Lees verder
Na mijn middelbare school wilde ik iets met muziek doen, mijn grote passie, maar durfde daar toen niet volledig voor te gaan. Misschien kwam dat ook door de verwachting van mijn vader. Hij vond dat ik niet voor niets gymnasium had gedaan en zag eerder een studie voor zich met goede perspectieven. Na een omzwerving langs bedrijfswiskunde-informatica kwam ik uit bij psychologie, omdat mijn interesse toch bij “de mens” bleek te liggen. Op mijn negentiende ben ik toen psychologie gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam.
Jeroen van Goor

Ik vond de studie interessant, maar de muziek die ik met Lange Frans maakte kwam toen ook van de grond. We hadden een paar demo’s gemaakt en die werden meteen een groot succes. Ons eerste album werd ook goed opgepikt. Binnen een jaar hadden we onze eerste Top 40-hit en daarna ging het snel. Ik kwam in een andere wereld terecht, die van de Bekende Nederlander en de Hitkrant. Veel optredens, ook op tv. Ik was 21, het was nieuw en spannend. Hartstikke leuk, maar ook een gekke wereld waarin ik moeite had mezelf te zijn. Ik stond niet stevig genoeg in mijn schoenen en kreeg ineens serieuze vragen over dingen waar ik niet eerder over had nagedacht. Vragen over politiek, muziek, over hoe ik in het leven stond. Ik moest alles nog ontdekken en was niet zeker genoeg om te zeggen dat ik daar onzeker over was. Ik dacht: ik moet met een goed verhaal komen, maar dat is mijn verhaal helemaal niet.

Ik kreeg ineens serieuze vragen over dingen waar ik niet eerder over had nagedacht

Van podiumangst had ik niet zo’n last, wel van een enorme prestatiedruk: die tekst moet goed gaan, dit mag niet fout gaan voor duizenden mensen. Daar was ik continu mee bezig en daardoor kon ik er niet van genieten. Ik was me heel erg bewust van mezelf, was mezelf steeds aan het monitoren. Toen had ik nog niet de tools om daarmee om te gaan, om rust en ontspanning te creëren. Je hebt wel een spanning nodig om een prestatie te kunnen leveren. Maar niet teveel, want dan gaat het fout.

Angstremmers

En in 2006 ging het fout. We hadden een paar maanden eerder een grote hit met ‘Het land van’. Het was al een gekkenhuis, maar toen ging het helemaal los. Alleen maar optreden en doorgaan. Op een dag in maart hadden we vijf optredens, de laatste was in een volle Heineken Music Hall. Bij de soundcheck, onderweg naar het podium, kreeg ik een hyperventilatieaanval. Ik kreeg geen adem meer, dacht dat ik doodging en barstte in huilen uit. Toen ben ik meteen naar huis gegaan. De volgende dag kreeg ik van de huisarts angstremmers. Maar die heb ik nooit genomen, het zou een pleister op de wond zijn, dacht ik. Je kunt beter de wond zelf aanpakken.

Achteraf gezien had ik toen met iemand moeten gaan praten, maar ik wilde het zelf oplossen. Ik kreeg een waarschuwing, maar hoe stap je uit een rijdende trein? En het was toch ook mijnjongensdroom om dat succes samen met Frans te bereiken.

Op een gegeven moment had ik echter geen inspiratie meer, ik was leeg en ongelukkig, ik stond op het podium na te denken over de boodschappen van morgen, het was letterlijk iedere keer hetzelfde liedje.

In 2009 besefte ik dat ik mezelf terug moest plaatsen in de wereld die ik had voordat ik bekend werd, om mezelf opnieuw uit te vinden. Alles waar ik aan vastgehouden had, was mijn ego, leerde ik van Eckhardt Tolle. Dat inzicht gaf me de kracht om te zeggen: fuck it, ik stop ermee. Dat voelde als een enorme bevrijding, alsof ik een masker had afgezet, ik hoefde niet meer de stoere rapper Baas B uit te hangen. Die naam paste toen ook niet meer bij me, ik wilde niks meer te maken hebben met die hiphopwereld. Ik ben wel muziek blijven maken, ik ging hele lieve, Nederlandstalige popliedjes schrijven en ging weer voetballen bij mijn oude team.

En mijn studieresultaten stonden nog, ik kon gewoon instromen in het tweede jaar van psychologie en kreeg meteen het vak Gesprekspracticum voor mijn kiezen. Dat was heel intensief, twee hele dagen per week praten terwijl we gefilmd werden. Ik was daar als de dood voor, sowieso om weer die collegezaal in te stappen, voor de reacties van medestudenten die me herkenden.

Maar dat vak was eigenlijk precies wat ik nodig had, het werkte als therapie. Aanvankelijk dachten mijn medestudenten dat ik daar zat in het kader van een of ander psychologisch experiment. Dat zeiden ze later, maar na een paar dagen merkte ik dat ze me gewoon zagen als Bart en werd ik onderdeel van die groep. Het was heerlijk om weer normaal te zijn. Ik heb mijn studententijd ingehaald, en haalde op m’n zevenentwintigste uiteindelijk een master in de sport & prestatiepsychologie.

Rapworkshops

Via mijn stage leerde ik Mike van der Velde kennen, die als ervaringsdeskundige een zorginstelling voor jongeren met verslavings- en gedragsproblemen heeft opgezet: Wij zijn BROER! Hij vroeg of ik daar iets met muziek wilde doen, rapworkshops geven. Dat vond ik leuk, ik werd gegrepen door de bezieling van het team en zei: Ik heb ook een diploma psychologie, kan ik niet meer doen dan alleen workshops geven? Voor ik het wist kon ik aan de slag als basispsycholoog. Ik had niet de bagage van een klinisch psycholoog dus in het begin moest ik bikkelen, bijlezen, cursussen doen.

Maar het was een mooie stap. Ik deed een-op-een-gesprekken met jongeren, zat bij groepssessies en het teamoverleg en deed oudergesprekken. Die jongeren krijgen daar een achtweekse behandeling en zitten er niet intern, maar van negen tot vijf. Dat vind ik een goede opzet. Zo krijgen ze de tools mee om zich in het dagelijks leven staande te houden met alle triggers die daarbij horen, nog tijdens hun behandeling.

De jongeren herkenden me niet, maar kenden wel onze hit ‘Het land van’. Na een tijdje ging mijn achtergrond een beetje leven en dat werkte wel op een of andere manier, het was een ingang om vertrouwen op te bouwen binnen een behandelrelatie.

Ik heb er twee jaar gewerkt, in augustus 2019 stopte ik als psycholoog, maar ik ben nog wel betrokken. Een keer per maand geef ik een workshop tekstschrijven: zet jouw emoties, jouw verhaal op papier, dan kom je erachter wie je bent en wat je wilt. En met een groep voormalige cliënten zijn we bezig een muzieklabel op te zetten. Ik help ze bij het schrijven van nummers tijdens creatieve sessies, uiteindelijk willen we een album uitbrengen om die jongeren een podium te bieden, een lichtpuntje voor na hun behandeling en een stimulans om ook daarna nog positief te blijven.

Muzikale energie

Ik stopte bij die instelling omdat ik weer contact kreeg met Frans, met wie ik sinds de breuk geen contact had gehad. Na een kopje koffie bleek dat onze levenslange vriendschap er nog steeds was, en ook de muzikale energie. Het ging weer kriebelen om samen muziek te maken, te ervaren hoe het nu is en de negatieve associaties los te laten.

Het voelt alsof alle puzzelstukjes nu op zijn plek vallen. Aan de ene kant ben ik artiest, songwriter en producer, aan de andere kant ben ik psycholoog, ligt mijn hart bij jongerenwerk. Wie weet word ik ooit ook nog muziektherapeut, dat is iets waar ik me meer in wil verdiepen. Maar vooralsnog ben ik met Frans weer nieuwe muziek aan het schrijven. We hebben een remake gemaakt van ‘Suzanne’ van VOF de Kunst en dit jaar staan er weer festivals en optredens op de planning.

Oktober vorig jaar hadden we ons eerste optreden in tien jaar, in de Q-factory in Amsterdam. Het was spannend maar ook fijn om daar te kunnen staan zonder dat controlerende stemmetje in mijn hoofd. Ik deed gewoon mijn ogen dicht en kon genieten. Ik voelde de energie van Frans, de band en het publiek, terwijl ik mezelf vroeger afsloot op het podium. Het smaakte zeker naar meer. Mijn moeder zei zelfs: “Wat een verschil met tien jaar geleden!”’

 

Beeld: Peter Valckx