Lees verder
Waarom wilt u dat weten?’ Veel therapeuten ervaren persoonlijke vragen van cliënten als lastig en kiezen voor een tegenvraag. Wees niet te krampachtig, adviseren de auteurs van het boek Zelfonthulling. Vragen als ‘ben je getrouwd?’ en ‘heb je kinderen?’ kun je gewoon beantwoorden. Of uitleggen waarom je het beter vindt dat niet te doen.
Annemarie Huiberts

Professionele distantie was lang de norm, maar onder invloed van de herstelbeweging is de relatie tussen cliënt en behandelaar steeds meer richting gelijkwaardigheid verschoven. En dus kan, en móet, de professional zich in de spreekkamer ook als mens laten zien. Volgens kinder- en jeugdpsychiater Saskia van Deursen is zelfonthulling niet ‘iets wat je er stiekem bij doet, maar een onvermijdelijk en onmisbaar onderdeel van de professionele identiteit.’ Psychiater en filosoof Derek Strijbos noemt zelfonthulling ‘inherent aan goed hulpverlenerschap.’ Zelfonthulling verhoogt namelijk de echtheid van een therapeut en draagt zo bij aan het succes van de therapie. Desondanks zijn er nog geen richtlijnen of gedragscodes, ook in het onderwijs en onderzoek is slechts beperkt aandacht voor zelfonthulling.

Van Meekeren beschrijft verschillende indelingen van het begrip zelfonthulling. Naar aard (intentioneel versus niet-intentioneel), vorm (verbaal, non-verbaal, contextueel) en plaats (spreekkamer, internet). Een belangrijk onderscheid is dat tussen self-involving selfdisclosure, over zaken die spelen in de interactie tussen hulpverlener en cliënt, en self-revealing selfdisclosure, over zaken die spelen in het leven van de professional buiten de spreekkamer. Is het eerste type een centrale interventie binnen diverse therapeutische stromingen, onthullingen van het tweede type moeten bij voorkeur kort, bondig en spaarzaam zijn – anders verliezen ze hun verrassingsežect. De belangrijkste vuistregel is dat wat de therapeut over zichzelf vertelt, net als andere interventies, in dienst moet staan van het groeiproces van de cliënt. In het boek komen de verschillende typen zelfonthullingen allemaal aan de orde. Als niet-intentionele vorm van zelfonthulling wordt huilen uitgebreid behandeld; bijna 90% van de therapeuten overkomt dat wel eens. De meeste therapeuten vinden geëmotioneerd raken geen probleem maar echt huilen te ver gaan. En mag je als therapeut een poster van de Stichting Wakker Dier aan de muur hangen? Over deze vorm van contextuele zelfonthulling lopen volgens een internetenquête de meningen sterk uiteen van ‘ja’ (19%) tot ‘absoluut niet’ (30%). Tevens is er aandacht voor psychische problematiek van de professional zelf. Door publiekelijk open te zijn over zijn dwangstoornis, hoopt psychiater Menno Oosterhof de vooroordelen hierover te verminderen. Tegelijkertijd toont hij zich in de spreekkamer terughoudend. Zeggen dát je de stoornis hebt is naar zijn ervaring voldoende; er meer over vertellen voegt vaak weinig toe.

Al met al is Zelfonthulling een beknopt en prettig leesbaar boek. Het bevat misschien weinig echt verrassende inzichten, maar het kan therapeuten zeker helpen bij het bepalen van hun eigen positie op het spectrum verhullen–onthullen.

Door: E. van Meekeren (2017)
Amsterdam: Boom , 116 p.