‘Ieder mens doet aan psychologie’, aldus wijlen Bert Duijker, de Amsterdamse psycholoog die ooit verantwoordelijk was voor de indeling van het vakgebied in verschillende subdisciplines. Hoe doen niet-psychologen die dag in dag uit met mensen werken aan psychologie? In deze afl evering journalist en documentairemaker Coen Verbraak. ‘Een goed verhaal kun je maar één keer vertellen.’
‘Een gezellig interview met lekkere koekjes bij de thee, dat is bijna een garantie voor een tegenvallend stuk in de krant.’ Dit zegt journalist en documentairemaker Coen Verbraak. ‘Ik moet op het puntje van mijn stoel zitten en mijn werk doen. Interviewen is een parasitaire bezigheid.’
Een goede sfeer is geen voorwaarde voor een goed interview, vindt Verbraak. Maar iemand moet zich wel op zijn gemak voelen. ‘Ik geloof dat ik dan meer bereik.’ Hij doet het anders dan zijn ‘gewaardeerde collega’ Sven Kockelmann. ‘Die begint vanaf minuut twee keihard aan iemands oor te trekken. Dat hoort bij de vorm die hij kiest en hij kan dat ook goed, maar dat is niets voor mij.’
Later in het gesprek kan dat trouwens nog wel omkeren, zoals te zien was in het interview met bankier Rijkman Groenink voor de documentaireserie Kijken in de Ziel. In een gesprek van drie uur wilde hij onder meer het afscheid van Abn AMRO aan bod laten komen, de miljoenen die Groenink incasseerde en zijn reputatie als graaier. ‘Het gesprek begon ontspannen, maar we wisten allebei dat het ter sprake zou komen. Ik zorg ervoor dat mensen zich op hun gemak voelen en gaandeweg ga je dan de hekjes een beetje verzetten.’
De onderhuidse spanning was tot in de huiskamer voelbaar. Voor het gesprek met Groenink ontving Verbraak de Sonja Barend Award voor beste televisieinterview van het jaar.
Klik
Verbraak verdiept zich vooraf in zijn interviewkandidaten, opdat ‘niet helemaal uit de lucht komt vallen wat iemand zegt’. Hij leest over hen, spreekt mensen om hen heen, vaak mensen die de geïnterviewde zelf aandraagt. En voor televisie zoekt hij mensen soms ook op. ‘In een voorgesprek let ik erop: is er een klik? Kunnen wij het drie uur lang onder die vrij onnatuurlijke omstandigheden redden samen? Ik zuig me vol met informatie, maar tijdens het gesprek zelf probeer ik dat weer los te laten. Ik geloof in het moment. Een goed verhaal kun je maar één keer vertellen.’
Moet er altijd een klik zijn? Verbraak: ‘Dat is niet hetzelfde als iemand aardig vinden, iemand moet je prikkelen. Ik heb mensen geïnterviewd omdat ik ze vreselijk vond, ook dat kan een mooie motor zijn. Maar iemand moet je wel beroeren. Als de ander je onverschillig laat, wordt het resultaat zelden echt goed.’
Ooit had hij een gesprek met Frank Sanders, toen een jaar weduwnaar van presentator Jos Brink. Verbraak zag dat de boekenkast vol stond met boeken over de Tweede Wereldoorlog, de nsb en de ss. ‘Het was de collectie van Jos Brink. Hij was precies op de hoogte geweest van wie er fout waren geweest en wie niet. Een man die nauwgezet bijhield van mensen of ze deugden of niet. Als ik hem had kunnen interviewen, was het gesprek toch niet meer gegaan over gezellige programma’s als Wedden dat? Dan wil ik weten: waar komt die fascinatie vandaan?’
Zo’n vraag houdt hij tijdens een gesprek als een soort werkhypothese in zijn hoofd. Hij maakt geen lijst met vragen, maar heeft wel altijd steekwoorden voor zich. Een goed interviewer moet mensenkennis hebben, vindt Verbraak. ‘Je moet mensen kunnen duiden en wegen.’ Maar hij is geen psychiater of psycholoog, zegt hij er meteen achteraan. ‘Ik ken mijn plek. We zijn onbevoegde zielenknijpers.’
Want hij beschikt niet over het instrumentarium. En daarbij, het doel is anders. ‘Een psycholoog doet het in het belang van een patiënt. Ik wil de ander niet schaden of op zijn hart trappen, maar ik heb een ander belang. Ik moet zorgen voor een mooi verhaal.’
Minder eager
Daarin is hij minder eager dan vroeger. ‘Vroeger dacht ik: gezegd is gezegd. Nu heb ik wat meer begrip als bijvoorbeeld iemand zich iets over zijn vader laat ontvallen. Als hij achteraf zegt: “De relatie is al slecht, maar als hij dit leest, zie ik hem nooit meer,” dan denk ik: wat is mij daarmee vergeleken die alinea waard?’
Anders ligt dat bij politici. ‘Als een politicus zegt dat hij zijn coalitiepartner in diepste wezen niet vertrouwt, kan hij daar later nog twintig keer op terugkomen, maar dan is het: gezegd is gezegd. Die politicus zit er namens ons. Ik voel me niet geroepen hem in bescherming te nemen.’
Hij heeft meer controle over een gesprek dan pakweg vijftien jaar geleden. ‘Als interviewer ben je te allen tijde de regisseur van het gesprek. Ik moet me er niet zo driest instorten als de andere partij. Ik snap nu beter wat mijn aandeel is in het gesprek en hoe ik de ander stuur. Ik weet hoe ik hem in een hoek kan dwingen en soms doe ik dat, maar soms ook juist niet.’
De mooiste tegenstanders zijn degenen die het hem moeilijk maken, met wie hij moet vechten: Groenink, voormalig advocaat Bram Moszkowicz, voetbaltrainer Louis van Gaal. ‘Het is leuk om iemand tegenover je te hebben die uitstraalt: “denk maar niet dat je me ooit krijgt”.’
Een gesprek lukt niet altijd, maar dat wijt hij dan aan zichzelf. ‘Soms ben ik niet alert genoeg, als ik ruzie heb met mijn vrouw, mijn kind is ziek of ik voel me niet lekker. Thuis, als ik mijn bandje uitwerk, hoor ik wat ik allemaal heb laten liggen. Maar als het wel lukt… dat voel je allebei, dan vliegen de vonken over tafel. Dan is er contact in het kwadraat.’