Lees verder
Soms worden mensen in tv-programma’s geholpen bij het opruimen van hun volgestouwde huizen.
Dr. Marcel V.J. Veenman

Hoarding of verzamelwoede is echter een verschijnsel van alle tijden. Veertig jaar geleden verdiende ik wat bij met het opnemen van gas- en watermeterstanden in de kerstvakantie. Als beginnend psychologiestudent gaf dat een leerzaam kijkje in de keuken.

Eén huisbezoek is mij bijgebleven. Het vroor dat het kraakte. Ik belde tevergeefs aan bij de voordeur, dus probeerde ik de achterdeur. In de schaarsverlichte achterkamer stond een houtgestookte potkachel te gloeien waaraan een oude man zich warmde, pet op, geruite sloffen aan en plaid op de knieën. Tijdens mijn bezoek kwam er uitsluitend een litanie aan vloeken over zijn lippen. Er was ook een vrouw aanwezig – niet bepaald een toonbeeld van properheid – ik vertelde haar wat ik kwam doen. Tja, de gasmeter bevond zich in de voorkamer…

Toen zij de tussendeur naar de voorkamer openschoof, kwam ons een ijzige kou tegemoet, hetgeen een hernieuwde litanie bij de man uitlokte. De voorkamer stond tot borsthoogte volgestapeld met versleten meubels, oude apparaten, halve fietsen en dozen met god-weet-wat. De vrouw vertelde dat zij elke dag met een handkar naar de andere kant van het dorp liep om verse melk bij de boer te kopen. Alle afgedankte huisraad die zij onderweg tegenkwam werd op de handkar geladen: ‘zonde om weg te gooien.’ Oud hout verdween in de potkachel. Boven kwam ze nooit omdat het daar inmiddels afgeladen was.

Aangezien de gasmeter zich aan de voorzijde bevond, moest ik over die berg van spullen heen klimmen. De gasmeter was aangesloten, maar had een maagdelijke stand van 00000. Na mijn alpinistische capriolen bleek de watermeter onder een luik bij de achterdeur eveneens in ongerepte staat te verkeren. Water haalde zij uit de regenton buiten, aldus de vrouw. Ik keek naar haar handen en geloofde haar direct. Ik liet deze mensen achter met hun kostbare bezittingen (‘niet verder vertellen want je moet een inbreker niet op verkeerde ideeën brengen’) en terwijl ik de vrieskou inging vroeg ik mij verwonderd af hoe mensen zo in armoede konden leven.

Thuisgekomen deelde ik mijn ervaring van die dag. Mijn vader, aannemer van beroep, kende de vrouw. Zij bezat een heel blok huurhuizen en als er iets moest worden gerepareerd dan kwam zij de kosten daarvan contant betalen op kantoor. “Rechtstreeks uit een ouwe sok.”

De DSM-5 criteria voor een hoardingstoornis waren deze mensen op het lijf geschreven. Hoewel over de oorzaak van verzamelwoede weinig bekend is, heb ik destijds geleerd dat hoarding niet noodzakelijkerwijs voortkomt uit financiële problemen. Sommige hoarders hebben zelfs een ton op de bank. Omgeven door al die schijnbaar waardeloze spullen, voelen zij zich echter veilig en geborgen. Hier tekent zich een dilemma af voor hulpverleners. Om veiligheid in huis qua hygiëne, brandgevaar en mobiliteit te garanderen, moeten hulpverleners treden in het gevoel van veiligheid dat hoarders aan hun verzameling spullen ontlenen. Dat vraagt om tact, geduld en respect voor de hoarder. Soms moet je dan eerst over een berg aan vooroordelen heen klimmen.