Lees verder
Henk Geertsema

In de loop van de middag krijgt Pieter het soms even te kwaad: hij knikkebolt en valt zelfs even in slaap. Heel menselijk toch? Carin vond dit echter te gortig en diende een klacht in.

De case
Carin (zie noot 1) kwam bij Pieter voor therapie na het verlies van haar dochter en schoonzoon. Een aantal zaken bevreemdden haar. In de folder van Pieter stond dat de cliënten altijd op tijd moesten komen. Pieter zelf kwam op alle afspraken zeker tien minuten te laat. Ook vermeldde de folder dat men op bepaalde tijden telefonisch bij Pieter terechtkon. Carin kwam echter niet verder dan het antwoordapparaat. Toen hij op de derde afspraak ook nog even wegdoezelde, werd het haar te bont en beëindigde zij de therapie. Zij voelde zich niet serieus genomen en haar vertrouwen in psychologen was ernstig beschadigd. Zo ernstig zelfs dat het haar een jaar kostte om weer hulp te zoeken, terwijl ze die hulp hard nodig had. Zij diende een klacht in, nadat zij opnieuw bij een andere therapeut in behandeling was.

Pieters kant van de zaak
Pieter vond het heel vervelend dat Carin een jaar lang de hulp, die ze hard nodig had, niet had gekregen door zijn toedoen. Hij had de behandeling van Carin graag zelf voortgezet. Daarom e-mailde hij haar dat zij gelijk kon hebben, omdat hij af en toe in de loop van de middag last had van vermoeidheid en verminderde alertheid. Hij hoopte na die verklaring de behandeling toch te kunnen voortzetten. Carin wilde dit echter niet. Daarom gaf hij haar het adres van een andere therapeut bij wie ze meteen terecht zou kunnen.
Daarnaast nam Pieter direct maatregelen om te voorkomen dat zoiets nog een keer zou kunnen gebeuren. Hij neemt nu tijd tussen de gesprekken en loopt even rond. Tussen de middag onderneemt hij anderhalf uur andere activiteiten. En hij plant minder gesprekken gedurende de middag. Ook besprak hij het gebeurde in zijn intervisiegroep.
Maar was hij nu echt in slaap gevallen? Hij herinnert zich er niets van. En uit zijn aantekeningen van de laatste sessie met Carin blijkt ook niets van verminderde alertheid.

Wat vindt het college?
Het College vindt dat aan deze gebrekkige herinnering van Pieter wel wat af te dingen valt. Toen Carin hem in eerste instantie op dit gedrag aansprak, heeft hij dit niet betwist. Verder geeft Pieter zelf aan dat hij ’s middags minder alert was en vermoeid. Dat uit zijn aantekeningen niet blijkt dat hij even was weggedommeld, wil niet zeggen dat het niet gebeurd is. Daarnaast constateert het College dat Pieter inmiddels maatregelen heeft getroffen om herhaling te voorkomen.
Het College oordeelt dat Pieter niet op tijd heeft onderkend dat zijn beroepsmatig handelen negatief beoordeeld werd door persoonlijke, psychische of fysieke problemen. Dit gedrag is in strijd met artikel III.4.3.8 van de Beroepscode van het NIP. (zie noot 2) Het College acht daarom de klacht gegrond. Zij vinden het echter niet nodig om Pieter een maatregel op te leggen. Hij heeft zich de ernst van de situatie volledig gerealiseerd en direct maatregelen getroffen om te voorkomen dat zoiets in de toekomst weer kan gebeuren.

Wat valt ons op?
De moraal van het verhaal zal wel duidelijk zijn: de psycholoog moet ook goed voor zichzelf zorgen, wil hij er optimaal voor zijn cliënten kunnen zijn. Hoe heeft het bij Pieter zover kunnen komen? Had hij privéproblemen, die hem ’s nachts uit de slaap hielden? Was de werkdruk te groot? Was het werk te routinematig geworden? We weten het niet. Maar hoe het ook zij, de cliënt heeft daar geen boodschap aan; die komt voor zichzelf en mag verwachten dat de psycholoog er voor hem of haar is.
Het tweede dat opvalt, is dat de klacht pas na een jaar kwam. Dat is vervelend voor de psycholoog, die wellicht meende dat het incident achter hem lag. Maar de casus maakt duidelijk dat cliënten, die natuurlijk andere zaken aan hun hoofd hebben dan het professioneel handelen van de psycholoog, er soms pas later aan toe zijn om te reageren op wat hen is overkomen. In dit geval had Carin niet alleen het vertrouwen in Pieter verloren, maar eigenlijk in alle hulpverlening. Pas na een jaar stapte zij opnieuw naar een therapeut toe. Opnieuw in behandeling kwam zij ertoe om een klacht in te dienen.
En dat brengt mij bij het derde punt. Waarom pas een klacht nadat zij opnieuw een behandeling begonnen was? We weten niet of de tweede therapeut Carin hierin geadviseerd heeft, maar het zou zo maar kunnen. De Beroepscode kent een artikel (zie noot 3), dat aangeeft hoe psychologen kunnen handelen als zij merken dat een collega verkeerd bezig is.
Nobel (1994) beschrijft echter, mede gebaseerd op Amerikaans onderzoek, dat veel hulpverleners een andere strategie kiezen. In situaties waarin zij tijdens de behandeling van een cliënt horen over normoverschrijdend gedrag van een collega, dan kiezen zij er eerder voor om de cliënt te wijzen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen dan zelf hun collega rechtstreeks aan te spreken. Over dergelijke reacties valt natuurlijk van alles te zeggen, maar we laten het hier bij deze constatering.

Pieter zelf heeft op een andere manier gebruik gemaakt van de deskundigheid van zijn collega’s, namelijk door het gebeurde te bespreken in zijn intervisiegroep. Hij deed dit al direct nadat Carin vertrokken was en niet pas op het moment dat de klacht ingediend werd. En dat lijkt mij een uiterst professionele reactie.

Over de auteur
Henk Geertsema is gezondheidszorgpsycholoog en voorzitter van de NIP-Bestuurscommissie Ethische Zaken (BEZ). E-mail: h.geertsema@vumc.nl.

Literatuur

  • Nobel, L. de (1994). Onder Collega’s. Dilemma’s rond een mogelijke meldingsplicht. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 94(9), 931-947.