136 Weergaven
7 Downloads
Lees verder
Een onderzoek naar obsessieve verliefdheid bij westerse jongeren

 Liefdesverslaving, een verslaving aan gevoelens van verliefdheid, wordt momenteel om diverse redenen niet erkend in de DSM-5. Toch gaat deze verslaving gepaard met tal van symptomen die aanzienlijke invloed kunnen hebben op het welzijn van de betrokkenen. Vooral jongeren lijken gevoelig voor deze symptomen, waarbij er aanwijzingen zijn voor veranderingen in de hersenfysiologie. Het doel van deze literatuurstudie is om te onderzoeken in hoeverre liefdesverslaving bij westerse jongvolwassenen beschouwd kan worden als een vorm van verslaving.

Inleiding

Een liefdesverslaving is een vorm van verslaving waarbij een persoon gedragspatronen vertoont van ongecontroleerde fixatie op een romantische partner, met negatieve gevolgen voor het eigen leven (Eglacy et al., 2009). Dit kan zich uiten in het goedpraten van fysiek en emotioneel misbruik, het isoleren van vrienden en familie, gevoelens van waardeloosheid en onzekerheid, en het gebruiken van de relatie om een gevoel van identiteit te verkrijgen (Relationship addiction, 2024).

Deze gedragingen kunnen vervolgens leiden tot problemen zoals anhedonie, euforie in aanwezigheid van een romantische partner en slaapstoornissen (Reynaud et al., 2010). Zo was van alle vrouwen die werden vermoord in Nederland tussen 2017 en 2021 56 procent vermoord door (ex-)partners (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2023). Bovendien komen deze symptomen vaak voor: in de Verenigde Staten lijdt naar schatting 3 procent van de bevolking aan een liefdesverslaving (Sussman et al., 2010). Onder jongeren is dit percentage nog hoger, namelijk naar schatting 25,9 procent (Sussman et al., 2010). Deze jongeren ervaren naast een liefdesverslaving ook vaker angst- en depressieklachten (Giacobbe et al., 2024). Daarnaast blijkt uit verschillende studies dat mensen die zijn afgewezen door een romantisch persoon, een verandering in breinactiviteit vertonen die vergelijkbaar is met die van personen die verlangen naar cocaïne (Fisher et al., 2010).

Toch is er momenteel weinig bekend over deze verslaving. Liefdesverslaving valt onder de categorie gedragsverslavingen (Sanches & John, 2018). Bij dit type verslaving is er geen

sprake van afhankelijkheid van een substantie, maar van een verslaving aan de gevoelens die ontstaan door specifiek gedrag (Alavi et al., 2012). Tot nu toe is de enige gedragsverslaving die in de DSM-5 is opgenomen, gokverslaving (American Psychiatric Association, 2013). Dit heeft een aantal redenen. Ten eerste is het moeilijk om liefdesverslaving te diagnosticeren, en bestaat er de zorg dat het opstellen van diagnostische criteria kan leiden tot het medicaliseren van normaal gedrag (Brady et al., 2021). Bovendien kan compulsief gedrag zich op zoveel verschillende manieren manifesteren, dat de DSM-5 dit niet volledig kan omvatten (Brady et al., 2021). Ten slotte wordt dit gedrag vaak gezien als een symptoom van andere psychische stoornissen, in plaats van een op zichzelf staand ziektebeeld (Brady et al., 2021). Toch zijn steeds meer zorgprofessionals van mening dat dit fenomeen wel verslavend is (Sanches & John, 2018).

Door het beperkte aantal studies naar dit onderwerp is er weinig bekend over de oorzaken en gevolgen van liefdesverslaving. Dit maakt het diagnosticeren en behandelen ervan ingewikkeld. Daarnaast is er door het gebrek aan consensus onder zorgverleners weinig kennis over mogelijke behandelingsopties. Het doel van dit literatuuronderzoek is om te onderzoeken in hoeverre liefdesverslaving onder jongvolwassenen met een westerse achtergrond kan worden gezien als een vorm van verslaving. Hierbij wordt de relatie van liefde tot verslaving gedefinieerd als alle chemische processen en gedragingen van het begin tot het einde van een romantische relatie die parallel staan aan de processen en gedragingen in verslaving (Earp et al., 2017). Tevens worden jongvolwassenen gedefinieerd als mensen uit generatie Y (millennials) en Z, en met westers worden mensen woonachtig in West-Europa en Noord-Amerika bedoeld.

Om de vraagstelling verder uit te werken, wordt eerst gekeken naar de fysiologische factoren die een rol spelen bij de ontwikkeling van een liefdesverslaving. Dit onderzoek richt zich op de neurobiologische processen en veranderingen in de hersenactiviteit die mogelijk bijdragen aan de ontwikkeling van een verslaving aan verliefdheid. Hiervoor wordt bijvoorbeeld gekeken naar vergelijkbare hersenactiviteit die ook wordt waargenomen bij mensen met verslavingen aan middelen zoals cocaïne (Fisher et al., 2010).

Vervolgens wordt onderzocht welke externe sociale en culturele factoren verantwoordelijk kunnen zijn voor de ontwikkeling van een liefdesverslaving. Dit omvat de invloed van maatschappelijke verwachtingen rondom romantische relaties, culturele opvattingen over liefde, en de groeiende rol van sociale media, die vaak onrealistische idealen van liefde en relaties verspreiden. Deze externe factoren kunnen bijdragen aan de intensiteit en obsessieve aard van verliefdheid bij jongvolwassenen. Daarnaast wordt gekeken naar hoe liefdesverslavingen zich verhouden tot reguliere liefdeservaringen. Hierbij wordt geanalyseerd in welke mate de intensiteit, duur en de impact op het dagelijks functioneren verschillen tussen gezonde verliefdheid en een liefdesverslaving.

Dit deel van het onderzoek is essentieel om een duidelijk onderscheid te maken tussen normale romantische gevoelens en pathologische fixatie. Tot slot worden de ethische overwegingen besproken in relatie tot de vraag of liefdesverslavingen moeten worden behandeld. Hierbij wordt stilgestaan bij de mogelijke risico’s van medicalisering van normaal gedrag en of het zinvol is om liefdesverslaving te beschouwen als een op zichzelf staande aandoening. Ook worden de maatschappelijke en morele implicaties van behandeling of non-interventie afgewogen.

Fysiologische factoren

Tot op heden zijn er nog geen klinische studies gepubliceerd die specifiek de pathofysiologie van liefdesverslavingen onderzoeken (Savulescu & Sandberg, 2008). De beschikbare onderzoeken richten zich voornamelijk op de neurobiologische processen die zowel positieve als negatieve liefdeservaringen beïnvloeden (Savulescu & Sandberg, 2008). Uit deze studies blijkt dat romantische liefde verschillende hersengebieden activeert en bepaalde neurotransmitters stimuleert, zoals weergegeven in figuur 1. Deze hersengebieden zijn vervolgens verantwoordelijk voor enerzijds gevoelens van vertrouwen, plezier en voldoening, en anderzijds de processen die geassocieerd zijn met verslaving (Earp et al., 2017).

Figuur 1: Alle neurotransmitters, hormonen en hersengebieden die betrokken zijn bij (hevige) verliefdheid

Hersengebied/neurotransmitterSoort liefdes-ervaringVerantwoordelijk voorVerandering
Oxytocine/vasopressinePositiefModuleren van sociale interacties.Verhoogde concentratie
Dopaminerg geinnerveerde hersengebieden (middenhersenen, VTA, etc.)PositiefModuleren van motivatie en beloningVerhoogde activiteit
Hersengebieden gerelateerd aan negatief affect (prefrontale cortex, amygdala, etc.)PositiefModuleren negatieve emoties, sociaal oordeel en analyse van emoties van andere individuenVerminderde activiteit
FeromonenPositiefOpwekken van gedragsresponsenOnbekend
TestosteronPositiefOpwekken van seksuele lustOnbekend
CRH-receptorenPositiefVormen van sociale hechtingOnbekend
Drugs (stimulantia, entactogenen, etc.)PositiefVerhogen van sociale vaardighedenVerschilt per drug
Hersengebieden gerelateerd aan emotieregulatie (VTA, gyrus cinguli, etc.)NegatiefReguleren van emotiesVerhoogde activiteit

Positieve liefdeservaringen worden geassocieerd met de activatie van verschillende systemen, zoals het oxytocine- en vasopressinesysteem, dat sociale interacties moduleert (Savulescu & Sandberg, 2008). Oxytocine, bekend als een pro-sociaal hormoon, wordt bijvoorbeeld vrijgegeven tijdens lichaamscontact en speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van intiem en sociaal contact met een partner (Savulescu & Sandberg, 2008; Cho et al., 1999). Een studie van Cho et al. (1999) toonde aan dat prairiewoelmuizen, na toediening van oxytocine en vasopressine, een hogere mate van sociale interactie vertoonden met hun partner. Aangezien prairiewoelmuizen een vergelijkbare hersenfysiologie hebben als mensen, kan worden aangenomen dat dit effect ook bij mensen optreedt. Dit systeem kan daarnaast invloed hebben op het ontstaan van tolerantie en afhankelijkheid, zoals blijkt uit onderzoek naar morfineverslaving bij muizen, waarbij verhoogde oxytocineconcentraties de analgetische effecten van morfine verlengden (Kovács et al., 1998).

Ook hersengebieden die dopamine bevatten, zoals de middenhersenen, vertonen een verhoogde activiteit bij verliefde personen (Savulescu & Sandberg, 2008; Cho et al., 1999). Verslaafde individuen hebben tijdens het gebruik van middelen verhoogde concentraties dopamine, terwijl na het gebruik van drugs er een verlaagde concentratie van de neurotransmitter waarneembaar is (Volkow et al., 2004). Deze gebieden maken deel uit van het beloningssysteem, dat zorgt voor gevoelens van euforie tijdens het gebruik van middelen of bepaald gedrag (Zhang et al., 2016). Dit staat ook wel bekend als de ‘drug-reinforcement theory’. Vergelijkbare hersenactiviteit wordt ook gezien bij personen met gedrags- of middelenverslavingen, zoals blijkt uit de laatste 40 jaar aan onderzoek (Zhang et al., 2016). Bovendien verbetert dopamine de formatie van nieuwe synapsen, waardoor er structurele veranderingen in het brein ontstaan (Lewis, 2017).

Positieve liefdeservaringen kunnen daarnaast leiden tot een verminderde activatie van hersengebieden die betrokken zijn bij negatief affect, sociaal oordeel en de analyse van emoties van anderen (Zhang et al., 2016). Personen in de eerste fase van verliefdheid ervaren doorgaans minder negatieve emoties dan mensen zonder partner (Song et al., 2016). Dit verminderde negatieve affect kan ertoe leiden dat deze personen vatbaarder worden voor het ontwikkelen van (liefdes)verslavingen.

Tot slot zijn er nog verschillende neurotransmitters en hersengebieden betrokken bij gevoelens van verliefdheid, maar hun precieze rol is nog onduidelijk (Song et al., 2016). Voorbeelden hiervan zijn feromonen bij gedragsresponsen, testosteron bij seksuele lust, CRH-receptoren bij sociale hechting, en bepaalde drugs bij het verbeteren van sociale vaardigheden (Song et al., 2016).

Naast positieve liefdeservaringen kunnen ook negatieve liefdeservaringen bijdragen aan de ontwikkeling van liefdesverslavingen. Hersengebieden zoals het bilaterale ventrale tegmentale gebied, het ventrale striatum, de mediale en laterale orbitofrontale- en prefrontale cortex, en de gyrus cinguli vertonen verhoogde activiteit bij afwijzing door een romantische partner (Fisher et al., 2010). In een studie van Fisher et al. (2010) kregen deelnemers foto’s te zien van personen die hen romantisch hadden afgewezen, waarna hun hersenen werden gescand met een fMRI (Fisher et al., 2010). Deze scans toonden verhoogde activiteit in de bovengenoemde hersengebieden, wat werd gekoppeld aan gevoelens van verlies, verlangen en emotionele regulatie (Fisher et al., 2010).

Negatieve liefdeservaringen kunnen zelfs leiden tot klinische depressie, en in extreme gevallen tot zelfmoord of moord (Fisher et al., 2010; Orsolini et al., 2022). Hoewel de exacte oorzaak van deze depressies onduidelijk is, suggereert de meest gangbare theorie dat een wisselwerking tussen genetische aanleg en externe omgevingsfactoren een rol speelt (Alshaya, 2022). Het is mogelijk dat het genetisch profiel van een individu deels bepaalt hoe intens romantische gevoelens worden ervaren en hoe men omgaat met liefdesgerelateerde emoties.

Er bestaat veel discussie onder onderzoekers of fysiologische veranderingen in het brein genoeg zijn om een persoon verslaafd te noemen. Velen stellen dat liefdesverslavingen vooralsnog niet échte verslavingen zijn, ondanks de parallellen met de fysiologische processen in het brein. Een veelvoorkomend argument is dat vrijwel iedereen ernaar streeft minstens één keer verliefd te zijn in diens leven, terwijl niemand ernaar verlangt om verslaafd te raken aan bijvoorbeeld cocaïne (Earp et al., 2017).

Sociale en culturele factoren

Naast fysiologische factoren en aanleg spelen sociale en omgevingsfactoren een grote rol bij de ontwikkeling van verslavingsgevoeligheid. Met name ervaringen in de kindertijd zijn van invloed op het vormen van sociale relaties (Sussman, 2010). Wanneer een kind genetisch vatbaar is voor psychologische aandoeningen, is vaak een externe prikkel nodig om deze genetische predispositie tot expressie te laten komen (Sachs-Ericsson et al., 2015). Een veelvoorkomende prikkel is jeugdtrauma (Sachs-Ericsson et al., 2015). Dergelijke ervaringen kunnen leiden tot een afwijkende hersenontwikkeling, waardoor iemand gevoeliger wordt voor stressoren. Er is ook een correlatie gevonden tussen mensen die last hebben van liefdesverslavingen en emotionele disregulatie (Cavalli et al., 2024). Personen met jeugdtrauma’s hebben vaak last van psychosociale problemen, zoals cognitieve vertekeningen, een verminderd probleemoplossend vermogen en interpersoonlijke moeilijkheden, wat leidt tot zwakke sociale netwerken (Sachs-Ericsson et al., 2015). Trauma kan bovendien zelf als stressor fungeren in dit proces (Sachs-Ericsson et al., 2015).

Uit onderzoek blijkt ook dat mensen die in hun jeugd geen stabiele relaties hadden met ouders of leeftijdsgenoten, later in het leven meer moeite hebben met het aangaan en onderhouden van stabiele relaties (Sussman, 2010). Deze personen ontwikkelen vaak een ‘angstige hechtingsstijl’, kampen met een laag zelfbeeld en hebben een verhoogd onzekerheidsprofiel (Gori et al., 2023; Guan et al., 2024). Deze eigenschappen maken het extra moeilijk om gezonde relaties te onderhouden (Gori et al., 2023). Gabor Maté (2010) stelt ook dat vroege emotionele disregulaties mensen op de lange termijn kunnen sturen naar een intens verlangen naar de verlichting van drugs.

Daarnaast is er een sterke correlatie gevonden tussen volwassenen die jeugdtrauma’s hebben ervaren en volwassenen die verslaafd raken. Mensen met jeugdtrauma’s hebben een grotere kans om verslavingen te ontwikkelen (Dube et al., 2003). Een specifiek type trauma dat vaak voorkomt bij personen met een liefdesverslaving, is het verlies van een romantische partner (Timmreck, 1990). Liefde onderscheidt zich van seksuele responsen doordat het wordt gekenmerkt door gevoelens van vreugde, veiligheid en kalmte (Timmreck, 1990). Na het verlies van een romantisch figuur ervaart men echter vaak gevoelens van afwijzing, een laag zelfbeeld en wantrouwen (Timmreck, 1990). Om een dergelijke traumatische ervaring te kunnen verwerken, is emotionele stabiliteit van cruciaal belang. Niet iedereen beschikt echter over de vaardigheden om dergelijke emoties adequaat te reguleren, wat kan leiden tot een neerwaartse spiraal van dysfunctioneel gedrag en isolatie (Timmreck, 1990).

Een andere belangrijke omgevingsfactor die in de westerse wereld een grote rol speelt, is het gebruik van (sociale) media (Fox, 2024). Sociale media vormen een mogelijke trigger voor liefdesverslaving, met name door de manier waarop liefde hierin wordt afgebeeld (Fox, 2024). Liefde wordt vaak geassocieerd met kenmerken die lijken op verslavingsgedrag, zoals emotionele craving naar een geliefde, het ervaren van een emotionele high in het bijzijn van de geliefde, obsessieve gedachten en extreme afhankelijkheid van de romantische partner (Fox, 2024). Daarnaast wordt verliefdheid in veel populaire muziek vaak vergeleken met verslaving (Burkett & Young, 2012).

Vooral jongeren maken intensief gebruik van sociale media (Fox, 2024). In 2015 had 90 procent van de bevolking van de Verenigde Staten tussen de 18 en 29 jaar sociale media gebruikt, en naar schatting zullen in 2027 65,8 miljoen Amerikanen tussen de 15 en 30 jaar sociale media gebruiken (Flores-Marquez, 2023). Dit aantal is aanzienlijk hoger dan bij oudere generaties, waarbij het aantal gebruikers tussen de 34,4 en 50,1 miljoen ligt (Fox, 2024). Aangezien jongvolwassenen het meest vatbaar lijken te zijn voor liefdesverslavingen, zou chronisch gebruik van sociale media een risicofactor kunnen zijn voor de ontwikkeling van deze verslaving. Onderzoek toont aan dat hoe jonger mensen beginnen met het gebruik van sociale media, hoe vaker depressieve symptomen en angstklachten voorkomen (Coyne et al., 2019). Bovendien lijkt de frequentie van sociale media gebruik samen te hangen met de ernst van depressieve episodes (Naslund et al., 2020).

Jongeren die zich eenzaam voelen maken vaker gebruik van sociale media op zoek naar sociaal contact met als onderliggende motivatie het zoeken van een manier van omgang met emotionele stress en isolatie (Monacis et al., 2021). Sociale media maken het makkelijker om in contact te komen met romantische partners en ex-partners (“Social Media And The Changed Face Of Love”, 2014). Jongeren gebruiken sociale media vaak om persoonlijke informatie over hun relaties te delen, om contact te onderhouden met (ex-)partners en om deze platformen te gebruiken voor romantische communicatie (Nadeem & Nadeem, 2024). Dit vergemakkelijkt mogelijk de ontwikkeling van liefdesverslaving (Amichai-Hamburge & Ben-Artzi, 2003).

Liefdesverslaving of liefdeservaring?

Doordat er nog weinig studies zijn gepubliceerd over liefdesverslavingen is het lastig om een definitie met diagnostische criteria op te stellen voor dit fenomeen (Maglia et al., 2023). Daarom gebruiken de meeste studies de term ‘verliefdheid’. Echter, ook de begrippen ‘verliefdheid’ en ‘liefde’ kennen verschillende en uiteenlopende definities. In een studie van Fisher et al. (2016) werd onderzocht in hoeverre romantische liefde gelijkenissen vertoont met middelenverslaving. Uit deze studie bleek dat individuen in de eerste fase van een gezonde romantische relatie regelmatig symptomen vertonen die overeenkomen met die van een liefdesverslaving (Fisher et al., 2016).

Zowel mannen als vrouwen richten zich in deze fase intensief op hun partner (de ‘drug’), ervaren een sterk verlangen naar elkaar (‘craving’), en willen hun partner zo vaak mogelijk zien (tolerantie) (Fisher et al., 2016). Dit zijn allemaal symptomen die passen bij een liefdesverslaving, wat suggereert dat mensen die romantische liefde ervaren mogelijk door een (tijdelijke) liefdesverslaving gaan. Bovendien stellen verschillende onderzoekers, waaronder Burkett en Young, dat sociale gehechtheid die zich vanaf het begin van een romantische relatie tot het einde ontwikkelt, zelf al een vorm is van verslaving (Burkett & Young, 2012). Deze hypothese betoogt dat er sprake is van een verslaving aan een liefdespartner als er signalen zijn die wijzen op vormen van sociale beloning (Burkett & Young, 2012).

Figuur 2: DSM-5-criteria voor het diagnosticeren van gokverslavingen

Moet gokken met steeds grotere hoeveelheden geld om de gewenste opwinding te bereiken.
Is rusteloos of prikkelbaar wanneer hij of zij probeert minder te gokken of te stoppen met gokken.
Heeft herhaaldelijk onsuccesvolle pogingen gedaan om het gokken onder controle te krijgen, te verminderen of te stoppen.
Is vaak gepreoccupeerd met gokken (bijv. heeft aanhoudende gedachten over het herbeleven van eerdere gokervaringen, het voorbereiden of plannen van de volgende gokactie, het bedenken van manieren om geld te krijgen om mee te gokken).
Gokt vaak wanneer hij of zij zich gestrest voelt (bijv. hulpeloos, schuldig, angstig, depressief).
Na verlies van geld door gokken, keert hij of zij vaak een andere dag terug om quitte te spelen (“het verlies najagen”).
Liegt om de omvang van zijn of haar betrokkenheid bij gokken te verbergen.
Heeft een belangrijke relatie, baan of opleidings- of carrièremogelijkheid in gevaar gebracht of verloren door gokken.
Vertrouwt op anderen om geld te verschaffen om wanhopige financiële situaties veroorzaakt door gokken te verlichten.

In de DSM-5-criteria voor het diagnosticeren van gokverslavingen (Fig 2) worden voornamelijk verslavingen aan middelen beschreven (Thomasius et al., 2014). De veelgebruikte term ‘substance use disorder’ omvat verschillende stoornissen die variëren van mild tot ernstig, waarbij altijd sprake is van chronische terugvallen en een compulsief patroon van middelengebruik (Thomasius et al., 2014). Omdat gokverslaving de enige gedragsverslaving is die in de DSM-5 is opgenomen, worden de diagnosecriteria voor gokverslaving vaak geëxtrapoleerd naar liefdesverslavingen. In figuur 3 worden de diagnosecriteria voor gokverslaving weergegeven (Thomasius et al., 2014). Er zijn 9 symptomen, waarvan er minstens 4 aanwezig moeten zijn om in aanmerking te komen voor de diagnose gokverslaving (Thomasius et al., 2014). Deze symptomen omvatten onder andere chronische terugval, verslechtering in dagelijkse levensgebieden zoals werk, school en sociale contacten, evenals tolerantie en ontwenningsverschijnselen (Thomasius et al., 2014).

Daarnaast zijn er studies uitgevoerd waarin onderzocht is in hoeverre verliefde personen symptomen vertonen die overeenkomen met deze criteria. Hieruit blijkt dat er significante parallellen zijn (Burkett & Young, 2012). Verliefde mensen kunnen bijvoorbeeld tolerantie ontwikkelen voor hun geliefde, waardoor ze elkaar steeds vaker willen zien. Door deze symptomen kunnen sociale contacten verwaarloosd worden, en kan de prestatie op school of werk afnemen (Burkett & Young, 2012). Op basis van deze bevindingen is er een theorie die stelt dat wanneer verliefdheid leidt tot dergelijke symptomen, er sprake kan zijn van een verslaving.

Er kan echter ook vanuit een ander perspectief naar liefdesverslaving worden gekeken: is een liefdesverslaving simpelweg een extreme vorm van verliefdheid, in plaats van een op zichzelf staande aandoening (De Rougemont, 1983)? Deze vraag is lastig te beantwoorden, omdat ieder individu liefde op een unieke manier ervaart en uit (De Rougemont, 1983). Dit heeft deels te maken met de unieke neurobiologie van ieder mens, maar ook met de cultuur waarin iemand is opgegroeid (De Rougemont, 1983). In westerse culturen worden gevoelens van verliefdheid bijvoorbeeld over het algemeen sterker ervaren dan in andere culturen (De Rougemont, 1983). Eén van de manieren waarop dit tot uiting komt, is dat in westerse culturen gevoelens van verliefdheid vaak intenser worden beleefd en gepresenteerd (De Rougemont, 1983). Dit komt onder andere doordat het kiezen van een partner in het Westen vaak gebeurt op basis van persoonlijke voorkeur, terwijl in andere delen van de wereld sociale verplichtingen een grotere rol spelen bij partnerkeuze (De Rougemont, 1983). Hoewel deze observatie niet in alle culturen opgaat, suggereert het wel dat liefdesverslavingen in de westerse wereld sneller kunnen voorkomen (De Rougemont, 1983).

Ethische overwegingen

De termen ‘liefdesverslaving’, ‘liefde’ en ‘verslaving’ zijn niet eenduidig gedefinieerd. Deze onduidelijkheid is van belang, omdat de manier waarop we verslaving definiëren, maatschappelijke gevolgen heeft. Psycholoog Thomas S. Szasz stelt bijvoorbeeld dat verslaving geen medisch, maar een moreel probleem is (Szasz, 1971). Hij vergelijkt het gebruik van middelen met seks voor het huwelijk (Szasz, 1971). Fysiologisch gezien is er geen verschil tussen seksuele handelingen voor of na het huwelijk, net zoals er geen wezenlijk verschil is tussen illegale drugs en voorgeschreven medicijnen (Szasz, 1971). Toch worden deze handelingen door de maatschappij verschillend beoordeeld: de een wordt negatief gewaardeerd, terwijl de ander neutraal wordt benaderd. (Szasz, 1971)

Hoewel het artikel zich richt op middelenverslaving, kan een vergelijkbare redenering worden toegepast op liefdesverslaving. Iemand die een ex-partner stalkt uit liefdesverdriet en iemand die een ander stalkt door een liefdesverslaving vertonen mogelijk een vergelijkbare hersenactiviteit, maar de maatschappelijke perceptie van hun gedrag verschilt sterk. Dit laat zien dat het bestaan van neurobiologische en sociale factoren die de kans op liefdesverslaving verhogen, niet automatisch betekent dat dit gedrag als een verslaving moet worden gekwalificeerd.

Figuur 3: Definitie van gezondheid van het WHO

‘Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of gebrek.’

Tevens bestaat de kans dat het erkennen van liefdesverslavingen zal leiden tot medicalisering. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 80 procent van de Nederlanders gezondheid als de belangrijkste factor beschouwt die bepaalt of het leven als goed of slecht wordt ervaren (van der Horst, 2018). Dit impliceert dat de meeste mensen een goed leven associëren met de afwezigheid van ziekte. Toch voelen veel mensen zich gezond, zelfs wanneer ze een of meerdere chronische aandoeningen hebben (van der Horst, 2018).

Medicalisering kan echter onzekerheid veroorzaken, zowel onder patiënten als zorgverleners. De focus komt dan meer te liggen op de vraag of iemand wel of niet gezond is, in plaats van op de symptomen die daadwerkelijk aanwezig zijn (van der Horst, 2018). Bovendien hanteert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een definitie van gezondheid die zowel biologische, sociale als psychologische aspecten omvat. Dit betekent dat volgens deze brede definitie de meeste mensen feitelijk niet gezond zijn (van der Horst, 2018). In figuur 3 wordt deze definitie weergegeven, waarbij wordt gesteld dat gezondheid volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden inhoudt. Dit stelt een onrealistisch ideaal dat voor de meeste mensen moeilijk te bereiken is (van der Horst, 2018).

Conclusie en discussie

In deze studie is onderzocht in hoeverre liefdesverslaving kan worden beschouwd als een erkende verslaving. De resultaten wijzen erop dat er sterke aanwijzingen zijn dat de symptomen van liefdesverslaving overeenkomen met die van andere verslavingen. Mensen die intense gevoelens van verliefdheid ervaren, vertonen namelijk andere neurobiologische processen in het brein in vergelijking met mensen die deze gevoelens niet hebben. Daarnaast kunnen sociale factoren zoals jeugdtrauma, chronisch gebruik van sociale media en het verlies van geliefden een katalyserend effect hebben op de ontwikkeling van een liefdesverslaving. Echter is er geen duidelijk onderscheid te maken tussen verliefdheid en liefdesverslaving, wat suggereert dat een liefdesverslaving mogelijk een extreme vorm van verliefdheid is. Bovendien zijn er ethische bezwaren rondom het categoriseren van dergelijke symptomen als verslaving.

In deze studie zijn enkele opmerkelijke bevindingen gedaan. Ten eerste bestaan er grote verschillen in perspectief tussen de bestudeerde onderzoeken. De literatuur die gericht was op de fysiologische en sociale factoren concludeerde overwegend dat intense verliefdheid dergelijke effecten op ons brein heeft, dat het zou moeten worden gecategoriseerd als een verslaving. Aan de andere kant stellen studies over verliefdheid en medicalisering dat dit niet wenselijk is. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de ene groep studies meetbare processen en factoren onderzocht, terwijl de andere groep zich richtte op theoretische discussies.

Daarnaast werden er in de onderzoeken naar de neurobiologie van verliefdheid verschillende hersengebieden geïdentificeerd. Hoewel de methoden en onderzoeksvragen vergelijkbaar waren, varieerden de resultaten aanzienlijk. Dit zou kunnen wijzen op een gebrek aan betrouwbare meetinstrumenten om de fysiologische processen in het brein te bestuderen.

Ook maakten de meeste studies geen onderscheid in leeftijd of generatie bij personen die verliefd waren of mogelijk een liefdesverslaving hadden. Dit kan erop wijzen dat er tot nu toe weinig aandacht is besteed aan de invloed van leeftijd op verliefdheid en liefdesverslaving. Het is mogelijk dat de fysiologische processen en sociale factoren voor alle leeftijden gelijk zijn, maar dat de frequentie van blootstelling aan sociale factoren leidt tot een hogere prevalentie van liefdesverslavingen onder jongeren.

Om de resultaten van deze studie zo betrouwbaar en valide mogelijk te maken, is rekening gehouden met verschillende factoren. Er is gebruik gemaakt van een breed scala aan bronnen, waaronder boeken, klinische studies, nieuwsartikelen en reviews. Zowel oude als relatief nieuwe publicaties zijn geraadpleegd om de bevindingen te versterken.

Verder is er in dit artikel aandacht besteed aan de belangrijkste aspecten die bij verslaving horen: de ‘drug’ (verliefdheid), de ‘set’ (fysiologische en psychologische factoren) en de ‘setting’ (sociale en culturele factoren). Deze elementen worden vaak besproken in discussies over (middelen)verslavingen, en zowel de biologische als sociale en psychologische factoren blijken elkaar te beïnvloeden. Daarom is in deze studie gekozen om alle drie de aspecten mee te nemen voor een genuanceerd en volledig antwoord op de onderzoeksvraag.

Toch kende dit onderzoek ook enkele beperkingen. Ten eerste waren de resultaten soms tegenstrijdig. Hoewel een mogelijke verklaring hiervoor het verschil in perspectief tussen de onderzoeken kan zijn, maakte dit het moeilijk om de gegevens te vergelijken, vooral tussen de deelvragen. Dit heeft het beantwoorden van de hoofdvraag bemoeilijkt en roept de vraag op of de studies zelf betrouwbaar zijn. Om de data zo betrouwbaar mogelijk te maken, zijn zoveel mogelijk studies geïncludeerd, maar volledige garantie op betrouwbaarheid blijft lastig.

Een andere reden voor de uiteenlopende resultaten is het beperkte aantal beschikbare artikelen. Door het beperkte aantal studies moesten sommige resultaten worden geëxtrapoleerd, vooral bij het beantwoorden van de eerste deelvraag over de fysiologische reacties. Er waren weinig studies specifiek gericht op de neurobiologie van liefdesverslaving, waardoor studies over zowel positieve als negatieve liefdeservaringen werden vergeleken met de fysiologie van (middelen)verslavingen.

Tot slot was er onduidelijkheid over de definities van de termen ‘liefde’, ‘verliefdheid’, ‘liefdesverslaving’ en ‘verslaving’. Dit heeft mogelijk bijgedragen aan de variatie in de resultaten. Omdat liefdesverslaving nog niet officieel erkend is, ontbreken criteria om te bepalen welk gedrag binnen deze categorie valt. Veel studies gaven geen expliciete definitie van liefdesverslaving, wat kan hebben geleid tot verschillende interpretaties. Dit geldt ook voor de andere termen, die vanuit diverse perspectieven worden benaderd. Door een gebrek aan consensus over de definities zijn discussies over liefde en verliefdheid vaak ingewikkeld.

Aanbevelingen

Aangezien liefdesverslavingen momenteel niet erkend zijn en er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is om dit te doen, rijst de vraag hoe we individuen die symptomen ervaren die hiermee samenhangen het beste kunnen ondersteunen. Omdat elk individu een andere definitie en een eigen perspectief heeft op liefde, is het essentieel om hem/haar/het zo goed mogelijk te begrijpen. Zorgverleners moeten daarom nagaan wat de begrippen ‘liefde’, ‘liefdesverslaving’ en ‘verslaving’ voor zorgvragers betekenen, zodat zij beter kunnen inspelen op de verwachtingen en behoeften van hun cliënten.

Daarnaast is het belangrijk dat zorgverleners de klachten van patiënten serieus nemen, zelfs als er geen consensus bestaat over het bestaan van liefdesverslaving. De symptomen zijn echt, en er zijn aanwijzingen dat de hersenfysiologie van deze personen afwijkt van die van gezonde individuen. Het is daarom cruciaal dat de focus ligt op de klachten van cliënten, ongeacht het perspectief van de zorgverlener.

Tot slot zijn er nog geen specifieke behandelingen ontwikkeld die zich richten op de neurobiologie van liefdesverslavingen. Wel is er bewijs dat bepaalde sociale factoren, zoals stressoren, een rol spelen bij het ontstaan van deze verslavingen. Het is daarom aan te raden om bij de behandeling te beginnen met het verminderen van risicovolle stressfactoren, om zo de kans op herstel te vergroten.