Lees verder
Aleid Schilder (1949-2014) ging op latere leeftijd studeren. In 1987 publiceerde zij haar doctoraalscriptie klinische psychologie als boek en kennelijk sloeg dit aan, want onlangs, 27 jaar later, verscheen hiervan de tiende druk in een gewijzigde, uitgebreide editie. De recente uitgave van Hulpeloos maar schuldig bestaat voor ruim de helft uit de oude scriptie. De tekst ervan is slechts op kleine onderdelen gewijzigd. Aan de scriptie voegde Schilder enkele nieuwe hoofdstukken toe. Kort voordat de tiende druk uitkwam, overleed ze.
Karel Soudijn

Ze groeide op in de Gereformeerd Vrijgemaakte Kerk in Kampen. Deze achtergrond drukte een zwaar stempel op haar persoon en werk. De vrijgemaakte kerken beschouwen mensen ‘als zondig en ellendig’. Zij worden niet in staat geacht tot enige positieve bijdrage aan hun ‘verlossing’. Ook tellen zij niet mee als individu (p. 57). Innerlijke geloofsbeleving, aldus Schilder, is onbelangrijk. Het gaat om ‘gehoorzaam geloven’. Verderop schrijft zij: ‘Het mag niet te licht allemaal, niet te gemakkelijk’ (p. 62). Volgens Schilder pakt dit niet automatisch verkeerd uit; streng-gereformeerden zijn volgens haar soms ‘plezierige en betrouwbare mensen’. Maar het kan ook helemaal verkeerd gaan, en daar richt zij zich in dit boek vooral op. De streng-gereformeerde opvattingen leiden volgens Schilder gemakkelijk tot zwaar depressieve gevoelens.
Het ‘bewijs’ levert Schilder via analogieredeneringen. Ze haalt experimenten aan die Martin Seligman in de jaren zeventig uitvoerde met dieren die niet meer aan elektrische schokken wilden ontsnappen. Ze verwijst ook naar depressieve patiënten (niet noodzakelijk gereformeerde) die door Aaron T. Beck zijn behandeld. De cognitieve therapie van Beck heeft Schilder zelf ook toegepast bij mensen met depressieve klachten.
Komt depressiviteit vaker voor bij streng gereformeerden dan bij anderen? Op die vraag kon Schilder in 1987 geen antwoord geven. In een van haar later geschreven hoofdstukken haalt zij een proefschrift uit 1999 aan, van psychiater Arjan Braam, waarin drieduizend ouderen uit drie regio’s in Nederland werden onderzocht. In dat onderzoek bleken de vrijgemaakte gereformeerden op het criterium depressie niet slechter te scoren dan het gemiddelde. Onkerkelijken en zeer orthodox gereformeerden zijn veel vaker depressief. Voor Schilder gaf dit laatste aanleiding om haar aandacht te verleggen naar ‘bevindelijk’ gereformeerden die nog strenger in de leer zijn dan de vrijgemaakte. Zij doet dit in een volgend hoofdstuk, maar haar aanpak daarbij is heel persoonlijk: zij luistert naar preken van orthodoxe dominees, en zij haalt herinneringen van enkele cliënten aan. De emotionele ellende die we al in het eerste deel van het boek tegenkwamen, wordt nu nog zwaarder.

Duivels

Het boek geeft een helder beeld van orthodox-protestantse geloofsopvattingen die mee kunnen spelen in de emotionele problemen van sommige cliënten. Schilder wijst ook op valkuilen waar hulpverleners gemakkelijk intuimelen. Haar favoriete aanpak in de hulpverlening blijft die van de cognitieve therapie van Beck, maar ze wijst op een fundamentele moeilijkheid: wie de overtuigingen van iemand aanpakt, is meteen ook bezig om de persoon los te weken van diens sociale omgeving. Cliënten die afkomstig zijn uit een hechte en gesloten gemeenschap, kunnen daardoor te snel en te sterk losraken van de groep waarin ze verder moeten leven. Voor dat probleem heeft Schilder geen goede oplossing. Of eigenlijk: ze heeft een oplossing die in streng-gereformeerde kringen als duivels zal klinken. In religieus opzicht zoekt Schilder haar heil namelijk in de opvattingen van de psycholoog Han Fortmann, een rooms-katholiek priester. Ik weet niet of elke streng-gereformeerde cliënt daarmee thuis kan komen.
De tekst uit 1987 suggereert dat bijna elke vrijgemaakt gereformeerde beschouwd kan worden als een potentiële cliënt voor psychologische hulpverlening. Het verderop aangehaalde onderzoek van Braam wijst in een andere richting. Dit roept interessante nieuwe vragen op, waar Aleid Schilder niet aan toe is gekomen. Hoe slagen zoveel mensen erin om zich staande te houden, ondanks zeer ‘neerdrukkende’ overtuigingen? Zitten er misschien ook prettige kanten aan ‘aangeleerde hulpeloosheid’? Valt er bij veel mensen geen grote last weg als ze telkens te horen krijgen dat ze zelf geen enkele positieve bijdrage aan hun eigen ‘verlossing’ kunnen leveren?
Seligman liet indertijd met zijn experimenten zien dat honden en andere dieren op een bepaald moment niet meer hun best doen om te ontsnappen aan elektrische schokken. Maar is dit de meest voor de hand liggende analogie als we orthodoxe gemeenschappen willen begrijpen? Ik mis in dit boek een sociaal-psychologische of een cultureel-antropologische visie. Schilder ging weliswaar in een van haar latere hoofdstukken weer preken beluisteren, maar als waarnemer reageerde ze bevooroordeeld: ze vond de vorm en de inhoud ervan afschuwelijk. Misschien luisterde het kerkvolk echter op een andere manier en werden de toehoorders bevestigd in het idee dat ze gewoon hun gang konden gaan.
In elk geval mist dit boek een visie op de vraag hoe de mensen binnen een tamelijk sterk gesloten groep elkaar overeind houden. Dit boek gaat over de uitvallers.

Recensie van:
Hulpeloos maar schuldig. Het verband tussen een gereformeerde paradox en depressie
Door: A. Schilder (2014)
Utrecht, Uitgeverij Kok