Om binnen te komen moet ik – debutant en psycholoog – tussen het publiek in een lange rij over de rode loper, langs een haag van fotografen. Voor me tv-presentator, schrijver en cabaretier Arjen Lubach die onwaarschijnlijk langzaam voortschrijdt en door iedereen wordt gefotografeerd en geïnterviewd. Net als meer BN’ers neemt hij uitgebreid de tijd.
Binnen moeten de genodigden door een witte gang met aan beide kanten deuren met namen erop van psychologen en psychiaters – H. Rorschach, W. James, S Freud en de anti-psychiater R.D. Laing – alsof we langs hun behandelkamers komen. We worden verwelkomd door verpleegsters en dokters in witte uniformen. Eenmaal opgenomen komen we in de hal, met als decoratie uitvergrote medicijnendozen en paspoppen die aan de balustrades hangen alsof ze zich elk moment naar beneden kunnen laten vallen. Zo ziet een inrichting er dus uit in het hoofd van boekenbalorganisatoren.
Margreet Dolman praat het programma aan elkaar. Als eerste vertelt neuropsycholoog Erik Scherder aanstekelijk over het brein, hoe creativiteit werkt, waar het in het brein oplicht. De zaal moet meedoen, enthousiasme laten blijken. En hoewel dat braaf gebeurt en er gelachen wordt, reageert menigeen met onbegrip. Want hoe toegankelijk ook, wat moeten we met deze voordracht? Na een dichteres en wat muziek komt Maarten Biesheuvel aan de arm van Dolman het toneel op. Biesheuvel kampt letterlijk met waanzin, hij lijdt al decennialang aan manische depressie. Hij begint te vertellen over een opname in een psychiatrische inrichting, over een groot bord vla met geprakte medicijnen, over twee Napoleons en een prins Bernhard bij hem op de afdeling. En als Dolman hem bijvalt, zegt hij: ‘Bemoei je er niet mee.’ Dit gebeurt een paar keer, tot het echt te lang duurt en Dolman hem uiteindelijk van het podium leidt. Ik ben niet de enige die zich er ongemakkelijk bij voelt.
Na een vrolijk optreden van Dimitri Verhulst, dit jaar de schrijver van het boekenweekgeschenk, begint het bal. Overal bn’ers die, als er een camera is – en die staan overal – zich er met een brede grijs naartoe draaien en er stralend voor poseren, een schrijver die me hartelijk gedag zegt. Zo’n twee maanden eerder liet ik hem een boek signeren en ik zeg dat ik verbaasd ben dat hij dat nog weet. Hij knikt glimlachend en zegt: ‘Maar dat is héél lang geleden.’ Pas dan snap ik dat het pure beleefdheid is, zijn manier om afstand te houden, zonder iemand te beledigen. Iets vergelijkbaars gebeurt als een literair recensent me hartelijk toeknikt, alsof hij blij is dat we elkaar weer zien. Ik weet zeker dat we elkaar nooit ontmoet hebben, nu loop ik snel door.
Meer dan hoe het thema ‘waanzin’ is uitgewerkt, is dit ‘boekenbalgedrag’ nog wel het meest interessant voor een psycholoog.