Lees verder
Geertje Kindermans

‘Na mijn middelbare school heb ik een jaar door Zuid-Amerika gereisd. Dat had ik in mijn hoofd gezet en dat wilde er niet meer uit. Ik heb er onder meer een gevangenis bezocht, waar ik bizarre dingen zag, zoals een man die al vrij was, maar niet wilde terugkeren naar de maatschappij en daarom in de gevangenis bleef wonen.

Terug in Nederland ben ik algemene sociale wetenschappen gaan studeren, maar dat vond ik te breed. Psychologie vond ik ook interessant, maar dat was me te massaal, dus koos ik voor criminologie. Geweldige studie, ik deed er mooie onderzoeken en greep alle gelegenheden aan om te kunnen reizen. Zo heb ik onderzoek gedaan naar de impact van detentie op het leven van vrouwelijke gevangenen in Suriname, dit als een onderdeel van een internationaal project. Ook heb ik als onderzoeker stage gelopen in een tbs-kliniek.
Na mijn studie ben ik bij de faculteit criminologie gaan werken als docent-onderzoeker. Dat beviel me goed, maar ik vond het wel jammer dat ik als onderzoeker niet zou kunnen behandelen. Daarom ben ik naast mijn werk psychologie gaan studeren. Alles bij elkaar was het hard werken.
Tijdens mijn master Klinische psychologie heb ik stage gelopen bij een ggz-instelling. Ik bracht mijn baan terug naar twee dagen in de week en op het laatst heb ik nog even fulltime gestudeerd. Onlangs kreeg ik mijn bul en nu ben ik op zoek naar een baan.
Wat ik zoek? Daar ben ik nog niet helemaal uit, het liefst een combinatie van psychologie en criminologie. Mijn droom is daarom: parttime onderzoeker binnen de criminologie en parttime behandelaar bij de reguliere ggz. Dit ook omdat cliënten daar gemotiveerder zijn dan in de forensische setting.
Als ik moet kiezen? Liever niet. Ik verenig de twee kanten in mij: het intellectuele en het mensgerichte, sociale. Dat werd ook bij mijn buluitreiking gezegd. Als ik het nog eens moest doen, zou ik het weer zo doen, beide studies waren leuk, ik ben in beide cum laude afgestudeerd. Ik ben ook blij dat ik het in deze volgorde heb gedaan en dat ik niet als 21-jarige echtparen van 50 moest helpen met hun relatieproblemem. Natuurlijk is 26 jaar ook nog jong, maar dan heb je toch alweer iets meer levenservaring en inlevingsvermogen.’