Dit was te lezen in een bericht in De Telegraaf1. Een sympathiek standpunt voor een ‘hersenwetenschapper en neuropsycholoog’. Kennelijk ziet neuropsycholoog Jelle Jolles, universiteitshoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam, in dat het brein geen oorzakelijke rol mag worden toegeschreven. Deze ontkenning is niet gebruikelijk onder neurowetenschappers (zie ook mijn bespreking van werk van ontwikkelingspsycholoog Eveline Crone2).
Jolles gaat ver. In een interview met pedagoog Bas Levering3 zegt hij dat het fMRI-onderzoek ‘op korte termijn niet veel voor de praktijk oplevert.’ Toch zegt hij in datzelfde interview ook: ‘In de grote archiefkast van de hersenwetenschap liggen veel ongebruikte dingen. Stof ze af en ga er met elkaar en vooral ook met de politiek over praten en vraag je af hoe je dat in ons onderwijs en in de opvoeding kunt implementeren.’ Laten we eens bezien wat Jolles in Het tienerbrein allemaal afstoft.
Mind
Jolles zegt dit boek geschreven te hebben ‘om te laten zien hoe belangrijk de omgeving is voor de ontwikkeling van tieners’ (blz. 11). Hij adviseert lezers die haast hebben (ouders) alleen de hoofdtekst te lezen uit een of meer van de 32 hoofdstukken. Wie wat meer diepgang wil (professionals), moet de kaders met wetenschappelijke informatie bestuderen. Voor wetenschappers zijn er nog de Wiki’s in een gelieerde website (www.tienerbrein.nl).
Al lang is er intense belangstelling voor hersenwetenschap. Ook Het tienerbrein surft mee op die belangstelling en is sinds november al driemaal herdrukt. Maar gaat het eigenlijk wel over tienerhersenen? Neen! Al op blz. 18 legt Jolles uit dat dit boek niet gaat over hersenen, maar over het tienerbrein. En hij beschouwt het woord brein als vertaling van het Engelse mind. Het woord tienerbrein ‘slaat dus op hersenmechanismen en op beleving, psychologisch functioneren en sociaal gedrag.’ Dit is een ongebruikelijke opvatting van het woord ‘brein’ dat Van Dale omschrijft als ‘hersens als orgaan’ en ‘hersens als zetel van het verstand’. Brein lijkt mij de vertaling van brain, niet van mind.
Jolles hanteert zijn begrip brein inconsequent: soms verwijst het wel degelijk naar de hersenen. Zo schrijft hij: ‘Vanwege de grote veranderingen in hersenstructuur en functie tijdens de adolescentie, zou je dit ook de fase van het verbreinen kunnen noemen.’ Zo staat op blz. 234 een kader over ‘Verschillen in de hersenen tussen jongens en meisjes en de invloed van hormonen’ – bedoeld als verdieping van de hoofdtekst, waarin staat dat het meisjesbrein in het voordeel is in het huidige onderwijs. Zo is ‘brein’ een synoniem voor hersenen. Op blz. 244 schrijft hij: ‘Het brein zet jongens aan om meer te bewegen.’ Gegeven Jolles omschrijving van het begrip brein kan dit niet: bewegen is immers een aspect van het brein, want gedrag.
Zijn afzweren van de hersenen in een oorzakelijke rol is eveneens inconsequent. Zo staat op blz. 41 dat nieuwsgierigheid ‘samenhangt met de rijping van het zenuwstelsel en daarmee ook de oorzaak is van hun impulsiviteit.’ Het veelvuldige gebruik van het begrip rijping leidt tot tal van oorzakelijke suggesties. Jolles schrijft dat de lichamelijke, cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling niet in de pas lopen. Hij acht dat een belangrijke vondst en schrijft ter ‘verklaring’: ‘de rijping loopt niet gelijk op.’ (blz. 25). Ook schrijft hij: ‘dat het tot ver na het twintigste jaar duurt voordat de complexe netwerken van zenuwvezels door het hele brein zijn uitgerijpt’ (blz. 28). En dat betekent ‘dat de omgeving actief kan blijven bijdragen aan de ontplooiing van de adolescent’ (blz. 29).
Wat dit laatste betreft: wie had ooit anders gedacht?
Conceptueel verwarrend
In Het tienerbrein worden talloze vanzelfsprekendheden gepresenteerd als recente bevindingen uit het hersenonderzoek. ‘In de laatste twintig jaar is gebleken dat de ontwikkeling van de tiener sterk wordt beïnvloed door de fysieke omgeving waar jongeren hun tijd doorbrengen. Het maakt dus uit waar ze zijn en wat ze doen’ (blz.29). En wat te denken van: ‘Kennis zit niet in de genen maar wordt verworven door leren en ervaring’ (blz. 26). Een stelling waarvan gezegd wordt dat die behoort tot ‘de nieuwe wetenschappelijke inzichten in het functioneren van de adolescent’ (blz.31).
Wat stoft Jolles nu eigenlijk af? Onder andere verschillen tussen jongens en meisjes, maar hij concludeert tevens: ‘Oefening en ervaring kunnen de invloed van biologisch bepaalde verschillen overrulen’ (blz. 256). Dat is zijn goede nieuws: hersenontwikkeling kan beïnvloed worden want ‘de hersenrijping kan versneld of vertraagd worden door de aard van de prikkels uit de omgeving’ (blz. 270). Hij gaat ver in het relativeren: ‘voor de beschrijving van vaardigheden en functies zijn hersenen en hersenstructuren geheel niet nodig’ (blz. 358).
Het tienerbrein is conceptueel verwarrend: brein als vertaling van mind, maar inconsequent gebruikt. Verder: hersenen niet willen zien als oorzakelijk, maar wel volhouden dat de adolescent pas is uitgerijpt ver na zijn twintigste (hoewel afgewisseld met het inzicht dat die ontwikkeling te beïnvloeden valt). Vaak beweert Jolles dat recent hersenonderzoek zo veel potentiële bruikbaarheid heeft. Maar dat wordt nergens waargemaakt. Sterker nog: ‘De bruikbare kennis betreft dus niet de hersenen en niet de didactiek. Wel gaat het om de lerende tiener’ (blz. 347).
Ik weet niet wat dit precies betekent, al is duidelijk dat Jolles inderdaad voortdurend gehakt maakt van de gedachte dat het brein een bepalende rol vervult. En aan het eind van zijn boek beantwoordt hij dan ook de vraag ‘wat weten we nu over de tiener en wat kunnen we daarmee doen?’ met ‘dat we een verantwoordelijkheid hebben als ouder, als leraar, als onderwijsorganisatie, overheid en politiek: een verantwoordelijkheid om voorwaarden te scheppen voor de talentontwikkeling van onze tieners’ (blz. 396).
Is dat een ‘nieuw’ inzicht? Hebben we daarvoor hersenonderzoek nodig? Heeft Jolles niet teveel gehakt van zijn eigen discipline(s) gemaakt?
Noten
- De Telegraaf (28-11-2016). Kind niet voor 25ste loslaten.
- Koops, W. (2013). Nieuwe adolescentiepsychologie? Over de kleren van keizer Neuro. De Psycholoog, 48, 10-16.
- Levering, B. (2016). In de grote archiefkast van de hersenwetenschap liggen heel veel ongebruikte dingen. Pedagogiek in Praktijk, 94, 7-11
door Jelle Jolles (2016)
Amsterdam: Amsterdam University Press