Lees verder
De vrije wil bestaat niet. Dat is de krachtige en tegelijk verwarrende boodschap van bijvoorbeeld de hersenwetenschappers Victor Lamme en Dick Swaab. Het is een idee waar we als mens maar moeilijk mee kunnen leven. Gelukkig werpt filosoof, cognitiewetenschapper en grootheid Daniel Dennett zich op als beschermheer van onze vrije wil. Samen met cognitiewetenschapper Roy de Kleijn had Geertje Kindermans via Skype een ontmoeting met Dennett. ‘We willen de juiste beslissing nemen, op het juiste moment, om de goede redenen.’
Geertje Kindermans, Roy de Kleijn

De vrije wil bestaat niet, die is niets meer dan een illusie. Dat stelden de hersenwetenschappers Victor Lamme en Dick Swaab respectievelijk in hun populairwetenschappelijke bestsellers De vrije wil bestaat niet en Wij zijn ons brein alsook in diverse interviews. Met dat standpunt trokken ze veel aandacht binnen de wetenschap, maar ook van het grote publiek. Zijn wij willoze slachtoffers van onszelf? Ligt alles wat we doen vooraf vast? Lamme en Swaab bevinden zich met hun ideeën overigens in goed gezelschap; neurowetenschappers hebben een indrukwekkend aantal studies op hun naam staan die het lastig maken om de vrije wil te verdedigen.

Toch is lang niet iedereen ervan overtuigd dat we geen vrije wil zouden hebben. Tegengeluid is te horen uit een al even indrukwekkende hoek. Eén van de beschermheren van de vrije wil is Daniel Dennett (1942), filosoof, cognitiewetenschapper en hoogleraar aan Tufts University. Dennett, in 2012 bekroond met de Erasmusprijs, is een zogeheten compatibilist; hij gelooft dat determinisme en vrije wil te verenigen zijn. Zijn ideeën over bewustzijn en vrije wil, uiteengezet in internationale bestellers zoals Consciousness Explained en Darwin’s Dangerous Idea, hebben het veld van de cognitiewetenschap zodanig beïnvloed dat een discussie erover niet compleet is zonder hem aan het woord te laten. Als voorbereiding voor Dennetts bezoek aan Nederland in maart 2016, waar hij zal spreken op een symposium over vrije wil en bewustzijn 1. , interview ik Dennett via Skype samen met Roy de Kleijn van Universiteit Leiden. De Kleijn doet promotieonderzoek en is docent en coördinator van de cursussen Inleiding in de Psychologie en Consciousness.

Laten we bij het begin beginnen.

Onze hersenen zijn eigenlijk een grote rekenmachine, klopt dat?

‘Het is geen standaard computer, maar inderdaad, ons brein is een soort rekenmachine.’

Dus alle cognitie is eigenlijk een vorm van berekenen?

Aarzelend: ‘Ik zou daar wat kanttekeningen bij kunnen maken, maar grof gezegd is dat zo. Het is een vorm van informatieverwerking en uiteindelijk is dat berekenen.’

Het lijkt lastig om pure informatieverwerking te verenigen met het fenomeen van qualia, de subjectieve ervaring die we allemaal kennen. U heeft weleens gezegd dat de subjectieve ervaring van bewustzijn niet bestaat.

Dat zullen veel lezers vreemd vinden…

‘Ik geloof wel dat subjectieve ervaring bestaat, maar ik denk dat het filosofische concept van qualia – de “kwalitatieve” eigenschappen van waarneming zoals kleur en geur – een grote vergissing is. Het is te vergelijken met het volgende: stel dat iemand denkt dat kleur bestaat en dat dat dus betekent dat atomen een kleur hebben. En aangezien atomen niet zijn gekleurd volgens natuurkundige theorieën, zou er daarom een revolutie moeten plaatsvinden binnen de natuurkunde. Dat is natuurlijk onzin.’

Wordt er dan een categoriefout gemaakt?

‘Zoiets. De ervaring bestaat. Kleur bestaat. Subjectieve kleur bestaat. Het idee van qualia is een theoretisch concept, het is een technische term die nooit goed is gedefinieerd. Daarom kunnen we die maar beter niet gebruiken.’

Dus omdat we dat idee niet goed hebben gedefinieerd, kunnen we het maar beter niet gebruiken als een wetenschappelijk concept?

‘Het is erger dan dat. Mensen gebruiken het concept van qualia en denken dat ze elkaar begrijpen omdat er geen duidelijke definitie van is. Maar ze praten langs elkaar heen, zonder zich dat te realiseren. Daar zijn mooie demonstraties van.’

Geldt hetzelfde voor bewustzijn, dat mensen het verschillend gebruiken?

‘Absoluut. Het begrip bewustzijn is een zooitje. Het is niet zoiets als een elektron of dna, het is een vaag begrip en verwijst nergens naar. Bewustzijn is meer te vergelijken met een begrip als de ether.’ (Een hypothetisch medium waarvan tot de twintigste eeuw werd gedacht dat het verantwoordelijk zou zijn voor de voortplanting van elektromagnetische straling, red.)

Er zijn filosofen die zeggen dat u door uw manier van redeneren, de subjectieve ervaring zo buiten de wetenschap plaatst…

‘Nee hoor, helemaal niet. Ik wil de subjectieve ervaring graag binnen het wetenschappelijke domein houden. Ik stel alleen een wetenschappelijke theorie en een structuur voor die elke wetenschappelijke theorie zou moeten hebben. Ik gebruik alleen de term qualia niet, omdat die zoveel connotaties heeft waarvan ik denk dat ze niet kloppen.’

Toch verwijten sommigen u dat u ‘het grote probleem’ van bewustzijn – in de literatuur wel bekend als the hard problem – probeert te omzeilen.

‘Die mensen die dat doen, hebben gelijk. Want er is geen ‘groot probleem’. The hard problem is een artefact van slordig denken. Nou ja, slordig… Ik vrees dat de mensen die het hebben over hét grote probleem eigenlijk voor de gek zijn gehouden door het lidwoord ‘the’. Door het ‘the hard problem’ te noemen insinueer je dat, wanneer je alle ‘easy’ problemen hebt opgelost, je nog niet alles hebt opgelost. Maar er is geen groter achterliggend probleem. Stel je voor dat iemand dat tegen biologen zegt: je hebt alle kwesties rond reproductie opgelost, we weten nu alles over het zelfherstellend vermogen en metabolisme, maar je hebt het grote probleem niet opgelost: wat is leven? Dan kun je zeggen: wat bedoel je? Dat probleem heb ik wel opgelost, door alle kleine problemen op te lossen. Biologen zullen zeggen: “Er ís geen groot probleem.” En zo sta ik tegenover qualia.’

Veel neurowetenschappers zijn het ermee eens. Menig neurowetenschappelijk onderzoek is gericht op de grenzen tussen bewustzijn en onbewuste perceptie en informatieverwerking. Denkt u dat dit een goede manier is om dit probleem aan te pakken?

Als dit volledig is uitgezocht, is er dan geen explanatory gap meer tussen wat we weten en wat we willen weten?

‘De explanatory gap, zoals beschreven door Joseph Levine (1983), is een artefact van verkeerde verbeelding. Er zijn een heleboel dingen die we nog niet weten. Maar het idee dat er één explanatory gap zou zijn, heeft met de manier van redeneren te maken, niet met een ontdekking.’

Zijn neurowetenschappers op de goede weg om het mysterie van het bewustzijn op te lossen?

‘Sommigen wel, anderen niet. Onderscheid maken tussen bewuste en onbewuste gebeurtenissen, wordt soms erg goed gedaan. De voorgestelde categorisatie is soms goed toepasbaar op wat we observeren. Zelf vind ik de Franse cognitieve neurowetenschapper Stanislas Dehaene daar een goed voorbeeld van. Zijn categorisatie van vaak verwarrende concepten als aandacht, pre-bewustzijn en metacognitie zijn duidelijk een stap in de goede richting. Anderen, zoals Victor Lamme, hebben in mijn optiek een verwarrend idee over wat bewustzijn is. Lamme heeft beslist interessante ideeën over wat er gebeurt, maar zijn ideeën hebben volgens mij niets te maken met wat hij bedoelt met fenomenaal bewustzijn, het bewustzijn dat bestaat uit de subjectieve kwaliteiten van de ervaring, onafhankelijk van de subjectieve toegang tot die ervaring.’

Behalve Lamme stelt ook Dick Swaab dat de vrije wil niet bestaat.

U bent determinist – compatibilist – maar u verwerpt het idee van de vrije wil niet?

‘Het is eigenlijk heel simpel: vrije wil is een idee waarmee we zijn opgegroeid. En we passen het toe in ons leven. Als we onder druk een contract tekenen, is het geen vrije wil. Beloven we iets, dan is dat wel onze vrije wil. Vergelijkbaar zien we kleuren en we denken dat er rode en blauwe en groene dingen zijn. Of neem euro’s. Sommige zijn van papier, of van metaal, andere euro’s zijn louter abstracties op een bankrekening. Vrije wil, kleuren en euro’s zijn vergelijkbaar: ze maken onderdeel van uit van ons dagelijks leven, maar ze hebben geen duidelijke, heldere identiteit. Euro’s zijn er in verschillende vormen. Het feit dat we briefjes en munten hebben, dragen bij aan het idee dat het echt ‘dingen’ zijn. Maar dat zijn ze niet, anders zou de wereld vol liggen met papier en munten. Of neem een belofte, waar zijn die van gemaakt? Het is een overeenkomst tussen twee zelfstandig denkende mensen met een vrije wil om een belofte te doen. Dat localiseer je niet in het brein.

Stel je voor dat een wetenschapper roept: “Ha! Ik ken de literatuur, ik heb nog eens goed gekeken en de euro bestaat helemaal niet! Die is een illusie! En kleuren zijn ook illusies, net zoals beloftes!” Dat is onzinnig. Want wat bedoel je precies als je zegt dat vrije wil een illusie is? Kunnen mensen geen beloftes doen? Lamme en Swaab hebben een te simpele voorstelling van wat vrije wil is. Ze hebben het over de afwezigheid van oorzaak en gevolg van een beslissing. Ze zeggen dan dat onze acties en beslissingen niet het gevolg zijn van onze intenties, maar al ver van tevoren te voorspellen zijn. Maar zou je goed dingen kunnen beslissen terwijl al je zintuigen worden geblokkeerd, zodat je niet weet wat er om je heen gebeurt? Ik kan het me niet voorstellen. Je wilt geïnformeerd kunnen beslissen. Dan zouden je beslissingen dus veroorzaakt worden door de informatie die je krijgt, maar is dat erg? Je wilt toch worden geïnformeerd door de wereld, zodat de keuzes die je maakt, het beste aansluiten bij je doelen en projecten? Als dat geen vrije wil is…

En als dat alles is wat Lamme en Swaab zeggen: er is geen onveroorzaakte oorzaak, dan hebben ze gelijk. Maar dat heeft niets te maken met of we vrije wil hebben of niet.’

Dus we praten over twee verschillende vormen van vrije wil.

Vrije wil waarnaar neurowetenschappers verwijzen, zoals Libet in zijn experimenten (1983, 1985), is er een van?

‘Libets experimenten en de meer recente van Soon en Haynes (2008) laten ons zien dat sommige van onze zelf-geïnitieerde acties enkele seconden van tevoren te voorspellen zijn. Dat is natuurlijk interessant, maar betekent in elk geval niet dat we geen vrije wil hebben. Ze laten zien dat we goede redenen hebben om te willen dat onze denkprocessen en ons redeneren en de oorzaken daarvan privé zijn. Anders zou er misbruik van ons kunnen worden gemaakt. En deze experimenten illustreren dat het soms mogelijk is om onze keuzes te voorspellen. Maar dat kan nog niet echt en niet ijen real time, het kost een computer nog veel tijd om data te analyseren en een voorspelling te doen. Hoe dan ook, voorspelbaarheid betekent niet dat vrije wil niet bestaat. Kijk, als ik een briefje van tien euro op straat neerleg, kan ik natuurlijk wel voorspellen dat mensen dat zullen oprapen. Dat kan ik zelfs voordat ik ook maar iemand zie. Betekent dat dan dat mensen geen vrije wil hebben? Natuurlijk niet. Dat ik kan voorspellen wat mensen doen, betekent niet dat ze geen vrije wil hebben.’

Dat we kunnen redeneren, vindt u erg belangrijk voor het hebben van een vrije wil. Waarom is juist dát zo belangrijk? Als iedereen perfect rationeel zou redeneren, zouden we toch ook altijd op hetzelfde uitkomen?

Hebben we dan nog wel een vrije wil?

‘Redeneren heeft een normatieve kant. Met redeneren bedoelen we ‘goed redeneren’. Slecht redeneren is geen redeneren. Goed redeneren betekent: rationeel zijn. We willen goede denkers zijn, we willen logisch zijn, we willen de juiste beslissing nemen, op het juiste moment, om de goede redenen. We willen goed reageren om de goede redenen. We willen worden gezien als rationeel, zeker als we aan een discussie meedoen. We willen verantwoordelijk gehouden worden voor wat we doen en vinden, en we willen dat kunnen beredeneren. En dat willen we omdat we de dingen willen doen die verantwoordelijke mensen kunnen doen, zoals langetermijnplannen maken, contracten tekenen, leningen aangaan, en beloftes doen waar mensen op vertrouwen. Want daarmee worden we gezien als verantwoordelijke individuen. We willen dat anderen ons de vrijheid geven om te doen wat we willen. We willen laten zien dat we ermee kunnen omgaan, we willen politieke vrijheid. Kleine kinderen kunnen dat niet, psychiatrische patiënten evenmin.’

Kortom, we hebben vrije wil en ons vermogen om te redeneren nodig om te functioneren in de maatschappij?

‘Inderdaad! We willen competente actoren zijn in de verschillende marktplaatsen van het leven. De echte markten, maar ook de markt van ideeën. Dát is vrije wil: autonoom beslissingen nemen om goede redenen.’

Noot 1: Voor meer informatie zie www.bestaatdevrijewil.nl.

Literatuur

  • Levine, J. (1983). Materialism and qualia: the explanatory gap. Pacific Philosophical Quarterly, 64, 354-361.
  • Dehaene, S. (2014). Consciousness and the Brain: Deciphering How the Brain Codes Our Thoughts. Viking Press.
    Libet, B., Gleason, C.A., Wright, E.W. & Pearl, D.K. (1983). Time of conscious intention to act in relation to onset of cerebral activity (readiness-potential): the unconscious initiation of a freely voluntary act. Brain, 106, 623-642.
  • Libet, B. (1985). Unconscious cerebral initiative and the role of conscious will in voluntary action. Behavioral and Brain Sciences, 8, 529-566.
  • Soon, C.S., Brass, M., Heinze, H.-J. & Haynes, J.-D. (2008). Unconscious determinants of free decisions in the human brain. Nature Neuroscience, 11, 543-545.

Foto: Bram Budel