In publicaties over waarnemingspsychologie is soms een plaatje te vinden met talrijke zwarte vlekjes op een wit vlak. Wie langer kijkt, ziet opeens een hond verschijnen, een dalmatiër, die tussen afgevallen bladeren snuffelt. Het witte vlak blijkt nu bovendien diepte te vertonen. Er is nog iets bijzonders: wie deze gestaltswitch eenmaal heeft ondergaan, kan nooit meer het oorspronkelijke beeld van vlekjes in een plat vlak terugzien. De ene kijk op de werkelijkheid is definitief vervangen door een andere.
In De overtocht beschrijft Berry Vorstenbosch zijn eigen psychoses op een manier die sterk doet denken aan het plaatje met de dalmatiër. Ook bij hem klapt het wereldbeeld plots om. Hij vergelijkt zijn ervaringen echter niet met figuren uit de waarnemingspsychologie, eerder denkt hij aan creatieve processen bij Einstein en Descartes. Deze geleerden zagen, net als hij, opeens hoe zij ‘losse’ verschijnselen op een nieuwe manier met elkaar in verband konden brengen.
Getuigt het van hoogmoed om jezelf te vergelijken met grote geleerden? Ik vind het juist wel mooi als de overeenkomst wordt benadrukt tussen psychose en extreme vormen van creativiteit. Er is trouwens wel een verschil tussen Vorstenbosch en zijn grote geleerden: zij konden nadien nog behoorlijk functioneren in het gewone leven, terwijl Berry dat niet kan zonder hulp van anderen. Om zijn eigen ervaringen beter te begrijpen, besteedt de auteur in dit boek ruim aandacht aan het werk van talrijke Franse en Duitse filosofen. In hun publicaties treft hij allerlei passages aan die hij met zijn persoonlijke leven in verband brengt, hoewel er ook duidelijke verschillen in nuance bestaan. Vorstenbosch keert zich tegen andere geleerden, zoals Carnap en Bertrand Russell, die streven naar helderheid van begrippen. Het is beter om teksten zo te formuleren dat er veel ‘open’ blijft, want anders dwingen ze het menselijk bestaan in een keurslijf. Dubbelzinnige begrippen nodigen daarentegen uit om op zoek te gaan naar alternatieve wereldbeelden.
Het pleidooi voor meervoudig te interpreteren teksten is op zichzelf wel te begrijpen, maar het boek wordt onleesbaar door de eindeloos lange samenvattingen en nuanceringen van complexe filosofieën. Al lezende kreeg ik een heftig verlangen naar werk van Carnap en Russell, de auteurs waar Vorstenbosch zo’n sterke afkeer van heeft.
Het is trouwens nog gekker. Wie een willekeurige bladzijde in dit boek leest, wordt getroffen door de prettige en heldere stijl. Maar wie vervolgens doorleest, raakt op de volgende pagina’s snel de weg kwijt. Een paradox: prachtige bladzijden die samengevoegd slechts verwarring veroorzaken. Vorstenbosch hoopt dat zijn boek zal worden gelezen door psychiaters en psychologen, maar ik vrees dat laatstgenoemde groep hier de verkeerde opleiding voor heeft gevolgd.
Het boek lijkt geschreven als een binnenstebuiten gekeerde foto van de genoemde dalmatiër. Wie een stuk tekst van Vorstenbosch begint te lezen, denkt een duidelijke afbeelding te zien van een werkelijkheid. Bij het verder lezen vervaagt echter het beeld. Wat overblijft is 400 bladzijden met vlekjes zonder diepte.