Lees verder

‘In de avond niet kunnen lezen’ en ‘minder geld voor boeken’ zijn slechts twee van de nadelen die Charles Darwin toeschreef aan trouwen. Darwin zag echter ook een aantal voordelen en uiteindelijk brachten die hem bij zijn ondubbelzinnige conclusie: ‘Trouwen- Trouwen –Trouwen’.

Deze aantekeningen laten Darwin kennen als een rationeel man, met een realistisch beeld van de huwelijkse staat. De meeste mannen komen gemakshalve niet verder dan een opsomming van de voordelen van hun aanstaande, om later te ontdekken dat dat juist haar nadelen zijn. Darwin had er echter een gewoonte van gemaakt om zijn eigen overtuigingen te ondergraven, ook als wetenschapper. Bezig met het ontwerp van zijn evolutieleer, nam hij zich voor vooral te zoeken naar alle bewijzen tegen zijn theorie. Die zouden zijn denkbeelden pas goed op de proef stellen.
Darwin is wat dat betreft een man naar het hart van Stuart Sutherland, die zich in zijn boek Irrationaliteit laat kennen als een scherp waarnemer van de dwaalwegen en valkuilen in het menselijke denken. De oorspronkelijke editie van het boek is uit 1992. Dat is voor psychologen vaak al een aardig eind richting prehistorie, maar met de tegenwoordige aandacht voor de rol van het ‘onbewuste denken’ is dit boek toch heel actueel. Waar veel auteurs echter geneigd zijn de kracht van het onbewuste of onze intuïtie te benadrukken, waarschuwt Sutherland vooral voor de problemen die ze ons kunnen opleveren als we ons er te veel door laten leiden.
Van Aristoteles tot de Verlichtingsfilosofen, steeds weer zijn rede en rationeel gedrag als norm gesteld in de beoordeling van het doen en laten van de mens. Na lezing van Sutherland kun je echter beter concluderen dat rationaliteit de afwijking van de norm is. Op eenvoudige vragen weten normale volwassenen vaak het antwoord niet, maar veel erger nog, ze antwoorden ook zonder reserves op vragen die op grond van de aanwezige informatie nooit beantwoord kunnen worden. ‘Het onvermogen om een oordeel op te schorten is een van de meest in het oog springende aspecten van irrationaliteit’, schrijft Sutherland. Je moet bijna onwillekeurig aan onze politici denken die er prat op gaan dat ze zoveel woorden vuil kunnen maken over zaken waar ze weinig van afweten. Volgens Sutherland moeten we ons echter geen illusies maken: we zijn allemaal op gezette tijden het slachtoffer van onze eigen irrationaliteit. Kennis is daarbij geen garantie voor een beter oordeel. Denk aan een boek van 15,95, dat sneller als goedkoop ervaren wordt (en meer verkocht) dan een boek van 16 euro, terwijl iedereen weet dat het feitelijk verschil te verwaarlozen is.
In veel sociaal-psychologisch onderzoek is het een sport om mensen te verleiden tot irrationeel gedrag, met Milgrams gehoorzaamheidsonderzoek en het onderzoek van Asch naar conformisme als klassiekers. Ook het ‘halo-effect’, de neiging om een gunstige eigenschap van een persoon ook toe te schrijven aan zijn andere eigenschappen, is een gemakkelijke valkuil. Het tegenovergestelde (overgeneralisatie van een slechte eigenschap) kan trouwens ook. In alledaagse situaties kan dat misschien niet zoveel kwaad, maar wanneer iemand terechtstaat kan een jury zich onverantwoord veel laten beïnvloeden door iemands ‘onbetrouwbare’ uiterlijk.
Niet alleen de juryleden trouwens, want Sutherland maakt duidelijk dat ook, of misschien wel juist deskundigen – rechters, advocaten, maar ook psychologen, psychiaters en artsen – zich herhaaldelijk schuldig maken aan irrationele oordelen. Na lezing van zijn hoofdstuk over de denkfouten van artsen bij diagnosestelling van bijvoorbeeld borstkanker, hoop je vurig zo lang mogelijk uit handen van de medische stand te blijven.
Het probleem waar deskundigen mee kampen, moeten we niet onderschatten. Zij worden vaak gevraagd om op basis van onvolledige informatie oordelen te geven, en bovendien wordt er aan hun oordeel veel waarde gehecht. Verstandige deskundigen zouden goed beschouwd heel vaak moeten zeggen dat ze het niet weten of ernstig twijfelen, maar dat is nu juist iets dat ze uit hoofde van hun deskundigheid niet willen of kunnen.
Sutherland gaat uitvoerig in op de werkwijze in organisaties en bij grote overheidsprojecten. Bij uitstek instanties waar de rede – bijziend door oogkleppen en tunnelvisie – tekortschiet. Sutherland laat zien dat veel projecten gebaseerd zijn op het drijfzand van drogredeneringen en verkeerde aannames en je zou wensen dat projectmedewerkers, ambtenaren en politici zich net als Darwin voornamen vooral te zoeken naar argumenten tegen hun grootse plannen voor ze aan de slag gaan.
Irrationaliteit is niet hetzelfde als onwetendheid of domheid, maar treedt juist daar op waar we beter zouden moeten (en vaak ook kunnen) weten. Eigenlijk zou iedereen kunnen weten dat Rorschachtests en grafologie geen enkele wetenschappelijke grond hebben, maar toch winnen beide weer aan populariteit. In het dagelijks leven kunnen we ons verbazen over een hardleerse vriend die zich voor de zoveelste keer in de luren heeft laten leggen door een bloedmooie, maar o zo doortrapte vrouw. We lachen misschien om die onnozele buurman die zich weer een verzekering heeft laten aansmeren, maar het is een illusie te denken dat we het er zelf beter vanaf brengen. In die zin is het mogelijk om aan de hand van Sutherlands boek heel wat te leren over onze fouten in het verleden, die godzijdank achteraf ook nog vaak vermakelijk zijn. Maar het biedt geen enkele garantie voor een meer rationele toekomst.

Dr. G. Breeuwsma is verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en is redacteur van De Psycholoog. E-mailadres: g.breeuwsma@rug.nl.