Lees verder
Wim Hofstee

Eigenlijk speelde ‘ridderlijkheid’ door mijn hoofd. Of hoffelijkheid, of zelfs hoofsheid – al die woorden die je nauwelijks meer terugvindt. Ik mag per slot op mijn leeftijd best een beetje de oubol uithangen. Ik bedoel niet: als ik mijn vrouw in haar jas help, want dat dansje deden we al op jeugdige leeftijd; oubollig is bijvoorbeeld als ik een student laat voorgaan, met als reactie een smile, wat mij betreft een teken dat ze het spel snapt. Een feodaal spel, maar dan wederkerig: elkaar privileges toekennen, een beetje in de adelstand verheffen. Het spel wordt natuurlijk ruw verstoord als iemand privileges claimt; dat is juist de vulgariteit ten top. Maar als je het goed speelt, dus zonder nadruk en vooral niet serieus, valt er veel plezier aan te beleven.

Het feodale script ondervindt zware concurrentie van het ambtelijke. Dat is gebaseerd op gelijkheid, niks privileges. Voor praktische doeleinden is dat prima; als je de democratie en de rechtsstaat zou willen inwisselen voor de Middeleeuwen, ben je pas echt niet meer van deze tijd. Maar dat er nou veel lol aan valt te beleven, kun je niet zeggen. Bij het ambt hoort eerder chagrijn. Dat dient om jou in te wrijven dat je niet speciaal bent. Dat is nodig, want je zult ze de kost geven die het verrekken het egalitaire spel mee te spelen, en die juist wel privileges claimen. Dus je kunt de ambtenaar dat preventief chagrijn niet kwalijk nemen. Maar echt leuk wordt het op die manier niet.
Dan heb je, voor wat betreft de publieke ruimte, het commerciële script, met als inzet winst en verlies, winners en losers. In de geperfectioneerde versie wordt je wel het idee gegeven dat het jouw persoonlijk privilege is dat jou deze poot wordt uitgedraaid. Maar pas toen de opvoering van het commerciële script absurdistische trekken ging vertonen, ben ik er inderdaad van overtuigd geraakt dat het ook daar om het spel gaat en niet om de knikkers. Mijn rolmodel is nog steeds Nick Leeson, die in zijn eentje een bank liet omvallen nog voordat het woord in de mode was. Hoewel, zelf blijf ik toch liefst op veilige afstand van bubbles en crashes.
Zo kwam ik uiteindelijk op sportiviteit, de aanbevolen speelwijze. Good old sportsmanship, m/v. Je wilt winnen, jazeker. Als je niet probeert te winnen is dat belediging van de tegenspeler, toppunt van onsportiviteit. Omgekeerd, als je niet tegen je verlies kunt, heb je er ook niets van begrepen. Bij de basisafspraken hoort dat er geen rechten en belangen op het spel staan. Sportiviteit is feodaal, het gaat om de eer, je houdt de tegenspeler in ere. Beroepssport moet in principe wel kunnen, net als bijvoorbeeld beroepswetenschap, maar voor je het weet krijg je plebejers die zeggen dat de karatetrap wel moest vanwege de belangen die op het spel stonden. Of dat bedrog in de wetenschap te begrijpen valt.
Hoffelijkheid mag oubollig zijn, maar laten we het houden op sportiviteit.

Wim Hofstee is emeritus hoogleraar Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen