Kindermishandeling, affectieve verwaarlozing of seksueel misbruik; ook jongens maken het mee. Steeds vaker lopen zij op latere leeftijd vast en gaan op zoek naar hulp. Voor vrouwen is er veel behandelaanbod maar voor mannen is dat schaars. Jaap Ringrose, behandelcoördinator van een behandeling toegespitst op mannen: ‘Voor mannen is de schaamte misschien nog wel groter dan voor vrouwen.’
Chronisch misbruik, mishandeling of affectieve verwaarlozing in de kindertijd kunnen diepe sporen nalaten. En hoewel er veel minder over naar buiten komt, overkomt het niet alleen vrouwen, maar ook mannen. In een onderzoek in de Verenigde Staten verklaren ongeveer 27% van de vrouwen en 18% van de mannen dat ze in hun jeugd slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik. Volgens cijfers van het kenniscentrum van de Rutgers Nisso Groep uit 2006 zeggen 11% van de vrouwen en 1% van de mannen meerdere keren seksueel geweld te hebben meegemaakt, waarbij ze de eerste keer jonger waren dan zestien. Maar deze gegevens zijn gebaseerd op wat mensen zelf zeggen.
Mannen die als kind te maken hebben gehad met seksueel misbruik, ontwikkelen vaak destructieve verslavende strategieën om zich staande te houden. En hoewel de schaamte vaak groot is, zoeken steeds meer mannen op een gegeven moment hulp. Bij het Top Referent Trauma Centrum (trtc) in Assen bijvoorbeeld, een onderdeel van ggz Drenthe. Want daar is een intensieve dagbehandeling voor deze mannen ontwikkeld.
Maar gewoon beginnen
De ‘mannengroep’ bestaat al jaren. Marijke Baljon stond aan de wieg ervan. Zij werkte op de afdeling voor vrouwen met een vroegkinderlijk trauma. ‘Het besef dat er ook mannen zijn die kampen met vroege traumatische ervaringen leefde al langer. Ook was duidelijk dat er voor hen nauwelijks hulp was’, zegt zij. ‘In de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn er wel initiatieven geweest in het verlengde van de vrouwenhulpverlening, maar die waren inmiddels allemaal weer ter ziele.’
Rond 2000 werd ze steeds vaker geconfronteerd met vragen van collega’s over hulpverlening aan mannen. ‘Daarom zijn we op een goed moment maar gewoon begonnen.’
Jaren later zouden de verhalen over grote misbruikzaken (Robert M. en het Hofnarretje, en zwembadleraar Benno L.) in de pers komen. Daar kwamen recent de verhalen over het misbruik binnen de katholieke kerk bij.
Door deze toename in aandacht voor het probleem, zou je verwachten dat de belangstelling voor de mannengroep toeneemt. Daar ging Jaap Ringrose in ieder geval vanuit, hij is klinisch psycholoog en psychotherapeut en sinds een aantal jaren is hij de behandelcoördinator van de mannengroep. Hij zocht de publiciteit met de behandeling en maakte plannen om de capaciteit te vergroten en de hulpverlening uit te breiden. Tot nu toe is er nog geen grote toename van cliënten. ‘We hebben een gestage stroom aanmeldingen, maar die is niet groter geworden. En we hebben nog geen cliënten die binnen de kerk zijn misbruikt.’
Hoe kom je erop?
De mannen die zich voor de mannengroep aanmelden, hebben sterk uiteenlopende ervaringen wat betreft het misbruik. Vaak gebeurde het binnen het gezin of vlak eromheen. En wat er dan gebeurde? ‘Je kunt het zo gek niet verzinnen’, aldus Ringrose. ‘In de jaren dat ik voor de mannengroep werk, ben ik dingen tegengekomen die ik vooraf nooit had kunnen bedenken: kinderen die worden opgesloten in een donkere kelder, die nooit naar buiten mogen of juist niet naar binnen, die aan hun lot worden overgelaten.’
Daders zijn zowel mannen als vrouwen. Het kan om de ouders gaan, om familie of om huisvrienden. Soms kampen daders met psychiatrische problemen of hebben ze in hun jeugd hetzelfde meegemaakt.
Andere wereld
Mannen met een vroegkinderlijk trauma hebben tal van symptomen. Ze hebben veel lichamelijke klachten, zoals rug- en hoofdpijn. Ze zijn snel geprikkeld en hebben last van nachtmerries met flashbacks. En ze zijn vaak moe.
‘De mannen die hier komen, hebben als kind langdurig in een onvoorspelbare en onveilige omgeving gezeten’, legt Ringrose uit. ‘Inmiddels is hun omgeving veranderd, maar hun manier van omgaan met de wereld is vaak hetzelfde gebleven. Daarom hebben ze bijvoorbeeld problemen om hun emoties te reguleren, ze kunnen niet in contact komen met hun eigen gevoelens – ze hebben dissociatieve klachten. Vroeger was dat een nuttige overlevingsstrategie, zo konden ze mentaal uit de situatie vluchten en hoefden ze niet mee te maken wat hen overkwam. Maar in hun huidige leven werkt het niet meer.’
De mannen leven in een voortdurende staat van alertheid. Ringrose: ‘Hun alarmsysteem staat permanent op scherp en gaat bij het minste of geringste af. Een geur, een kleur of een houding van iemand of een ander signaal dat onbewust aan het misbruik doet denken, kan de alarmbellen doen rinkelen. Daar komt die permanente moeheid van veel cliënten vandaan.’
Deze mannen zijn bovendien wantrouwend want hun grenzen zijn nooit gerespecteerd. Ze hebben verder een laag zelfgevoel, durven niet te zeggen wat ze willen of ze weten het niet eens. ‘Ze zijn altijd sterk op anderen gericht geweest, om bijvoorbeeld te voorkomen dat ze klappen krijgen. En ze zijn nooit gespiegeld, er is nooit rekening met hun gevoelens gehouden, waardoor ze zichzelf niet goed kennen.’
Om hun gevoel te ontvluchten, kunnen ze dwangmatig zijn, bijvoorbeeld in hun eetgedrag, door extreem te sporten en door dwangmatig het nieuws te volgen, of ze zijn verslaafd aan internet of games.
Middelengebruik komt geregeld voor in deze groep. In dat geval stuit Ringrose op een dilemma. ‘Als het middelengebruik te veel op de voorgrond staat, is dat een contra-indicatie voor de behandeling. Dan kom je niet toe aan je gevoelens en werkt de behandeling niet.’ Dat is dus een lastig probleem. Ringrose: ‘Verslavingszorg zegt tegen ons: hun drankgebruik komt voort uit het onverwerkte verleden, dus daar moeten ze eerst aan werken. Maar wij kunnen dat niet zolang het drankgebruik niet onder controle is.’
Katalysator
Lange tijd hebben deze mannen zich staande weten te houden, maar het evenwicht kan opeens doorbroken worden. Aanleiding kan van alles zijn. Ze hebben bijvoorbeeld altijd dwangmatig hard gewerkt, en raken op een gegeven moment geestelijk afgebrand. Of ze komen domweg thuis te zitten met een gebroken been. Dan wordt het leven stilgezet en dat blijkt vaak te confronterend te zijn. Ze worden depressief, angstig en soms raken ze overspoeld door schaamte. Ook verhalen uit de pers kunnen zo’n katalysator zijn. In ieder geval is dan het moment aangebroken om hulp te zoeken.
De groep die Ringrose in behandeling krijgt, is overwegend tussen dertig en vijftig jaar oud. Vanaf 25 jaar kunnen ze bij de mannengroep terecht, jonger heeft niet zoveel zin, aldus Ringrose. ‘Dan moeten ze hun leven nog op de rails zien te krijgen en dan kunnen ze beter niet met het misbruik aan de gang gaan.’ De oudste deelnemers zijn 65.
Mannen zijn toch anders
De behandeling van mannen is gebaseerd op vrouwenhulpverlening. De opzet is hetzelfde als voor vrouwen binnen het trtc. Het is voor een groot deel een groepsbehandeling, met creatieve en psychomotorische therapie en incidenteel individuele gesprekken. De behandeling voor vrouwen is wel aan mannen aangepast. Want mannen moet je anders bejegenen dan vrouwen, aldus Ringrose. ‘Mannen hebben bijvoorbeeld een ander gevoel voor humor dan vrouwen. Hoe anders precies, daar kan ik de vinger nog niet goed op leggen. Mannen kunnen elkaar op een vriendelijke manier op de hak nemen, dat breekt de spanning, terwijl vrouwen er eerder woedend om zouden worden.’
Mannen praten vaak over andere onderwerpen en ze praten minder gemakkelijk over hun gevoel. ‘Het is voor mannen minder vanzelfsprekend om dingen te delen, dat moeten ze leren, ze moeten uit hun isolement gehaald worden. Het is goed als ze merken dat ze door iets te zeggen, erkenning en ondersteuning kunnen krijgen.’
Verder zijn mannen dubbel getraumatiseerd. Hun identiteit is geschaad, zoals dat ook bij vrouwen het geval is. Maar zij zijn ook in hun manzijn gekrenkt. Mannen horen assertief, dapper en stoer te zijn en als hen dan zoiets overkomt, is de schaamte groot. Het is moeilijk en niet mannelijk om toe te geven dat je onzeker en verdrietig bent.
Ook moet de informatie aan mannen worden aangepast. Zo moeten er andere voorbeelden gegeven worden. ‘Het is goed om jezelf af en toe te troosten. In de vrouwengroep wordt dan aangeraden om eens naar een parfumerie te gaan om daar een lekker geurtje te ruiken. Voor mannen werkt zo’n advies niet. Koop een sportblad of ga eens biljarten, is dan een beter advies.’
Ze moeten bovendien leren omgaan met hun woede. Soms reageren deze mannen overmatig agressief, maar vaker zijn ze subagressief en hebben ze de pest aan agressie, omdat ze niet met daders geassocieerd willen worden. Dan moeten ze leren assertief te worden.
Als ze een baan hebben, gaat werken moeizaam en vaak lukt het helemaal niet meer en zitten ze in de wao. Ringrose: ‘Het verlies van werk is voor mannen een grote aanslag op hun zelfwaardering, presteren is voor mannen vaak van grotere betekenis dan voor vrouwen, daar halen ze veel gevoel van eigenwaarde uit.’
Behandeling in drie fasen
De behandeling bestaat uit drie fasen. De eerste fase is gericht op de vermindering van de klachten en op stabilisatie. Er wordt niet diep op het trauma ingegaan. In de tweede fase gebeurt dat wel, pas dan wordt rechtstreeks aan de traumatische herinnering gewerkt. Tot slot gaat de derde fase over het ontwikkelen van een nieuwe levensstijl. Tot nu toe wordt in Assen alleen de eerste fase aan mannen aangeboden, maar de plannen voor het vervolg van de behandeling zijn in ontwikkeling.
In de eerste fase krijgen mannen een tweedaagse dagbehandeling die gericht is op de symptoomreductie in het hier en nu. Het serieus nemen van de klachten, deze leren begrijpen en ermee leren omgaan, is de kern. Wat zijn de symptomen, waar hebben ze last van? Ze krijgen psycho-educatie over hoe hun klachten in de praktijk uitwerken, waarom ze bijvoorbeeld ineens zo boos kunnen worden, waarom ze voortdurend alert zijn en waar die lichamelijke klachten vandaan komen. En ze krijgen vaardigheden om ermee om te gaan. Zo leren ze stilstaan bij hoe ze zich voelen.
De moeheid heeft ook te maken met het feit dat ze te veel van zichzelf vragen, en structureel over hun grenzen gaan, waarbij ze vooral rekening houden met wat anderen willen, aldus Ringrose. Ze moeten nee leren zeggen en leren dat je ergens ook mee kunt stoppen, ze moeten dus leren hoe ze grenzen moeten stellen.
Verder wordt er aandacht besteed aan zelfzorg. Omdat mannen vaak niet meer werken, is het goed aandacht te besteden aan dagelijkse dingen als: op tijd opstaan, gezond eten, goed slapen.
Maar ook tijdens de bijeenkomst moeten ze goed voor zichzelf zorgen. ‘Als het tijdens de bijeenkomst over trauma gaat en dat wordt even te veel, dan hoeven ze dat niet uit te zitten, ze kunnen ook even uit de situatie weggaan om elders de spanning te laten dalen. Dat is beter dan maar te blijven zitten.’
Het trauma wordt alleen indirect aangeraakt en komt zeker niet in de groep aan de orde, omdat ze er nog mee moeten leren omgaan. Bovendien kunnen ze er vaak niet zoveel over kwijt, stelt Ringrose. ‘Ze weten het soms niet. Of als ze erover vertellen, gaat dat op een automatische manier, alsof het een ander is overkomen en zij er geen gevoelens bij hebben.’
Ken jezelf
Mannen moeten zichzelf in deze fase van de behandeling leren kennen, want het trauma werkt onbewust door. Zo moeten ze bijvoorbeeld triggers proberen te vermijden. ‘Soms heeft iemand een slaapkamer met zwarte muren, maar dat kan beklemmend voelen. Juist in je eigen slaapkamer moet je veilig zijn. Of een man die gewend was om voor het slapen gaan spannende boeken te lezen. Vervolgens had hij last van nachtmerries. Dat hier een link tussen zou kunnen bestaan, zag hij niet. De stress die het lezen van de boeken opriep, voelde voor hem vertrouwd aan, voor hem was dat vertrouwder dan een ontspannen gevoel. Hij geloofde niet dat het wat uitmaakte om deze boeken ’s avonds te laten liggen, maar bij wijze van experiment wilde hij het wel proberen. En dat bleek te helpen.’
Vaak worden deze mannen aangetrokken door heftige ervaringen, ze kijken spannende televisieprogramma’s en lezen spannende boeken, want dat voelt vertrouwt. ‘Het lijkt een soort adrenalineverslaving. Het is goed je daarvan bewust te worden en te proberen ook van andere zaken te genieten.’
Elke ochtend bij de groepsbehandeling wordt er eerst een rondje gemaakt. Iedereen kan zeggen hoe het met hem gaat en of er iets is waarmee hij zit. Daarna volgt psycho-educatie en geeft Ringrose bijvoorbeeld uitleg over wat trauma is en wat de symptomen van ptss kunnen zijn. ‘Dat kan heel confronterend zijn, dan komen er allerlei gevoelens en gedachten bij mensen naar boven.’
Naast de groepsbijeenkomsten vinden er ook regelmatig mentorgesprekken plaats met verpleegkundigen die in trauma zijn gespecialiseerd. En verder worden er twee soorten ervaringstherapieën aangeboden.
PsychomotorischeTherapie (pmt) wordt gegeven door een pmt’er en een verpleegkundige. Hierbinnen wordt gewerkt aan sociale vaardigheden en leren de mannen bijvoorbeeld hoe ze kunnen samenwerken, hoe ze voor elkaar moeten opkomen. Er wordt gewerkt aan de hand van de thema’s die in de groepsbijeenkomsten zijn besproken, zoals gevoelens ervaren, vertrouwen hebben, grenzen stellen, naar je eigen lijf luisteren. Er worden oefeningen gedaan en die worden op video opgenomen om later te bespreken. Verder wordt er ook gesport om gewoon lekker te ontspannen.
Indirect oefenen
Psychotherapeut Ringrose geeft samen met de beeldend therapeut creatieve therapie. Dat gaat eveneens aan de hand van thema’s die eerder besproken zijn.
Ringrose: ‘Ik geef een inleiding, ik vertel bijvoorbeeld dat ieder mens recht heeft op een veilige plek. Vervolgens krijgen ze de opdracht om een voorwerp of dier te tekenen op een plek waar het zich veilig voelt.’ De oefening is bewust indirect gehouden. Je kunt een voorwerp of dier kiezen dat je aanspreekt. Maar wat je kiest en hoe je gewerkt hebt, dat zegt wel iets over jezelf. Zo komen er soms verrassende dingen naar boven, aldus Ringrose. ‘Iemand had bijvoorbeeld een grote muur om het voorwerp gemaakt. Daarna realiseerde hij zich dat het ding wel heel erg opgesloten was, het kon er niet in of uit. In een ander geval had iemand het wel erg donker op zijn tekening gemaakt. Maar het klopte wel, zo donker was het in zijn binnenwereld.’
Je kunt tot slot op de positieve kant focussen. Deze fase is gericht op het ontwikkelen van een nieuwe levensstijl, die past bij een meer geïntegreerde persoonlijkheid en op rehabilitatie.
De therapie duurt in die eerste fase telkens drie keer drie maanden, waarna iedereen geëvalueerd wordt. Daarna kan de therapie nog één keer met drie maanden verlengd worden.
Tot slot is er nazorg, waarin het geleerde versterkt moet worden. Dat is op dit moment een keer per twee weken anderhalf uur. ‘We vinden dat een grote overgang en zouden het liever wat intensiever doen.’
Sommige mannen hebben genoeg aan de eerste fase, anderen hebben een vervolg nodig. Dit vervolg – fase 2 en 3 – is voor vrouwen al uitgewerkt en operationeel. Voor mannen moet het nog worden opgezet en vooral: er moet geld voor gevonden worden.
In fase 2 leren de mannen het trauma onder ogen zien, ze moeten zich realiseren wat hen is overkomen en daarover rouwen. Dit al in fase 1 doen, zou te heftig zijn. Fase 2 speelt zich vooralsnog niet af binnen de mannengroep, mannen worden doorverwezen naar het ambulante team binnen de ggz Drenthe, maar daar is een lange wachttijd. In andere gevallen worden ze extern doorverwezen. Ringrose: ‘Maar dat vind ik jammer. Je wilt ze vasthouden, ik wil ze graag continuïteit van zorg bieden.’
Deze behandeling zou deels in de groep gebeuren, maar er is ook een individueel traject.
Tot slot is er de derde fase, waarin de therapie wordt afgebouwd.
Herkenning, geen oefening
Dat een groot deel van de behandeling in groepen plaatsvindt, is belangrijk, aldus Ringrose. Want lotgenoten herkennen veel in elkaar, ze ontdekken bijvoorbeeld dat ze niet de enige zijn. En aangezien het een doorlopende groep is, zitten de beginnelingen tussen deelnemers die al langer behandeld worden. Daardoor hebben de nieuwelingen voorbeelden, ze zien wat je door de behandeling kunt bereiken en waartoe je straks ook in staat zult zijn. Dat is heel belangrijk, zo worden ze hun eigen helper. Daarbij kunnen ze elkaar betere adviezen geven dan dat wij kunnen.
Maar de groepsbehandeling is niet zozeer bedoeld om grenzen te ervaren en die met elkaar te kunnen oefenen. De mannen hebben wel behoefte aan contact, maar ze zijn tegelijkertijd doodsbang om dichtbij te komen. En aangezien ze daar allemaal last van hebben, kunnen er daardoor snel problemen ontstaan. Je ziet snel de dader in je groepsgenoot en andersom. Zij zijn nog niet zo vaardig in het leggen van contacten en dat hebben ze van beide kanten, wat het nog lastiger maakt. In een individuele therapie kan dat wel, want een therapeut is daar wel tegen opgewassen.
Daarom wordt het niet gestimuleerd om intensieve contacten met elkaar aan te knopen. Ringrose: ‘Van oorsprong willen we niet te veel op de groepsdynamiek ingaan.’
Toch is het zonde om helemaal niets met de groep te doen, vindt hij. ‘Hoe we toch van die groepsdynamiek gebruik kunnen maken en in hoeverre we onderling contact moeten stimuleren, dat zijn we nog aan het uitzoeken. Want het mag niet onveilig worden.’