Twan maakt moeilijk contact met andere mensen, maar gaat in een bepaalde periode wel naar cafés, waar hij veel geld in drank omzet. Hij ontwikkelt psychoses, wordt opgenomen in een psychiatrische kliniek, komt terecht in opvanghuizen waar alle bewoners worden uitgebuit, maar weet hieraan te ontsnappen. Uiteindelijk kan hij zich handhaven door een leven te leiden waarin bijna alles precies is uitgestippeld. Strenge discipline blijkt het beste medicijn. Volgens Anema overlijdt Twan aan een natuurlijke oorzaak.
Tegelijk met het levensverhaal van Twan verscheen een breed opgezette studie van Wouter Kusters over waanzin. Kusters is, net als Twan, ervaringsdeskundige. Ook hij is opgenomen geweest in verband met zijn psychoses. Daarover heeft hij al eerder in boekvorm gepubliceerd. In Filosofie van de waanzin ontwikkelt Kusters zijn verhandeling op basis van drie soorten bronnen: geschriften van bekende filosofen, autobiografieën van mensen die als ‘psychiatrische patiënt’ te boek staan, en eigen ervaringen. Kusters – ooit gepromoveerd op een taalkundig onderwerp – heeft zijn baan aan de universiteit opgegeven, omdat hij deze te saai vond. Daarna is hij filosofie gaan studeren: ‘om eens goed en tot op de bodem uit te zoeken hoe dat nu precies zit met psychoses, de werkelijkheid, de tijd en het leven’ (p. 21).
Al die onderwerpen komen in dit boek aan de orde. Uitputtend, lijkt het, hoewel zoiets niet echt kan. Over filosofie en waanzin schrijft Kusters even verderop: ‘Ik laat zien waar beide beginnen, tot welke hoogten en diepten ze kunnen voeren, en hoe het einde van het één het begin van de ander kan zijn’ (p. 23).
Neem bijvoorbeeld de getallenleer. Hoeveel getallen zijn er? Oneindig veel. Het grootst denkbare getal moeten we daarom met het begrip ‘oneindig’ aanduiden. Nu gebeurt er iets vreemds. Als we bij een willekeurig getal er één bijtellen, dan krijgen we een ander getal. Bijvoorbeeld: 2 + 1 = 3. Maar als we iets optellen bij ‘oneindig’, dan blijft de som ‘oneindig’. Waarom blijft dit laatste getal hetzelfde, terwijl het toch zou moeten veranderen als er iets aan wordt toegevoegd? Iedere niet-filosoof zal waarschijnlijk opmerken dat dit een kwestie is van definitie: we weigeren om buiten een afgesproken grens te gaan. Maar voor filosofen en gekken is het hele verhaal een prachtige aanleiding om zich het hoofd te breken over wat we met oneindigheid bedoelen. En: als oneindigheid een kwestie is van afspraak, kunnen we dan ook verschillende soorten oneindigheid van elkaar onderscheiden? Hoe verhouden die zich ten opzichte van elkaar? Is het aantal oneindigheden telbaar of ontelbaar?
In de filosofie kan men proberen om op dergelijke vragen antwoorden te krijgen die voor anderen inzichtelijk en acceptabel zijn. Bij Wouter Kusters lijkt het verschil tussen wijsbegeerte en gekte relatief: waanzinnigen bekommeren zich om de vraag, hoe zij zélf deel uitmaken van die antwoorden. Het oneindige is dan niet zomaar de beschrijving van een reeks of een ruimte, maar iets waar ikzelf een plaats in moet zien te vinden. Wat heel beangstigend kan zijn.
Kusters laat zich negatief uit over hulpverleners. Volgens hem menen hulpverleners dat waanzin slechts een ‘verschuiving’ is van ‘alledaagse, correcte, zinnige plannen naar een incorrect, zinloos Plan’ (p. 487). In zijn boek probeert Kusters duidelijk te maken, dat hij het hier niet mee eens is. Verder heeft hij weinig waardering voor psychiaters die met medicijnen een psychose onderdrukken. Misschien verdwijnen angsten door die medicatie, maar de creatieve mogelijkheden van waanzin gaan daarbij verloren. Een ‘normaal’ leven is voor Kusters een heel beperkt leven. Overigens sluit dit weer mooi aan bij de beschrijving die Karin Anema van Twan geeft.
Overmaat
De boeken van Karin Anema en Wouter Kusters zijn verschillend van opzet: biografie tegenover filosofie. Maar er is ook een groot verschil in de aandacht die beide auteurs geven aan sociale verhoudingen. In het verhaal over Twan gaat het heel vaak over de moeizame verhouding die hij tot andere mensen heeft. Bij Kusters lijken andere mensen slechts een onbelangrijke bijrol te spelen. Twan wordt opgenomen op een moment dat hij in zijn destructiedrift gevaarlijk voor zichzelf en voor anderen is. Bij hem is het niet de vraag of hij een goed of een slecht plan uitvoert; zijn gedrag is veel te hinderlijk.
In het verhaal van Twan komt dit laatste goed naar voren, omdat een buitenstaander, Karin Anema, de tekst schrijft. Kusters biedt vooral inzicht in het denken van de waanzinnige; anderen krijgen daardoor nauwelijks aandacht. Zo schrijft hij in een autobiografisch fragment het volgende over een vriendin: ‘Jammer dat Dorien er niet meer was toen ik met mijn Plotinus en voice-recorder thuiskwam. Een briefje: het werd haar te veel, ik moest het zelf maar oplossen. Misschien is ze toch verder dan ik dacht. Als ze zegt dat het haar te veel wordt, beseft ze in elk geval dat er ‘veel is’. Dat is een goed teken’ (p. 398). Waarna korte tijd later een opname in de kliniek volgt.
Met behulp van citaten maakt Kusters duidelijk dat talrijke geschriften van filosofen gemakkelijk doorgetrokken kunnen worden tot waanzin. Kennelijk weet een goede filosoof op tijd te stoppen met denken. Het brengt Kusters echter ook tot een vorm van jaloezie. In de geschriften van waanzinnigen zijn talrijke parels te vinden, die eigenlijk opgenomen en verwerkt hadden moeten worden ‘in genres als poëzie, esoterische wijsheidsboeken of misschien zelfs management-, zelfhulp- en filosofieboeken’ (p. 661).
Waarom gebeurt dit zo weinig? Het antwoord op die vraag lijkt mij duidelijk. Veel geschriften van waanzinnigen lijden aan overmaat. Teksten lijken eindeloos lang uitgesponnen. De parels liggen verstopt tussen een brij aan ideeën die voor anderen nauwelijks te verwerken zijn. Ook het boek Filosofie van de waanzin lijdt aan dergelijke overmaat. Het boek bevat prachtige citaten en intelligente analyses, maar Kusters kan zichzelf geen grenzen stellen. Een groot deel van het boek is met schaar en lijmpot geschreven, terwijl de auteur steeds minder rekening lijkt te houden met lezers. Lappen tekst van andere auteurs worden dan doorschoten met persoonlijke opvattingen van Kusters, waarbij het verschil tussen hoofdzaak en bijzaak vervaagt. Kusters behandelt talrijke vormen van waanzin, maar daarbij ontwikkelt hij helaas ook een eigen terminologie. Zijn boek lijkt een kathedraal die vooral voor één gelovige is gebouwd: de auteur.
Karin Anema en Wouter Kusters vullen elkaar goed aan. Het leven van Twan dat Anema beschrijft, is miezerig en optimistisch: de hoofdpersoon slaat zich er doorheen, al lijkt alles tegen te zitten. Bij Kusters is waanzin een vorm van heroïek, omdat de aangehaalde personen conventies doorbreken en belangrijke vragen aan de orde durven stellen. Maar zijn boek maakt ook duidelijk dat bijna niemand dit op een manier kan die ook voor anderen interessant is. Anema hield de regie in handen; bij Kusters raakte ik de draad kwijt.
Bespreking van:
Vandaag koop ik alle kleuren. Het levensverhaal van een man en zijn psychoses
Door: K. Anema (2014)
Amsterdam: Van Gennep, 254 p.
En:
Filosofie van de waanzin. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten
Door W. Kusters (2014)
Rotterdam: Pearson, 760 p.
