Lees verder
Nederland telt 55.000 mensen die als kind zijn geadopteerd. Eén daarvan ben ik. Bovenmatig geïnteresseerd en nieuwsgierig was ik dan ook, toen ik het boek De Adoptiemonologen in handen kreeg.
Sonja Borgsteede

Het boek is een bundeling van 28 persoonlijke verhalen van geadopteerde (bekende en onbekende) Nederlanders, opgetekend door journalist Marina van Dongen – zelf als klein meisje geadopteerd uit Griekenland. Volgens de achterflap wordt in deze verhalen openhartig gesproken over de belangrijke levensvragen waarmee geadopteerden vroeg of laat worden geconfronteerd; van zoektochten naar biologische ouders en de rol van de adoptie bij het aangaan van eigen relaties, tot het omgaan met het gegeven dat je ‘afgestaan’ bent.

De term ‘afgestaan’ en de zinsnede ‘waarmee geadopteerden vroeg of laat worden geconfronteerd’, wekken aanvankelijk weerstand bij mij op. Ik heb mij altijd verbaasd over hoe goed anderen in mijn omgeving wisten te vertellen wat mij – als geadopteerde – te wachten zou staan. Nu nog

nergens last van? ‘Wacht maar tot jezelf een serieuze relatie krijgt… achttien bent… zelf kinderen wilt, of krijgt…’.Slechts enkele voorspellingen die mij meermalen zijn gedaan.

Adoptie wordt daarbij vaak geassocieerd met problematiek, in onder andere de hechting, met alle gevolgen van dien. Iedereen kent wel voorbeelden uit zijn omgeving, waarin het met de geadopteerde uiteindelijk goed is ‘misgegaan’. Ook deskundigen geven – al dan niet empirisch onderbouwd – reeds decennia lang hun mening over adoptie en de (vaak negatieve) impact daarvan op de betrokkenen.

Mijn eerste gevoel bij het verkennen van dit boek was dan ook een zekere vrees mij door 28 verhalen vol ellende te moeten worstelen.
Gelukkig verdween dit gevoel direct na het lezen van het voorwoord, waarin Van Dongen haar intenties toelicht; ‘Gek genoeg komen geadopteerden in hun verslagen nauwelijks aan het woord. En als ze al iets mogen zeggen, dan is dat meestal als onderdeel van een onderzoek, om een of andere theorie te onderstrepen. Het heeft mij als geadopteerde altijd gestoord dat anderen zo met mijn levensgeschiedenis aan de haal gingen. Daarom vond ik het de hoogste tijd voor een boek waarin geadopteerden zelf, zonder inmenging van derden, laten zien wat het nou werkelijk betekent om geadopteerd te zijn.’

Rauw

Positief geprikkeld begin ik aan het eerste verhaal. En voordat ik het door heb, ben ik zes verhalen verder. Ik moet eerlijk toegeven dat ik vooruit gebladerd heb om eerst de verhalen van de –net als ik – uit Zuid-Korea geadopteerde personen te lezen. De andere verhalen boeien mij echter ook stuk voor stuk.

Ieder verhaal vangt aan met naam, geboorteland, -plaats, -jaar en een kort citaat van de betrokken persoon. Deze citaten zijn vaak scherp en ‘rauw’ en maken dat je als vanzelf nieuwsgierig wordt naar het verhaal eromheen: ‘Ik herinner me een telefoongesprek waarin mijn moeder zei: Als ik had geweten hoe je was, dan had ik je nooit genomen’ (Mirjam Touwslager). ‘Je hoeft niet extra dankbaar te zijn als adoptiekind, maar je mag best loyaal zijn en waarderen wat je hebt’ (Marco de Vries). ‘Een paar jaar geleden vroeg mijn adoptievader: Ben je nou niet een keer klaar met die adoptie? Mijn antwoord was: Nee, en jij ook niet’ (Anand Kaper). En: ‘Het eerste wat ik dacht toen mijn moeder binnenkwam was: Jezus, wat een lelijk wijf!’ (Nikos de Wit).

Behalve dat de verhalen boeiend zijn, zijn ze prettig geschreven en, hoe cliché dat ook moge klinken, ‘uit het leven gegrepen’. Iedereen zal zich in de emoties van de hoofdpersonen kunnen verplaatsen, onafhankelijk van de vraag of je de context ervan herkent uit eigen ervaringen.

Alle verhalen zijn uniek en tegelijkertijd universeel. Ieder verhaal is terug te brengen tot levensvragen met betrekking tot identiteitsvorming, het overwinnen van tegenslagen, relaties met gezin en familie en het vinden en behouden van geluk – bijna een boek over ‘ontwikkelingspsychologie’, gegoten in een biografisch jasje.

Natuurlijk zijn in het leven van geadopteerden bepaalde thema’s explicieter aanwezig dan bij niet-geadopteerden; bijvoorbeeld de vraag ‘Waar kom ik vandaan?’ is veel concreter. Maar uiteindelijk komt ieder mens in het leven voor vragen en dilemma’s te staan. De keuze hoe om te gaan met een bepaald ‘gegeven’ is niet exclusief voor geadopteerden. Zo komt in het boek heel mooi naar voren dat een aantal van de geïnterviewde personen zich afgestaan of weggedaan voelt. Of zelfs nog erger: ‘Ik ben gedeporteerd’. Een aantal anderen ziet de adoptie juist als ‘uitgekozen’, of ‘uitverkoren zijn’ door de (adoptie)ouders.

Na het lezen van het boek kan ik niets anders concluderen dan dat hierin ‘adoptie’ een kapstok is, waaraan open en prachtig opgetekende levensverhalen worden opgehangen, die zeker bij de geadopteerde lezer een extra emotie zullen raken. Het is echter ook een boek over universele levensvragen. Daarom is dit boek, wat mij betreft, niet alleen een aanrader voor geadopteerden en hun familie en vrienden, psychologen en andere ‘deskundigen’, maar voor álle mensen!

Bespreking van: De adoptiemonologen
Door: M. van Dongen (2013)
Schiedam: Scriptum, 207 p.
Recensent: Sonja Borgsteede