Lees verder
Geertje Kindermans

Volgens wijlen Bert Duijker, ooit verantwoordelijk voor de indeling van verschillende subdisciplines binnen het vakgebied, doet ieder mens aan psychologie. Maar hoe doen niet-psychologen die dag in dag uit met mensen werken dan aan psychologie? In de derde aflevering van deze serie kledingontwerper Hans Ubbink.

‘Veel modeontwerpers houden zich vooral bezig met het esthetisch plaatje,’ zegt kledingontwerper Hans Ubbink. ‘Dat ik me meer bezighoud met de mens en hoe hij zijn kleding wil dragen, schijnt bijzonder te zijn.’
Ubbink is vooral bekend van zijn opvallende colberts en gebloemde overhemden. Kleding met opvallende details zoals verschillend gekleurde knoopjes en de kleurige voeringen van zijn pakken, bijna altijd in verschillende dessins. Sinds 2001 maakt hij ook vrouwenkleding.
Schoonheid maakt het leven beter, gelooft hij. Maar dat niet alleen. ‘Als je je kleedt zoals je je voelt, word je een gelukkiger mens.’
Ubbink richt zich met zijn kleding op een selecte groep. Eigenlijk richt hij zich op mensen die hem aanspreken, die bij hem zo op de bank zouden kunnen ploffen. ‘Mijn filosofie is: we zijn allemaal alleen en op zoek naar contact. Dus als je je kunt kleden zoals je bent, herkennen gelijkgestemden je. En als je makkelijker mensen vindt die bij je passen, ervaar je meer verbondenheid. Daar wordt je leven leuker van.’

New wave
Hoe hij op dat idee is gekomen? ‘Op de middelbare school was ik new wave. Dat uitte zich in mijn kleding en ik gebruikte make up. Het stond ook ergens voor, dan was je antiautoritair. Bepaalde groepen spraken niet met me omdat ze me een weirdo vonden.’
Op een gegeven moment vond Ubbink dat de leerlingen erg respectloos over een docent spraken. ‘Dat vond ik oneerlijk, want die docent stond daar wel voor ons. Daarom ging ik vooraan in de klas zitten en bedankte de leraar voor zijn les. Mensen begrepen er niets van. Op die dag trok ik een driedelig grijs pak van mijn vader aan, deed geen make up op en kamde mijn haar naar achteren. Er waren mensen die dachten dat ik een nieuwe leerling was. Blijkbaar hadden ze mij nooit echt gezien. Daardoor begreep ik: de manier waarop ik me kleed, doet iets voor me.’
Een ander moment was op een black tie event waar hij naartoe moest. ‘Veel gesprekken zeiden me niets. Het ging over voetbal, de beurs of auto’s. Al die mannen draaiden eenzelfde gesprekje tegen me af omdat ze in black tie niet konden zien waar ik voor stond. Door je op een bepaalde manier te kleden, kun je al dan niet zielsverwanten aantrekken.’ Zijn filosofische inslag komt letterlijk in zijn kleding terug. Wie oplettend is en de kleding veel draagt, komt onverwacht teksten tegen. In elke collectie heeft elk ontwerp een eigen citaat. ‘Ik heb ze een beetje verstopt, het is leuk om verrast te worden. Want als je verrast wordt, word je uit je routine gehaald, dan lééf je even. En wie het niet ziet… ook goed.’

Deadline
Hoe hij op ideeën komt? Onmiddellijk: ‘Geen idee!’
Maar daar valt meer over te zeggen. ‘Het is de taak van een creatief om de tijdgeest min of meer te vertalen in zijn of haar product. Dat betekent dat je je moet openstellen voor de omgeving.’
Voor een deel is het maken van een collectie volgens Ubbink ‘de vaste dingen doen. Maar er is ook een creatief deel en dat heb je niet in de hand. Je kunt het niet afdwingen door logisch nadenken.’
Je moet er ruimte voor maken, dus moet je niet bezig zijn met zoiets als evaluatiegesprekken, zoals hij de afgelopen week deed. En een deadline helpt. ‘Een collectie is net een foto. Er speelt zich voortdurend iets af in je hoofd, maar op dat moment leg je het vast. Het kan best zijn dat het er een week of wat later anders uit zou hebben gezien.’
Een deadline zorgt er eveneens voor dat het denken in een versnelling komt. ‘Ik ben altijd aan het opnemen, maar rond een deadline wordt het concreter. Het gaat pas echt goed als je jezelf erin verliest. In die periode gebeurt het dat ik ’s nachts wakker word om twee, drie, vier uur. Ik heb geleerd dat ik dan moet opstaan. Ik maak ontbijt en ga aan het werk. Want dan gunt mijn kop me geen rust meer.’
Het is niet dat hij ’s nachts kleding voor zich ziet, het is meer een gevoel: ik moet nú iets doen. Onrust helpt; uit je comfort zone komen, maakt creatief. Soms gebeurt het ook tijdens het kijken naar een film. ‘Dan zie ik dingen die er niet zijn. Rond zo’n deadline zit het blijkbaar in mijn hoofd, dan projecteer ik bij wijze van spreken een laagje over wat ik zie. Het gebeurt vaak met beelden die niet helemaal helder zijn. Zoals een keer een jasje waarbij het leek alsof de kraag en revers in het jasje zaten en niet erop. Zulke simpele dingen, daar experimenteer ik dan mee.’
Logisch denken helpt niet om creatief te zijn, besluit Ubbink. ‘Je moet “ernaast denken”. Zo kun je ook het beste naar de sterrenhemel kijken. Je moet niet naar de ster zelf kijken, maar net ernaast. Pas dan kun je zien hoe helder hij is.’