‘Het is nu al de tweede keer dat ik uit de academische psychologie vertrek, om nooit terug te keren,’ begint Theo Verheggen. De eerste keer werkte hij aan zijn proefschrift aan de Radbouduniversiteit Nijmegen. Hij stapte op uit solidariteit met collega’s die weg moesten en werkte vervolgens op verschillende plekken. Vervolgens ging hij vijf maanden op reis met een oude Volkswagenbus. (Voor de liefhebber: een T2, luchtgekoeld.) Hij raakte eraan verknocht. Toch kwam hij in 2005 terug als psycholoog; hij kreeg een baan aan de Open Universiteit (OU), waar hij vakken gaf als cultuurpsychologie en geschiedenis van de psychologie.
Problemen
De OU richtte zich aanvankelijk alleen op onderwijs. Maar het idee heerste dat elke zichzelf respecterende universiteit onderzoek moest doen, dus dat wilde de OU ook. ‘En daarmee werden problemen geïntroduceerd die ik ook al bij andere universiteiten had zien ontstaan, zoals hoge publicatiedruk en toenemende concurrentie,’ zegt Verheggen. Hij is ervan overtuigd dat die ontwikkelingen het vakgebied geen goed doen.
Ook het idee dat onderwijs geld moet opleveren, werd dominant binnen de universiteiten. ‘Maar onderwijs kóst geld,’ zegt Verheggen. ‘De opbrengst is vooral dat je een hoogopgeleide bevolking krijgt, wat op termijn economisch gunstig is.’
Universiteiten worden niet meer per student betaald, maar krijgen pas geld als de student een diploma heeft behaald. Dan is het verleidelijk om zoveel mogelijk studenten de eindstreep te laten halen, desnoods door te morrelen aan het niveau. Dat is precies wat Verheggen zag gebeuren, en niet alleen aan zijn eigen universiteit. ‘De opleidingen hollen uit. Psychologie is in Nederland nog maar een hele korte opleiding, waaruit vrijwel alle verdiepende vakken zijn weggesneden. Ik vind dat we van de academische psychologie een voorbereidende beroepsopleiding hebben gemaakt en dat is niet waarvoor universiteiten zijn bestemd. En onderzoek doen omwille van het onderzoek, omdat er telkens kortetermijnresultaat moet worden getoond, is evenmin waarvoor universiteiten bedoeld zijn. Het gaat toch om het nastreven van “ware” kennis en niet om het laten draaien van een commerciële onderneming?’
Stempelkaart
Hij was blij met zijn positie als universitair hoofddocent (UHD), maar hoe er binnen de universiteit carrière wordt gemaakt, begon hem ook steeds meer tegen te staan. ‘Er wordt nu niet meer vooral geselecteerd op oorspronkelijkheid, kritische blik of intellectuele vergezichten. In plaats daarvan beschrijven vaste functieprofielen de inhoud van een functie aan de universiteit, dat zijn een soort stempelkaarten geworden. Iedereen met voldoende kruisjes bij publicaties, fondsenwerving en commissiewerk kan op gaan voor het diploma UD, UHD of hoogleraar.’ Zijn werk begon ondertussen steeds meer op een salesfunctie te lijken. ‘Ik werd geacht een belangrijk deel van mijn tijd te besteden aan reclame voor mijn eigen toko en mijn klanttevredenheid op te peppen.’
Dit alles leidde ertoe dat zijn motivatie kelderde. November 2017 raakte hij in een dip. Toch sleepte hij zich door de daaropvolgende maanden heen, maar in april was het alleen maar erger geworden. ‘We gingen op vakantie, ik zat in de knoop en kreeg van mijn vriendin het boek Siddhartha van Herman Hesse om te herlezen. Het sloeg in als een bom. Ik realiseerde me dat ik al lang niet meer bezig was met dingen die ik belangrijk vond.’
Je baan opzeggen doe je niet makkelijk met kinderen en een hypotheek. Maar zijn vriendin vroeg: ‘Hoezo niet?’ Daarom ging hij praten met zijn bazen. Die dachten met hem mee. Hij nam eervol ontslag en kreeg tijd om uit te zoeken waarvan hij wel gelukkig werd. Hij kon maar één echte passie bedenken: die luchtgekoelde VW-bussen, maar ja, dat was niet reëel. Weer was het zijn vriendin die vroeg: ‘Waarom niet?’
Door stom toeval liep hij een vriend tegen het lijf die destijds zijn VW-bus had onderhouden. Van die vriend mocht hij in de garage komen helpen en zo ervaring opdoen. En zo werkt hij nu in een garage aan zijn favoriete voertuig. Het bevalt hem. ‘Voor het eerst in jaren ging ik weer helemaal op in mijn werk.’ Inmiddels is hij in de volgende fase beland: uitzoeken in welke vorm hij er geld mee kan verdienen.
Los daarvan realiseert hij zich dat het monteurschap niet genoeg is. ‘Ik voel me op en top academicus en opeens sta ik in de smeerput.’ Daarom blijft hij zoeken naar iets wat hij ernaast kan doen en waarmee hij zijn hoofd aan het werk zet. En de problemen waar hij bij de universiteit tegenaan liep, vormen mogelijk een uitgangspunt. Want het speelt niet alleen in de academische psychologie, het is een breder maatschappelijk probleem: alles moet geld opleveren, er is onvoldoende aandacht voor kwaliteit en verdieping. Hij zou er meer over willen schrijven en spreken en zich ook bezighouden met de vraag: hoe kan het anders en beter? Een interessant thema dat aanslaat bij veel mensen. ‘Op de ingezonden brief voor de NRC die ik erover schreef (zie:tinyurl.com/yd2z96f8), heb ik al meer reacties gehad dan onderhand op mijn hele wetenschappelijke werk.’