Lees verder
Door: Anja de Bok (2020) Amsterdam: LannooCampus, 222 p. Recensent: Karel Soudijn
Karel Soudijn

CoverDeBokPsychologische hulpverlening lijkt op voetballen. Je kunt nog zo’n goed schot in de benen hebben, maar scoren lukt pas als je de bal goed krijgt aangespeeld. Doelpuntenmakers zijn afhankelijk van de ‘assist’ die een ander geeft. Helaas is er ook een groot verschil met voetballen: psychologische hulpverleners moeten zélf de voorwaarden creëren waaronder interventies effectief zijn. Ze moeten hun cliënt omvormen van tegenstander tot medespeler.

Anja de Bok verzamelde casuïstiek, gebaseerd op jarenlange praktijkervaring. Ze laat de interventies onbesproken die volgens een protocol bij bepaalde cliënten kunnen worden toegepast. Dergelijke standaardinterventies zijn kennelijk te vergelijken met het goede schot dat een ervaren voetballer in de benen heeft. Haar verhalen leggen nadruk op de fase waarin de psycholoog tracht cliënten te verleiden een ‘assist’ te geven waaruit de hulpverlener een doelpoging kan wagen. Dat lukt niet altijd. De Bok laat haar lezers meedenken over tactische vraagstukken.

We krijgen als het ware een kijkje in het hoofd van de psycholoog: hoe kan men iemand met klachten leren een ‘goede’ cliënt te worden? De denkwijze van de professional vult De Bok aan met teksten waarin ze de rollen omdraait. Zij fantaseert dan over hoe cliënten over háár denken. Om anonimiteit te garanderen, zijn alle verhalen over de onderlinge relatie tussen eerstelijnspsycholoog en cliënt verzonnen. Fantaseren over emoties en cognities van cliënten is kennelijk een onderdeel van de tactiek van de psycholoog. Wie thuis wil raken in de werkwijze van deze eerstelijnspsycholoog krijgt nog een derde perspectief aangereikt, want De Bok wisselt teksten over de therapeutische relatie af met algemene beschouwingen over haar specialisme en over de bureaucratische rompslomp die het bijna onmogelijk maakt om de juiste omstandigheden voor effectieve interventies te creëren. Verzekeraars lijken toeschouwers die voortdurend de spelers voor de voeten lopen.

Dit is nog niet alles. Toen De Bok dacht dat zij haar manuscript gereed had, bereikte het coronavirus Noord-Brabant, de provincie waarin zij praktiseert. Het boek bevat een epiloog over de periode van half maart tot begin mei 2020. De normale praktijk kwam stil te liggen. De Bok kon alleen nog maar telefonisch of digitaal contact met cliënten hebben. Het lijkt alsof psycholoog en cliënt opeens overstapten naar een ander speltype. In deze epiloog is weinig ruimte om te fantaseren over de betekenis hiervan voor cliënten, maar de auteur laat wél heel duidelijk zien hoe sterk onthand zij nu is. Allerlei niet-verbale indicaties en technieken vallen weg. Vertrouwde ‘assists’ moeten opeens worden ingeruild voor manoeuvres waar zowel de psycholoog als haar cliënt nog nauwelijks ervaring mee hebben. Voor de psycholoog is die omschakeling in elk geval vreselijk vermoeiend. Ondertussen ging het boek naar de drukker.

Een gelaagd boek. Cliënten moeten leren zich aan psychologen aan te passen, maar zowel verzekeraars als het coronavirus maken duidelijk dat ook psychologen telkens te maken krijgen met van buitenaf opgelegde spelregels.