersenschade?

Psychofarmaca veroorzaken op termijn hersenschade, zegt de Amerikaanse psychiater Peter Breggin. Bij langdurig gebruik zouden psychofarmaca zorgen voor verminderde cognitieve functies (zoals aandacht, concentratie en geheugen), emotionele afvlakking, onverschilligheid, verlies van vitaliteit en minder energie. Breggin noemt dit beeld chronic brain impairment, een langdurige beperking van de hersenfuncties.

Mensen kunnen onder invloed raken van het dempend effect van psychofarmaca. Net als bij alcohol en drugs hebben mensen een verminderd reactievermogen en de neiging hun eigen functioneren te overschatten. Naasten zien vaak wel duidelijk verschil met hoe iemand vroeger was. Pas als mensen gaan afbouwen en de brain fog (hersenmist) optrekt merken ze hoe de medicatie ze al die tijd beperkte in hun functioneren.

‘Dement’ door kalmeringsmiddelen
Een net gepensioneerde man komt schoorvoetend met zijn vrouw naar het spreekuur. Hij heeft flinke geheugenproblemen en zit de hele dag voor de televisie. Vroeger was hij heel actief. ‘Kan het dementie zijn, dokter?’ wil zijn vrouw weten. De man reageert geïrriteerd: ‘Waar heb je het over?!’

Bij navraag blijkt de man sinds een burn-out jaren geleden vier keer per dag het kalmeringsmiddel lorazepam te gebruiken. Mijn voorstel om eerst de tabletten af te bouwen en dan te kijken wat er van de vermeende dementie overblijft, wijst hij resoluut van de hand. Een paar weken later valt hij in de badkamer. Het loopt goed af, maar hij is flink geschrokken. We besluiten om alsnog te gaan afbouwen.

Het wordt een lang en zwaar traject. Een paar keer is hij de wanhoop nabij, maar hij houdt vol! Naarmate we verder komen voelt hij zich steeds helderder worden. Na een jaar is iedereen enthousiast. De man heeft zijn levenslust terug en is vrijwilligerswerk gaan doen. De ‘dementie’ lijkt vergeten.

De rol van de psycholoog bij het afbouwen van psychofarmaca

Vroeger, voor het informatietijdperk, waren rollen en taken in de zorg strikt gescheiden. De arts ging over de medicatie (en dan vooral over het voorschrijven), andere disciplines hadden op dat gebied een meer ondergeschikte rol. Van behandelaren in de ggz (zoals ervaringsdeskundigen, verpleegkundigen, praktijkondersteuners, psychotherapeuten en psychologen) werd verwacht dat ze het uitgezette medische beleid ondersteunden en daar vooral niet al te veel kritische vragen over stelden.

In de praktijk betekende dat vooral dat behandelaren de cliënt aanmoedigden om de medicatie te blijven innemen. Is hij of zij wel ‘therapietrouw’? Bij vragen of bijwerkingen konden mensen een kort ‘medicatieconsult’ aanvragen bij de arts. Die tijden zijn voorbij, en dat is maar goed ook. Kennis is tegenwoordig niet meer voorbehouden aan de arts. Iedereen kan nu alle beschikbare informatie over medicatie op internet vinden, zowel wetenschappelijke kennis als ervaringskennis.

Een behandelaar speelt een belangrijke rol in het vroeg signaleren van bijwerkingen, en bij het afbouwen van ontwenningsverschijnselen. Hij of zij kent de cliënt vaak beter dan de arts, die meer mensen in behandeling heeft en minder tijd heeft. De behandelaar heeft bovendien, als het goed is, contact met partner of familie.

‘Ik was de ouder van mijn ouders, tot ik zelf in een crisis raakte’