Lees verder
De ontdekking van het speciale kind: over de negentiende-eeuwse Idiotenschool van dominee Van Koetsveld. Door Annemieke van Drenth (2022). Amsterdam: Amsterdam University Press, 240 p.
Karel Soudijn

Voor de wet is iedereen gelijk, maar in het dagelijks leven verschillen we van elkaar. Annemieke van Drenth laat zien hoe opvattingen over verschillen tussen kinderen zich in de negentiende eeuw ontwikkelden, en welke gevolgen dit had voor bepaalde ‘achterblijvers’. Hoofdpersoon in haar historisch-pedagogische studie is dominee Cornelis E. van Koetsveld (1807-1893) die in 1849 in Den Haag wordt beroepen. In 1855 vestigt hij daar het eerste Nederlandse Geneeskundig gesticht voor minderjarige idioten. Op statistische gronden schat de dominee dat er in de samenleving minstens één idioot per duizend zielen gevonden kan worden. Haagse bestuurders menen dat dergelijke kinderen in hun gemeente ontbreken, maar Van Koetsveld speurt in de periode 1853-1855 er zelf al 83 op, vooral afkomstig uit arme gezinnen. Een duidelijk criterium voor idiotie ontbrak. De dominee zocht vooral naar achterblijvers van wie hij dacht dat ze in religieus en moreel opzicht opvoedbaar waren. Voor leerlingen van de Idiotenschool gold volgens Van Drenth: ‘Alles is gericht op het ultieme resultaat van het afleggen van de belijdenis voor de protestantse gemeenschap en het verzekeren van de toegang tot de maatschappij, om daarin als nuttig lidmaat te kunnen functioneren.’

De Haagse Idiotenschool heet officieel weliswaar ‘geneeskundig gesticht’, maar het uitgangspunt ligt in de pedagogie: genezing door opvoeding. Van Drenth laat zien hoe de dominee klem komt te zitten tussen verschillende disciplines. Theologie en pedagogie waren destijds wel met elkaar te verenigen, maar er is ook nog eens een krankzinnigenwet. Deze had destijds alleen betrekking op meerderjarigen (kinderen konden niet krankzinnig zijn), maar bij de oprichting van de Idiotenschool was koninklijke toestemming nodig en daarbij werd bepaald dat men regels uit de genoemde wet in acht moest nemen. Die kwamen erop neer dat rechterlijke machtiging nodig was voor de opname van pupillen. Bij het verkrijgen van die machtiging, was altijd een verklaring van een arts nodig. De theoloog/pedagoog voelde zich klem gezet in een juridisch en medisch web.

Van Drenth gebruikt de Haagse Idiotenschool als springplank naar brede culturele beschouwingen: hoe dacht men in de negentiende-eeuwse samenleving over ‘wezenlijke’ kenmerken van kinderen? De dominee duikt in haar beschouwingen op als groot strateeg. Zijn ideeën worden bijvoorbeeld warm aanbevolen door koningin Sophie, de echtgenoot van koning Willem III. Zij draagt financieel bij aan de Idiotenschool. Maar de koningin is ook geïnspireerd door een buitenlandse geleerde en diens instituut waar haar familie goede banden mee heeft. Van Koetsveld is het in allerlei opzichten oneens met die geleerde. Om de steun van de koningin te behouden, ontwikkelt hij redeneringen die thuishoren in het genre enerzijds-anderzijds. Dat lukt hem aardig. Hij blijft gesteund door Sophie, en zal in 1878 de functie van hofprediker krijgen. Uiteraard bevat dit boek enkele verhalen over kinderen met wie Van Koetsveld te maken kreeg. Gevarieerde verhalen, want bij deze dominee is ieder kind uniek.