Lees verder
Door Lawrence Weschler (2019). Amsterdam: De Bezige Bij, 504 p.
Karel Soudijn

De meeste lezers van De Psycholoog fungeerden, net als ik, in hun eerste studiejaar als proefpersoon bij wetenschappelijk onderzoek. We zijn terug te vinden in talrijke gemiddelden en standaardafwijkingen, maar niemand zal ons daar meer herkennen. Dat is de tragiek van normaal wetenschappelijk onderzoek in de psychologie. Misschien figureert een enkeling ook nog als casus in een klinisch verslag, maar meer dan een paar alinea’s zal dit niet hebben opgeleverd.

Van romantische wetenschap is sprake als een onderzoeker uw levensverhaal uitrekt tot tientallen of desnoods honderden pagina’s tekst. Een befaamd beoefenaar hiervan was de Britse neuroloog Oliver Sacks (1933-2015), die een groot deel van zijn leven in de Verenigde Staten patiënten met zeer uitzonderlijke aandoeningen beschreef. Basisidee: diepgaande studie van extremen laat pas echt goed zien wat heel normale menselijke eigenschappen zijn. In statistische termen: ‘uitbijters’ vertellen ons veel meer dan gemiddelden.

De Amerikaanse journalist Lawrence Weschler kreeg in 1981 contact met Sacks. In de periode 1981-1985 verzamelde Weschler een grote hoeveelheid materiaal over hem. Toen hij genoeg dacht te hebben om hierover eindelijk een essay te schrijven, vroeg Sacks hem daarmee te stoppen, of althans: om te wachten tot hij dood was. Sacks vond het vooral vervelend als er nog tijdens zijn leven iets zou worden gepubliceerd over zijn seksuele oriëntatie. Weschler stopte met zijn project, maar bleef vriendschappelijk contact houden. Tegen het einde van zijn leven publiceerde Sacks zélf een autobiografi e waarin hij over zijn homoseksualiteit schreef.

Het omvangrijke boek dat Weschler onlangs publiceerde, is voor een groot deel de weergave van ruw materiaal dat de auteur in de periode 1981-1985 verzamelde: neerslagen van gesprekken met Sacks en anderen, eigen dagboekaantekeningen. Sachs liet hem neuzen in dossiers; hij gaf hem ook kopieën van brieven (onder andere van de Russische neuropsycholoog A.R. Luria). Het boek bevat veel materiaal dat voor een latere biograaf van Sacks heel bruikbaar kan zijn. De periode van 1985 tot en met zijn sterfdatum in 2015 komt evenwichtiger aan bod, misschien omdat Weschler in die jaren beduidend minder materiaal over zijn onderwerp verzamelde.

Oliver Sacks is er wel van beschuldigd dat hij bij zijn beschrijvingen van patiënten de waarheid geweld aandeed. In een telefoongesprek zegt hij hierover: ‘Maar het is niet zo dat ik de waarheid verzin. (…) Ik voel haar intuïtief aan of stel me haar voor.’ Op dit probleem gaat Weschler verderop in zijn boek dieper in, want romantische wetenschap voldoet misschien veel meer aan literaire criteria dan ‘normale’. In hoeverre kan waarheid met behulp van leugens worden onthuld? Ook dit is een vraag naar de rol die extremen spelen bij begripsvorming. Tegen het einde van dit boek vinden we de suggestie dat het verhaal over een patiënt een onderdeel van diens therapie vormt. Als de patiënt er erkenning in vindt, dan is het misschien juist daardoor een heel goed verhaal.