Lees verder
Geertje Kindermans

De columnist van dit jaar is Jos de Bruin. Hij is een psycholoog met een voorkeur voor techniek. Hij houdt van mensen met een vrije geest. Misschien omdat hij het zelf kent. Tijdens zijn carrière zwenkt hij van psychologie naar ai, van taalverwerving naar waarneming. En tussendoor hield hij zich ook met Artificial Art bezig. ‘Nu heb ik weer iets helemaal nieuws bedacht.’

Aanvankelijk wilde hij psychiater worden, omdat hij zo ‘gekke, rare mensen’ zou kunnen ontmoeten, mensen met een vrije geest. Het was de tijd van Wie is van hout…. Maar medicijnen studeren vond hij eigenlijk een rare manier om psychiater te worden, dus begon hij aan de UvA met een studie die logischer was om dat doel te bereiken: psychologie. Tijdens de studie werd hem al snel duidelijk dat hij niet thuishoorde in de therapeutenwereld. Hij had een meer technische belangstelling en hij verdiepte zich in methodologie en functieleer. Zodra hij ermee in aanraking kwam, stortte hij zich op Artificial Intelligence.
Het was 1976 en hoogleraar Nico Frijda had recent de artificial intelligence-benadering van Newell en Simon naar Nederland gehaald. Jos de Bruin vertelt er enthousiast over. ‘De computer was spannend, niemand had zo’n ding, de pc bestond nog lang niet.’ Op de psychologieafdeling van de universiteit stond zo’n computer met twee of drie terminals waar om ‘gevochten werd’. Later mocht De Bruin een terminal mee naar huis nemen, maar ook die leek nog lang niet op de pc die we vandaag de dag kennen. Hij vertelt: ‘Het was een soort typemachine met aan de bovenkant twee grote gaten waarop je de telefoonhoorn kon leggen. Als je verbinding zocht, hoorde je een hoop gepiep en geknars en dan kreeg je verbinding, 1200 baud. Dat was behoorlijk snel in die tijd. Wat je typte verscheen op een papierrol, want een scherm was er nog niet. Als de computer antwoordde, kwam dat ook op die papierrol, letter voor letter. Na afloop had je een complete back-up van alles wat je gedaan had.’
Hij hield zich in die tijd vooral bezig met manieren om de computer gewone-mensentaal te laten begrijpen.

Even kijken in de VS
Na zijn afstuderen begon hij bij psychologie aan zijn promotieonderzoek bij Remko Scha. Halverwege vertrok Scha echter naar Amerika, naar het prestigieuze onderzoeksinstituut Bolt, Beranek and Newman (bbn), een van de plekken waar het internet is ontstaan. De Bruin wilde daar ook wel eens kijken. ‘Ik vroeg Remko of ik daar af en toe mocht langskomen, anders kreeg ik mijn promotie nooit af. Dat leidde ertoe dat ze mij ook een baan aanboden.’
Hij werkte een aantal jaar op het ai-departement in de vs, een ‘geweldig interessante tijd’. ‘We probeerden een natuurlijke-taalinterface te maken voor een database met informatie over de positie van schepen van de Amerikaanse vloot in de Pacific, zodat militairen geen computercommando’s hoefden te geven, maar hun vragen in gewone-mensentaal konden stellen.’ Hoewel dat een praktische eindvraag was, was de weg ernaartoe nog zo lang, dat het onderzoek vrij fundamenteel was. ‘Op de afdeling werkten veel wetenschappers met fundamentele interesse.’ Zijn promotieonderzoek was ondertussen stil komen te liggen. ‘Het doel van mijn promotie was om een leuke baan te krijgen en die had ik nu.’

Data mining
Na drie jaar besloot hij desondanks terug naar Nederland te gaan, samen met zijn vrouw en zijn inmiddels geboren dochter. ‘Mijn vrouw zou gemakkelijker in Nederland werk kunnen krijgen en we wilden onze dochter liever in Nederland laten opgroeien.’
Terug in Nederland startte De Bruin samen met een vriend een eigen bedrijf op ai-gebied. Hij legt uit: ‘Nu zou je het data mining noemen. Klanten met grote hoeveelheden informatie helpen de gegevens in een database te ordenen en een systeem te ontwikkelen waardoor je de gegevens kunt doorzoeken en er patronen in kunt ontdekken.’ Een van de klanten was verffabrikant Sikkens, die allerlei proefjes deed om nieuwe verven te testen, bijvoorbeeld om te kijken hoe die zich hield onder allerlei omstandigheden. Door de informatie in een database vast te leggen en er patronen in te ontdekken, konden bepaalde tests worden overgeslagen.
Een andere klant was bezig met het ontwikkelen van nieuwe zaden. Ze wilden via een geavanceerd systeem beter kunnen inschatten welke lijnen veelbelovend waren.
De Bruin werkte een paar jaar met veel plezier in het bedrijf, maar rijk werd hij er niet van. ‘We konden ervan leven, maar we waren niet de nieuwe Google.’

Grafische toekomstverkenningen
Begin jaren negentig was hij toe aan iets nieuws, hij wilde weer in een groter verband gaan werken en het rivm zocht een it-medewerker met kennis van ai. Deze organisatie houdt zich bezig met toekomstverkenningen op het gebied van milieu en volksgezondheid. Daarbij gaat het om ingewikkelde studies waarmee verschillende doelgroepen geïnformeerd zouden moeten worden. Maar omdat de gebruikte modellen ingewikkeld zijn en er veel factoren onzeker blijven, zijn de uitkomsten vaak omstreden. Begin jaren negentig kwamen de eerste grafische computers op de markt en De Bruin zag de mogelijkheden van de grafische computer voor zich, ver voor het werkelijkheid zou worden. ‘Bij ingewikkelde modellen als die het rivm maakte, is het lastig te bepalen wat je aan wie moet laten zien en hoe je dat laat zien. Als je de presentatie via de computer laat lopen, kun je niet alleen plaatjes tonen, maar je kunt ook laten zien hoe dingen zich ontwikkelen. En je kunt direct inspelen op vragen van mensen of het plaatje afstemmen op de doelgroep. Beleidsmakers zijn in andere dingen geïnteresseerd dan wetenschappers. En “het grote publiek” heeft weer andere interesses.’
Ook kun je de aannames veranderen en tonen welke invloed dat op het model heeft. Als de CO2- uitstoot toeneemt, wat betekent dat voor het klimaat? Hoeveel zal het zeeniveau stijgen? Hoeveel droger of natter zal het worden, hoeveel meer mensen krijgen malaria, omdat er meer muggen komen? Het is geen keiharde wetenschap, je doet bepaalde aannames, stel nu dat het anders uitpakt? Ik wilde mensen aan knoppen laten draaien en hun zo laten zien wat het effect is op de andere variabelen.

Stijl als beperking
Aan ideeën schort het in geen geval, onze nieuwe columnist bruist ervan, maar niet overal valt geld mee te verdienen. Hij heeft altijd een eigen bedrijfje gehad, waarmee hij zijn eigen projecten kan uitvoeren. Daarbij zoekt hij vaak samenwerking met andere partijen en is altijd betrokken gebleven bij academische projecten. Zo nam hij het initiatief voor een project van rivm en UvA voor de ontwikkeling van een systeem voor automatische datavisualisatie. Dat systeem moest zelf de beste manier bedenken waarop gegevens gepresenteerd kunnen worden, bijvoorbeeld een overzicht, een grafiek, een lijn- of taartdiagram. Daarvoor moet het systeem weten hoe mensen de informatie interpreteren. ‘Dan kom je weer bij de psychologie uit, alleen nu niet bij taal, maar bij perceptie.’
Ook de kunstprojecten van De Bruin vallen binnen deze categorie. Artificial Art beter gezegd. Het basisidee: als je formeel kunt omschrijven wat een stijl is, dan kun je de computer gebruiken om eindeloos varianten te produceren binnen een bepaalde stijl. ‘Een computerbeeld bestaat uit pixels, dus je kunt in principe alle mogelijke plaatjes maken door systematisch alle pixels op alle mogelijke kleuren te zetten. Maar je krijgt dan in de praktijk nooit iets interessants te zien. Dus je moet jezelf beperkingen opleggen, en dat heet stijl.’
Zijn ideaal is om een programma te maken dat alle stijlen omvat. Hij heeft er een paar uitgewerkt. Zoals een programma dat abstracte pentekeningen maakt. Of een programma dat vazen in 3D in alle mogelijke vormen kan produceren. De vazen hebben allemaal één kleur, alleen hun vorm wijkt af. Dat programma heeft gedraaid op een tentoonstelling, samen met echte vazen van kunstenaars. De Bruin: ‘Ik had mezelf de beperking opgelegd dat de vaas aan de bovenkant open moest zijn. Maar de kunstenaars hadden veel wildere vazen gemaakt. Die bedachten vazen die van boven dicht waren en vanonder open, als “een statement om de vaas ter discussie te stellen”, of als een “zoektocht naar het begrip vaas”. Ik dacht dat ik een wild programma had gemaakt, maar uiteindelijk bleek ik toch een vrij traditionele notie van de vaas te hebben geformuleerd.’
Ook heeft hij met een architect samengewerkt. Hij ontwikkelde een programma dat ontwerpen voor willekeurige huizen genereerde in een bepaalde stijl. In het project moesten de gebouwen onder andere schuine muren hebben. Ook dat programma was ‘geen moneyspinner’, maar het was wel leuk om te doen. Er kwam een gebouw uit dat de architect verder uitwerkte. Bijna was het uitgevoerd, er was even sprake van dat hij op een flat in het centrum van Rotterdam zou worden gezet. Maar uiteindelijk kreeg de architect de vergunningen niet rond.

Proefschrift 2
Drie jaar geleden begon De Bruin alsnog aan zijn proefschrift. Met dat proefschrift is hij weer terug bij zijn eerste onderwerp: taalverwerving. Het project gaat over het leren van grammatica en de vraag hoe het mogelijk is dat kinderen taal zo snel leren, bijvoorbeeld waar ze het werkwoord in een zin moeten plaatsen. In het Nederlands is dat ingewikkelder dan in het Engels.
Als je daar een theorie over hebt, kun je die in een computermodel vastleggen en als het ware naspelen. Dan kun je zien of de theorie consistent is en wat eruit volgt. Maar De Bruin zou De Bruin niet zijn als hij geen nieuwe ideeën kreeg. Je kunt het ook meer vanuit een ai-invalshoek benaderen, vond hij. Dan kun je een lerend machientje maken en kijken of die zich gaat gedragen als een mens. En zo wordt het project steeds ingewikkelder. De Bruin lachend: ‘Het gaat weer alle kanten op! In plaats van dat ik bij de computer blijf, raak ik geïnteresseerd in die kindertjes en ga ik me weer helemaal verdiepen in de literatuur over de cognitieve ontwikkeling van baby’s. Hoe komt een kind aan zijn eerste woorden en hoe leert hij die samenvoegen en hoe ontwikkelt zich dat?’
Zo dwaalt hij van een ingenieursproject af naar een meer geesteswetenschappelijk proefschrift. ‘Mijn promotor heeft er net als ik plezier in als ik terugkom met de mededeling ‘maar nu heb ik weer iets helemaal nieuws bedacht!’ of als ik mijn idee van de vorige keer helemaal onderuithaal. Dat is ook leuk, maar het schiet ondertussen niet op. Ik moet het nu natuurlijk gewoon afmaken.’

Spelen met lego
Hij zou eigenlijk graag robots bouwen, erkent hij lachend. ‘In zekere zin is het spelen met lego, die generatoren van huizen of vazen. Robots vind ik intrigerend, omdat ze op het grensgebied zitten van wetenschap en kunst. Je kunt het bovendien combineren met kennis van psychologie.’ En ook omdat het technisch is, want dat is toch zijn grote liefde gebleken. En die ‘rare mensen’ waarmee hij aanvankelijk in contact wilde komen; voelt hij zich daarom zo thuis bij de nerds in de technische wereld? Misschien wel, erkent hij. ‘Ik vind nerds leuk, omdat ze meestal eerlijk zijn. Dat maakt ze soms ook verwarrend, maar toch vooral leuk. Ze laten zich minder leiden door sociale verwachtingen, ze zijn met de zaak zelf bezig. Ik voel me er wel bij thuis.’