Lees verder
Ber Damen, directielid van Berenschot.
Geertje Kindermans

Ik werkte een jaar of twee als assessmentpsycholoog bij gitp en was nog bezig het vak goed onder de knie te krijgen. Toen kreeg ik een ongeluk.

Ik was met een vriend op vakantie in Zuid-Frankrijk. We maakten een fietstocht en waren bezig met een afdaling. Mijn vriend daalde snel af, ik was voorzichtiger, nam een haarspeldbocht en kwam een auto tegen die op mijn weghelft zat. Ik moest uitwijken, raakte van de weg af en knalde met mijn gezicht tegen een rotswand. De hele knal ving ik met mijn gezicht op. Van het ongeluk weet ik niet veel meer, ik had een bijna-doodervaring: ik hang zo’n 150 meter boven de plek van het ongeluk, zie mezelf liggen, er staat een ambulance met zwaailichten bij en er zijn allemaal mensen met me bezig.

Ik ben een week kunstmatig in slaap gehouden. Mijn schedel lag open, mijn oogkas en neus waren gebroken, net als mijn kaak en al mijn tanden lagen eruit. Drie weken heb ik in Frankrijk in het ziekenhuis gelegen, ze hebben alles geopereerd en hersteld. Dat is heel goed gelukt, op mijn kaak na, die moest in Nederland opnieuw worden gebroken en gezet.

Na het ongeluk wilde ik maar één ding: zo snel mogelijk weer aan het werk, om het ongeluk rap achter me te laten. Aanvankelijk was mijn kaak nog gefixeerd en kon ik niet praten. Toen de ijzerdraden eruit waren, ben ik weer begonnen met werken, zes weken na het ongeluk.

Ik moest mensen beoordelen op hun geschiktheid voor functies of hun potentieel voor organisaties en daarvoor voerde ik gesprekken met hen. Maar ik zag er gehavend uit, had geen tanden, dus aan het begin van zo’n gesprek moest ik even uitleggen wat er gebeurd was. Doordat ik zo mijn kwetsbaarheid toonde, kreeg ik betere gesprekken. Dat ik over mezelf vertelde, deed iets met mijn gesprekspartners. Het leidde ertoe dat mensen over hun eigen ervaringen gingen vertellen. Het contact was veel beter.

Daarna kwamen we ter zake, want we waren er natuurlijk niet om over ongelukken te praten, maar om te kijken of iemand geschikt was voor een bepaalde baan of carrière. De gesprekken daarover waren vervolgens minder formeel dan eerder. Kandidaten waren openhartiger, vertelden makkelijker over hun minder positieve kanten. Voor mijn ongeluk was ik vooral bezig die gesprekken goed te voeren, ik was gefocust op de juiste gesprekstechniek, de juiste gespreksstructuur, wilde de goede vragen stellen. Ik zat in een expertachtige rol van psycholoog die moet achterhalen hoe mensen precies in elkaar steken. En die mensen vertelden vooral waar ze allemaal zo goed in waren. Doordat de gesprekken nu vrijer en opener waren, kreeg ik betere informatie en zo ontstond er een evenwichtiger beeld van de mensen.

Aan het eind van de dag moest ik mensen vertellen of ze wel of niet geschikt waren. Dat kon ik niet leuker maken, maar het leek wel of ze het nu makkelijker van me accepteerden. Als je een goed contact met iemand hebt, is een afwijzing misschien wel eenvoudiger te incasseren. Maar zeker weten doe ik dat natuurlijk niet, het zou een leuk onderzoek zijn.

Ik was onbedoeld vaardiger geworden. Letterlijk met een klap. Terwijl ik erop uit was om alles zo snel mogelijk te vergeten en de lijn van voor het ongeluk zoveel mogelijk door te trekken, zoveel mogelijk door te gaan of er nooit iets gebeurd was, is het een belangrijk turning point geworden.’

Foto: Peter Valckx