Fernanda Sampaio de Carvalho heeft een psychoanalytische praktijk en werkt op de afdeling Neonatologie op de ic van een ziekenhuis. Twee uitersten binnen de psychologenwereld? Hoe brengt zij ze bij elkaar?
We spreken elkaar in haar praktijk aan huis. Geen donkerrode Perzische tapijten op vloer en divan, maar alles in gebroken wit. Transparante gordijnen filteren het licht.
Halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw studeerde Fernanda Sampaio de Carvalho ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ze begonnen daar net met neuropsychologisch onderzoek ‘met badmutsen en elektrodes’. Het was voor Sampaio de Carvalho de kennismaking met psychologie, maar het was niet wat ze zich ervan had voorgesteld. Toen ze vakken kon kiezen, zocht ze vooral de docenten uit die zich met de wat zachtere onderwerpen bezighielden, zoals ‘beleving’ en ‘keuzes maken’. Na haar afstuderen bleef ze als onderzoeker aan de UvA werken op het terrein van keuzevaardigheden van adolescenten en boog ze zich over de vraag hoe jongeren hun vakkenpakket samenstellen. Ze wilde weten of ze daarbij vooral rekening houden met hun toekomstperspectief of dat ze zich meer laten leiden door wat hun vrienden doen. Ze was voor dat onderzoek veel op scholen in de Bijlmer, waar ze met migrantenjongeren te maken had, en vond het leuk om met hen te werken.
Daarom ging ze aan de slag bij een psychologenpraktijk. Ze deed er onderzoek voor de Raad voor Kinderbescherming, vooral naar vechtscheidingen en al dan niet vermeend seksueel misbruik. Vervolgens werd ze behandelaar bij de jeugdafdeling van een Riagg en van daaruit solliciteerde ze bij een Riagg in Hoorn.
Dat betekende een ommezwaai. ‘Ik sprak met de directeur, een analyticus. Hij stelde heel onverwachte vragen. Zo vroeg hij niet naar mijn motivatie, maar stelde persoonlijker vragen. Ik snapte niet zo goed waar hij heen wilde, het ontregelde me, maakte me onzeker. Maar het boeide me ook. Ik zal ongetwijfeld gedacht hebben: moet die oude man niet met pensioen?’
Ze werd aangenomen. Tot die tijd werkte ze vooral met protocollen en deed ze gedragstherapie. In Hoorn ging het anders. ‘De cliëntbesprekingen duurden lang en het ging niet alleen over gedrag, maar vooral over zaken als: wat roept het kind, de moeder of de vader bij je op? Het was een heel andere manier van kijken, meer op het contact gericht, en er werden essentiële thema’s aangesneden. Tegelijkertijd werd er ook adhd gediagnosticeerd en medicatie uitgeschreven.’
Mooi vertellen
Ze ging weg bij de UvA om fulltime in Hoorn te gaan werken. Ze ging de psychotherapieopleiding doen en koos uiteindelijk voor de psychoanalytische richting, omdat daar de boeiende docenten zaten. ‘Vaak wat oudere mannen die mooi konden vertellen. Het ging over de kinderwereld, over fantasieën.’ Daarbinnen werd ze weer aangetrokken door een van de docenten die niet helemaal in de psychoanalytische wereld paste. ‘Een vrouw van veertig, gebruikte gewonere taal en had het niet alleen over de binnenwereld van de kinderen, maar ook over zaken als groeps- en teamprocessen. Met haar kon ik me identificeren, zo wilde ik ook wel worden. Ik ben bij haar in supervisie gegaan.’
Na de psychotherapieopleiding volgde ze een psychoanalytische opleiding voor kinder en jeugd. En op een dag kreeg ze een vacature bij het Psychoanalytisch Instituut onder ogen. Men was op zoek naar een psychoanalyticus met een migratieachtergrond. Hoewel Sampaio de Carvalho daaraan voldeed – ze is Portugese –wilde ze om die reden niet ergens worden aangesteld. Verder zochten ze iemand voor de volwassenenafdeling, en ook dat wilde ze niet. Toch ging ze praten.
Alleen in Amsterdam
Fernanda Sampaio de Carvalho is geboren in Portugal. Portugal was in die tijd nog een dictatuur en toen Sampaio de Carvalho vijf was, vluchtten haar ouders naar Nederland. Na de Anjerrevolutie, een geweldloze militaire staatsgreep, werden er democratische hervormingen doorgevoerd. Haar ouders wilden terug naar Portugal, maar wachtten tot Fernanda en haar zus van de middelbare school afkwamen. Haar zus wilde in Portugal studeren, Fernanda wilde in Nederland naar de universiteit. Uiteindelijk vertrokken haar ouders, Fernanda bleef alleen achter in het ouderlijk huis. ‘Destijds vond ik dat prettig: een prachtig huis in Amsterdam, terwijl veel van mijn medestudenten op zoek waren naar een woning. Ik vond het ook fijn dat mijn ouders er niet waren. Maar het was natuurlijk een ramp.’
De sollicitatieprocedure bij het Psychoanalytisch Instituut heeft ongeveer een jaar geduurd. Gedurende die periode praatte Sampaio de Carvalho met allerlei mensen op het instituut. Het zat in een soort veranderingsfase, het mentaliseren kreeg in Nederland voet aan de grond. ‘Dat is, kort gezegd, een moderne versie van de psychoanalyse die rekening hield met de nieuwe wetenschappelijke inzichten. Uiteindelijk kreeg ik de baan.’
Het instituut is gevestigd in een mooie villa, er werd vergaderd aan een lange tafel. ‘Er waren duidelijk rangen en standen. De oude analytici hielden hele referaten. Er werd drie kwartier tot een uur per cliënt uitgetrokken, waarin pakken verslagen werden besproken, van gespreksverslagen en spelobservaties tot psychologisch onderzoeken.’
Sampaio de Carvalho is blij dat ze dat een aantal jaar heeft meegemaakt, maar toen begon er een nieuwe wind te waaien. ‘Verzekeraars zijn geen grote liefhebbers van psychoanalytici en psychotherapeuten. De druk op het psychoanalytisch instituut werd groter, je werd steeds meer ingeperkt in je handelen. De rom werd ingevoerd, we gingen met vragenlijsten werken. Dat stuitte de psychoanalytici tegen de borst, want het stoort in de behandelrelatie.’
Leven en dood
Ze zag een vacature bij het Sophia Kinderziekenhuis voor een gz-psycholoog voor de intensive care. Behalve analytica en psychotherapeut is Sampaio de Carvalho ook klinisch psycholoog. Verder was ze betrokken geraakt in het infant mental health-idee, dat gaat over de ontwikkeling, diagnostiek en behandeling van baby’s en peuters – van nul tot en met drie jaar – en hun ouders. ‘Ik dacht: ik stuur mijn cv op, je weet het nooit. Ik mocht op gesprek komen.’
Hoewel Sampaio de Carvalho een heel ander profiel had dan wat ze in het ziekenhuis zochten, was het afdelingshoofd op Sophia nieuwsgierig geworden. En alweer werd er een functie voor haar gecreëerd. ‘Ze zijn gaan schuiven en hebben een heel mooie vacature voor me gecreëerd. Ik moet een ouder/kindvisie opzetten voor de afdeling verloskunde en neonatologie.’
De sfeer op de IC is totaal anders dan op het Psychoanalytisch Instituut, vertelt Sampaio de Carvalho. ‘Het is een academisch ziekenhuis, er komen ernstige gevallen, het is er hectisch en het gaat over leven en dood. Er liggen moeders met zwangerschapsvergiftiging, wat acuut gevaar oplevert voor kind en moeder. Er liggen ook moeders bij wie de zwangerschap eerder misging, bij wie de placenta niet goed is of die een kind in de buik hebben waarbij een afwijking is geconstateerd. En op neonatologie liggen vooral te jong geboren kindjes. Die pasgeboren kinderen zijn kwetsbaar en vechten vaak gedurende langere tijd voor hun leven.’
Afgezien van de angsten en zorgen die groot zijn, is de ic op zichzelf ook al een traumatiserende omgeving, aldus Sampaio de Carvalho. ‘Het is er druk en er gaan alarmbellen af, er wordt op zaal geopereerd, er sterven kinderen. Vaak komen ouders psychisch gezond binnen en zie je ze binnen een paar maanden onderuitgaan. Vaak is de situatie zo onzeker dat ze niet verder durven kijken dan het volgende dagdeel. Als ik bij het afscheid zeg: tot volgende week, zie je ze denken: als het kind er dan nog maar is. En zo’n situatie kan maanden duren. Het ene moment gaat het goed, dan kan het opeens slecht gaan, omdat het kind een infectie krijgt. Het is een enorme marathon voor ouders.’
Zwaar werk
Sampaio de Carvalho behandelt ouders en kinderen, maar is er ook voor de verpleging en de artsen. Alle ouders zouden ondersteuning kunnen gebruiken, ze zijn allemaal op weg naar een getraumatiseerd ouderschap. Maar daar is geen tijd voor. De verpleging roept haar erbij als ze zich zorgen maken over de ouders. Zij zien de ouders iedere dag weer een stukje vermoeider en soms wanhopiger binnenkomen.
Daarnaast stuurt Sampaio de Carvalho het team aan dat bij neonatologie verantwoordelijk is voor de psychosociale zorg. Dat team bestaat uit een geestelijk verzorgster, een gz-psycholoog in opleiding, een pedagogisch medewerkster en een medisch maatschappelijk werkster. Werken op de ic is zwaar. Medewerkers moeten het kind proberen te redden, maar willen ook faciliteren dat de ouders erbij kunnen zijn, zodat er een gehechtheidsrelatie kan ontstaan. Ouders mogen 24 uur per dag op de afdeling aanwezig zijn, maar dat maakt het werken niet gemakkelijk. Ze zijn vaak overstuur, huilen, zijn boos. Anderen laten alles gelaten over zich heen komen.
Het tegenovergestelde komt ook voor: ouders die zich nauwelijks laten zien. Ook dat is ontregelend voor verpleging en artsen, vaak begrijpen ze het niet, legt Sampaio de Carvalho uit. ‘Hoe moet je omgaan met bezorgde ouders en tegelijkertijd toch nog goed je werk blijven doen? Ik probeer de medewerkers de kant van de ouders te verklaren: waarom doen ze wat ze doen?’
Ook is ze er om het personeel te steunen, als het slecht gaat met een kind of als het overlijdt. ‘Dat heeft ook impact op het personeel. Ze hebben een band met het kind en de ouders opgebouwd.’
Goed of fout
Het verschil met haar eerdere werk als psychoanalytica is immens. ‘Soms kijkt de verpleging me glazig aan. Ze zijn niet gewend om over dit soort onderwerpen te praten, het zal al snel als gewauwel klinken. Wat ik zeg moet ik heel concreet maken, dat is voor mij de uitdaging. Verder zal de tijd zijn werk doen. Ze moeten gewend raken aan wat ik zeg en wanneer ik iets zeg. Mijn eigen team moest ook aan me wennen, maar inmiddels dragen ze zelf dingen aan. Ze beginnen te snappen waarover ik het heb.’
Sampaio de Carvalho wil zorgen voor een attitudeverandering in het ziekenhuis. ‘Het gaat heel erg over goed of fout. En iets niet weten, wordt fout gevonden. Maar je kunt toch ook zeggen: ik weet het nog niet, we moeten het even afwachten? Mij als therapeut gaat het nooit om goed of fout. Als je als therapeut iets fout doet, betekent dat vaak dat de patiënt zich niet goed begrepen voelt. Dan hoop je dat de patiënt dat teruggeeft, zodat je erover kunt praten.’
Ze is bovendien betrokken bij onderzoek. Kinderen die bij neonatologie worden geboren, worden een tijd gevolgd. Voorheen was er een follow-up na zes maanden en na één, twee en vijf jaar. Straks wordt er ook na zeven, twaalf en vijftien jaar een follow-up gedaan. ‘Daarbij willen we ook de ouders volgen. Dat kan makkelijk, als de kinderen toch voor screenend onderzoek komen. De screening richt zich nu vooral op de cognitieve ontwikkeling van het kind, maar je zou ook iets over de relatie kunnen onderzoeken en hoe het psychisch met de ouders gaat.’
Klassieke opstelling
Naast haar werk op de ic heeft ze nog anderhalve dag praktijk aan huis. Daarin behandelt ze patiënten, maar ook veel supervisandi. Ze ziet voornamelijk adolescenten en volwassenen. En soms heeft ze analysandi. Op het moment is dat er maar één, een adolescent. Het gaat op de klassieke manier: vier keer per week, de analysant ligt op de divan, Sampaio de Carvalho schuift haar stoel erachter.
Het is een dure methode; de behandeling moet zorgvuldig geïndiceerd worden, maar is zeer nuttig voor ernstige problemen, stelt ze. Verder helpt het haar in haar werk in het ziekenhuis. ‘Als iemand boos op me is of me aanvalt, dat ik dan kan denken: wat gebeurt hier en wat betekent dit? Dat ik er even kan uitstappen, terwijl ik ook in het contact blijf. Dat doen psychotherapeuten inderdaad ook, maar het overdenken en me niet meteen persoonlijk aangevallen voelen en me gaan verdedigen, dat heb ik op de psychoanalytische opleiding geleerd.’
Dat de methode dreigt te verdwijnen, doet haar pijn. Want ze ziet dingen niet goed gaan. ‘Dat een cliënt binnen korte therapieën na elke sessie een evaluatievragenlijst moet invullen … Dat is zo’n inbreuk op het therapeutisch proces. Láát die cliënt! Hij mag toch ontevreden zijn over mij? Maar een verzekeraar denkt dan: bij die mevrouw gaat het niet goed. Maar dat is niet waar. Misschien ben je een heel goede therapeut, want er gebeurt tenminste wat!’
Als een patiënt tevreden is, wordt er misschien wel helemaal niets wezenlijks besproken, vervolgt ze. ‘Dat is zo’n interferentie op wat mensen eigenlijk nodig hebben. De patiënt moet boos kunnen zijn op zijn therapeut. En ontevreden. Het belangrijkste is dat de therapeut de ruimte geeft om het te bespreken. Want dat zijn de leermomenten, wat maakt iemand zo boos, wat beweegt de patiënt? Daar dan samen uitkomen, helpt patiënten vaak ook in de buitenwereld hun onvrede beter te begrijpen en soms constructiever te uiten.’
Het is precies die houding die ze ook in het ziekenhuis probeert binnen te brengen.