Etje Verhagen werkt voornamelijk in de eerstelijns oncologische en palliatieve zorg en werd gebeld door een coördinator over een alleenstaande man met kanker. De man had een tumor in zijn heup, hij kon alleen nog met behulp van een rollator of krukken staan, hij was bang voor de dood en durfde niet alleen te zijn. Het verzoek was of Verhagen een paar gesprekken kon voeren om iets aan zijn angsten te doen. Verhagen: ‘Ik trof een sombere man met allerlei angsten, maar hij was vooral bang dat er brand zou uitbreken en hij niet op tijd zou kunnen wegkomen.’
Ze besprak die angsten met hem. Tijdens het gesprek waren er jongens buiten bezig met het afsteken van vuurwerk, ook dat vond hij eng. Terwijl Verhagen met hem besprak wat hij in geval van brand zou kunnen doen, gebeurde het onvoorstelbare: buiten vloog een container in brand. ‘Ik zat met mijn rug naar de tuindeuren en voelde de hitte door het glas heen.’
Het was een soort flooding, therapievorm waarin je cliënten hun grootste angst laat meemaken om de angst te doven, maar hier gebeurde het in het echt. De patiënt raakte in paniek. Verhagen realiseerde zich dat het essentieel was dat hij dit goed doorstond. Ze probeerde kalmte uit te stralen, maar vond het zelf ook behoorlijk eng. ‘Ik was vooral bang dat het glas zou springen, hij lag bij het raam, ik zat er met mijn rug naartoe. Af en toe keek ik over mijn schouder. Ondertussen zei ik tegen hem dat hij adequaat en goed handelde.
De brandweer kwam snel, wist het vuur te doven en het lukte om er goed met de patiënt doorheen te komen, maar vraag niet hoe.
Deze gebeurtenis bevestigde vooral hoe belangrijk het was dat een therapeut zich goed kan aanpassen aan de cliënt en aan wat er in de omgeving gebeurt. ‘Het klinkt snel belerend, zo bedoel ik het absoluut niet, maar het bevestigde het idee dat je zo ruim in je jas moet zitten wat betreft interventies die je hebt, dat je zelfs in crisissituaties nog adequaat kunt handelen. Met protocollen alleen ben je er niet. Die kunnen handig zijn, maar situaties of patiënten wijken soms af en dan schieten ze tekort. Zeker als je met ernstig zieke en terminale patiënten werkt.’