Lees verder
Geertje Kindermans

Het was een langdurige kwestie om het door verzekeraars als stoornis erkend te krijgen, maar uiteindelijk is het gelukt: dyslexie zit vanaf begin dit jaar in het basispakket van de zorgverzekering. Waarom heeft het zo lang geduurd? Wat houdt de regeling in? Wie vallen er buiten de boot? En hoe komt de dyslexiespecialist eigenlijk aan zijn geld?

Het was zo moeilijk, omdat dyslexie een moeilijk vast te stellen stoornis is. Het is nu eenmaal geen gebroken been of een ontstoken blinde darm, maar een onzichtbare aandoening met gedragsgevolgen die niet bij iedereen hetzelfde zijn. Bovendien zijn wetenschappers jarenlang bezig geweest om het eens te worden over het begrip, aanvankelijk woordblindheid, inmiddels dyslexie genoemd. Wat valt er precies onder, en hoe is het af te bakenen ten opzichte van andere leesproblemen of bijvoorbeeld een zwakke taalontwikkeling? Dit waren belangrijke punten bij het bepalen of de stoornis in aanmerking komt voor vergoeding in de zorgverzekering. Inmiddels zijn al dit soort hobbels genomen en is een en ander nauwkeurig omschreven. Er is duidelijk vastgelegd wat er precies onder dyslexie moet worden verstaan. En nu is het dan zover dat ouders de diagnostiek en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie vergoed krijgen. Afgesproken is dat dit jaar alleen de behandeling wordt vergoed van kinderen die 7 of 8 jaar zijn. Vanaf 2010 wordt de leeftijd telkens een jaar opgetrokken, tot de regeling in 2013 voor alle basisschoolleerlingen met deze vorm van dyslexie geldt.

Compensatiemogelijkheden
Beatrijs Brand is er blij om, want dyslexie is een ernstige neurobiologische stoornis. En het is te behandelen. ‘Dyslexie gaat nooit over, het zal altijd een handicap blijven’, legt ze uit. ‘Maar met goede begeleiding is veel te bereiken. Vooral als het vroeg wordt gesignaleerd en er hulp wordt geboden, kunnen kinderen daar veel baat bij hebben.’
Door een adequate begeleiding kunnen kinderen basisvaardigheden een heel eind automatiseren. Daarnaast kunnen ze leren zo goed mogelijk met hun handicap om te gaan door goed gebruik te maken van compenserende middelen. En die middelen zijn steeds beter voorhanden. Vooral het aantal digitale leer- en hulpmiddelen neemt toe. Brand: ‘Als eerste is er natuurlijk de spellingscorrector. Bovendien komt steeds meer en betere spraaksoftware beschikbaar, zodat geschreven teksten ook kunnen worden voorgelezen.’ Zo kunnen kinderen ondanks hun dyslexie onderwijs volgen dat bij hun aanleg en talenten past. Brand: ‘Er zijn tal van dyslectici die op het vwo zitten. Een enkeling zit zelfs op het gymnasium, al is dat een zware belasting door de vele talen in het pakket. En aan technische universiteiten studeren veel dyslectici.’
Begeleiden en behandelen helpt dus, weet Brand. Bovendien, als je er niets aan doet, heeft dit niet alleen gevolgen voor het leren lezen en spellen. Dan ontstaan er vaak secundaire problemen zoals faalangst, een negatief zelfbeeld of gedragsproblemen.

Gefaseerde vergoeding
Beatrijs Brand houdt zich als orthopedagoog en gz-psycholoog al lange tijd bezig met dit onderwerp. In het kader van het Implementatieproject rond vergoede dyslexiezorg van nip (sector Jeugd) en nvo organiseerde ze een aantal informatiebijeenkomsten die zeer druk werden bezocht. Hulpverleners bleken met tal van inhoudelijke vragen te worstelen, bijvoorbeeld hoe de regeling concreet werkt, wat de rol van de ouders is en hoe dyslexie moest worden afgebakend ten opzichte van andere stoornissen. Want er worden grenzen getrokken. Zo vallen kinderen met alleen spellingsproblemen buiten deze regeling, net als kinderen die behalve dyslexie ook een andere stoornis hebben, zoals adhd. ‘Voor die laatste groep “met complexe problemen” zijn er andere vergoedingsregelingen; deze regeling is bedoeld voor kinderen met ernstige, enkelvoudige dyslexie’, stelt Brand.
Belangenverenigingen en beroepsverenigingen hebben langdurig moeten lobbyen om de behandeling van dyslexie in het basispakket te krijgen. Om het betaalbaar te houden, worden er nu beperkingen opgelegd. Verzekeraars hebben gekozen om te starten met de regeling voor leerlingen van 7 en 8 jaar. Vervolgens komt er elk jaar een jaar bij tot in het jaar 2013 alle basisschoolleerlingen aanspraak op hulp kunnen maken. Dat betekent dat alle kinderen die nu 9 jaar of ouder zijn (geboren vóór januari 2000) niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dat is misschien wel de meest sneue categorie.
Dat is waar, moet Brand erkennen. ‘Bij deadlines en ingangsdata is dat helaas altijd zo. Maar we kijken naar de goede kant: het begin is er en daar hebben we lang voor gestreden.’

Erkenning specialisten
Een ander probleem waarmee geworsteld wordt, is de financieringsstructuur. De dyslexiedeskundigen werken eigenlijk in de eerste lijn, maar vws heeft ervoor gekozen de financiering volgens de tweedelijnsstructuur, de dbc (dia- gnose-behandelcombinatie), te laten verlopen. Dat betekende bijvoorbeeld aanvankelijk dat alleen big-geregistreerde gz-psychologen een dbc konden openen en sluiten, en declareren. De sector Jeugd van het nip en de nvo hebben hard gewerkt om ook psychologen en orthopedagogen met een gelijkwaardige verenigingsregistratie (nip-Kinderen Jeugdpsychologen en Orthopedagogen-Generalist van de nvo) deze bevoegdheid te geven en dat is gelukt.
De regeling is 1 januari 2009 ingegaan, hoewel op dat moment het vergoedingssysteem nog niet helemaal helder was. Voor veel professionals die gewend zijn in de eerste lijn te werken is het niet eenvoudig de dbc-systematiek in de vingers te krijgen. ‘Veel psychologen en orthopedagogen moeten werken met een vergoedingssysteem dat ze niet kennen en dat geeft veel vragen en onzekerheden. Velen konden nog niet declareren’, aldus Brand. En dan horen we een verhaal dat we eerder hoorden: met dbc worstelende psychologen die nieuwe software moeten aanschaffen en zich eigen moeten maken, software die bovendien aanvankelijk nog niet werkt, psychologen die contracten moeten afsluiten met verzekeraars, waarbij verzekeraars hun eigen eisen stellen. ‘Je moet dus heel gemotiveerd zijn om binnen dat systeem diagnostiek en behandeling van dyslexie te gaan declareren’, aldus Brand.
Om die reden is er nu door nip en nvo een helpdesk ingesteld. Daar kan iedereen terecht die vragen heeft, zowel inhoudelijk als over het declareren. ‘Wij hopen veel professionals bij concrete vragen te kunnen helpen’, zegt Brand. Door die vragen krijgen professionals niet alleen informatie, het is ook een instrument voor de beroepsverenigingen om feedback te krijgen. ‘Zo weten wij wat er nog verbeterd moet worden.’

Omvangrijke groep
Om hoeveel psychologen en orthopedagogen het gaat, weet Brand niet precies. Wel zijn het er meer dan zij aanvankelijk dacht. De informatiebijeenkomsten over vergoede dyslexiezorg die nip en nvo hielden, trokken immers honderden belangstellenden. Wel heeft ze een idee van de omvang van de doelgroep. ‘We hebben berekend dat er ongeveer twintigduizend kinderen met lees- en spellingsproblemen zijn. Daarvan komen twaalfduizend per jaar voor diagnostiek van dyslexie in aanmerking. Daarvan hebben 7.200 ernstige dyslexie en zij zouden binnen de regeling vallen. Men schat dat ongeveer de helft geen beroep doet op de regeling, omdat een behandeling veel vraagt van cliënten en hun ouders. Daarmee vormen 3.600 leerlingen de verwachte doelgroep.’