Lees verder
Geertje Kindermans

Drank maakt meer kapot dan je lief is. Het puberbrein bijvoorbeeld. Gedurende de tienerjaren is het brein nog in ontwikkeling en kan alcohol een desastreuse invloed uitoefenen, waarvan we de gevolgen nog nauwelijks overzien. Omdat steeds meer jongeren na te veel alcohol in het ziekenhuis belanden, is het ziekenhuis in Delft begonnen met een alcoholpoli. Psycholoog Mireille de Visser over hoe met pubers – en vooral hun ouders – over alcoholgebruik te praten.

Tien jaar geleden werd er in het Reinier de Graaf Ziekenhuis in Delft eens in de twee jaar een kind met alcoholvergiftiging opgenomen. In de jaren daarop steeg dat getal dramatisch naar acht comagevallen in 2005. In heel Nederland werden er in 2008 337 kinderen met spoed opgenomen. Bovendien hadden deze jongeren steeds hogere promillages en het ging steeds vaker om meisjes. Een alarmerende ontwikkeling, vonden kinderarts Nico van der Lely en kinder- en jeugdpsycholoog Mireille de Visser, beiden verbonden aan het Delfts ziekenhuis. Om die reden richtten ze de alcoholpoli op. Inmiddels loopt het project als pilot niet alleen in het Delfts ziekenhuis, maar hebben drie andere ziekenhuizen een vergelijkbare alcoholpoli ingericht, officieel ‘polikliniek voor jeugd & alcohol’ geheten.
We spreken met psycholoog Mireille de Visser over het initiatief, over de aanleiding en waarom alcohol eigenlijk zo slecht is voor jongeren. En alweer over: wie gaat dat betalen?
Want het probleem is groot. Het aantal kinderen dat bewusteloos door alcohol het ziekenhuis wordt binnengebracht, is slechts het topje van de ijsberg. Jongeren drinken tegenwoordig veel en stevig, weet De Visser. ‘Als je ziet wat een gemiddelde scholier in het weekend aan drank tot zich neemt… dat houd jij niet bij, hoor. Twintig bier voor een jongen is niets. En dan nog een paar van die shooters er tussendoor – dat is sterke drank in een klein flesje. En ze komen allemaal uit prima gezinnen, niets aan de hand.’

Laconiek
Ouders hebben nogal een laconieke houding als het om hun drinkende kinderen gaat. Dat verbaast De Visser wel eens. ‘Op scholen vraag ik het wel eens aan klassen van elf-, twaalf- of dertienjarigen: wie heeft er ooit een slokje alcohol mogen proeven? Bijna iedereen. Maar als je vraagt: wie heeft wel eens een trekje van een sigaret gekregen, dan is dat bij niemand het geval. Bij roken is het ouders wel duidelijk: één trekje is misschien niet schadelijk, maar je gaat roken niet aanmoedigen. Waarom is dat met alcohol anders? Dit is het meest gemaakte misverstand: dat je een puber beter in de veilige thuissituatie eens een slokje alcohol kunt laten proberen, dan het streng verbieden, want dan gaan ze het stiekem doen. Maar dat is goed onderzocht en dat is niet het geval, integendeel. Als je het verbiedt, gaan kinderen minder én minder snel drinken.’

Schade
Alcohol drinken, maar vooral drankmisbruik, is voor jongeren extra schadelijk, zegt De Visser en pakt er een modelletje van de hersenen bij. ‘Het voorste deel van de hersenen – de prefrontale cortex – is het deel waar planning zit – en het lymbische systeem waar emoties als angst, agressie en drift worden gereguleerd. Die gebieden maken in de puberteit een groeispurt door. De ontwikkeling is pas voltooid als we 23 zijn. Door alcoholgebruik en vooral door binge drinking, kan dit gebied niet voluit groeien; het blijft kleiner, minder doorbloed, en er ontstaan minder verbindingen.
Wat de effecten in het gedrag zijn, daarnaar kunnen we vooralsnog slechts gissen, bij jongeren is het nog onvoldoende onderzocht. Er is wel onderzoek gedaan onder adolescenten en volwassenen die verslaafd zijn aan alcohol. Die groepen waren impulsiever, explosiever, angstiger, ze konden hun gedrag minder goed sturen in vergelijking met controlegroepen en ze ontwikkelden eerder borderline. Het zou kunnen dat dit ook voor jongeren geldt, maar zeker weten we dat nog niet. Er zijn wel al aanwijzingen dat jongeren die aan binge drinking doen, minder goed kunnen leren en last krijgen van concentratieproblemen, aldus De Visser.
Het is logisch dat veel drank niet goed kan zijn voor het jonge brein. Maar ook een beetje alcohol is mogelijk schadelijk. Bij mensen is dit nog niet onderzocht, wel bij muizen, weet De Visser. Muizen werden in een bak met water gegooid; ergens in die bak bevond zich een plateautje waarop ze veilig waren. Sommige muizen kregen af en toe een beetje alcohol, andere niet. Bij volwassenen was er geen verschil in prestatie, ze leerden even snel het plateautje te bereiken. Bij pubermuizen was er wel een duidelijk verschil. De pubermuizen die geen alcohol kregen, deden het net zo goed als de volwassenen, maar de pubermuizen die heel af en toe wat alcohol kregen, leerden het niet en bleven reageren alsof ze voor het eerst in het water werden gegooid.

Gevaren
Daarnaast zijn er de directe gevaren. Want alcohol leidt tot agressie en vechtpartijen. En voor meisjes verdient alcohol en seks speciale aandacht. De Visser: ‘Sommige meiden worden onder invloed van alcohol alleen op straat gevonden en als we hen opnemen, moet er een gynaecoloog bij komen om te kijken wat er gebeurd is. Ik hoor verhalen van een meisje dat twee jongens heeft moeten pijpen en haar vriendinnetje ook, of meisjes die onder dwang seks hebben. Een meisje dat bij ons werd opgenomen, vertelde over een eerdere keer dat ze onder invloed was, waarvan ze zich aanvankelijk niets meer kon herinneren. Maar een week later kreeg ze steeds meer flash backs over een haar onbekende jongen die op haar lag. Hij had haar ontmaagd.’

Buurtsuper
Bijna alle pubers die in het ziekenhuis komen, hebben de drank uit de supermarkt, zegt De Visser. ‘De oplossing lijkt me daarom vrij simpel: geen drank meer in de supermarkt. Maar dat zal er niet van komen, zo liet Ter Horst haar vorig jaar weten, toen ze hier was. ‘Het belang van de industrie is te groot.’
In zijn afstudeeronderzoek liet Jordy Gosselt jongeren drank kopen bij de supermarkt, de slijter en de horeca. Hoewel ze er te jong voor waren, kregen ze het in verreweg de meeste gevallen gewoon mee. Een enkele slijter vroeg wel eens: ben jij al 16? En als de jongere zei dat dit het geval was, kreeg hij het alsnog mee.

Niet lollig
Jongeren kunnen dus te gemakkelijk aan drank komen, de verleidingen zijn groot en getuige het toenemend aantal ziekenhuisopnamen gaat het steeds vaker fout. Bovendien leren de meeste jongeren niets van zo’n negatieve ervaring met alcohol, weet De Visser op basis van onderzoek. Alles bij elkaar genoeg reden om de alcoholpoli te starten. ‘Tot op dat moment stuurden we de jongeren weer naar huis. Maar we vonden dat er met die kinderen gepraat moest worden, dat ze moesten weten hoe gevaarlijk alcohol voor hen is. Ook leek het me belangrijk om na te gaan of het alcoholincident geen signaal was van een onderliggend probleem. Daarbij dacht ik niet direct aan een verslavingsprobleem, maar meer aan problemen op school of thuis.’ Ze schreef een plan, inmiddels is het uitgewerkt tot een protocol dat in vier ziekenhuizen wordt gebruikt.
Als de jonge patiënten worden opgenomen, moeten ze eerst medisch stabiel worden. Daarna volgt een programma. Samen met een pedagogisch medewerker bekijken ze een website over drankgebruik, www.watdrinkjij.nl, en doen daar onder meer een zelfdrinktest. Toegespitst op hun resultaten krijgen ze advies. ‘Alleen het drinkgedrag in kaart brengen, werkt al als interventie’, zegt De Visser. Bovendien past het middel bij de doelgroep, want jongeren zitten graag achter de computer.’ Daarnaast is er een gesprek met de kinderarts. ‘Een dokter met een witte jas straalt ander gezag uit dan een pedagogisch medewerker met wie je achter de computer zit. En allemaal brengen ze dezelfde boodschap over: geen alcohol voor je zestiende, óók niet met oud en nieuw of met je verjaardag. En er wordt ondertussen niet lollig over het incident gedaan. Bij een patiënt in een van de pilotziekenhuizen kwam een groep vrienden op bezoek die voor de grap een breezer meenamen. De Visser: ‘Toen hebben we het protocol nog maar eens aangescherpt: behalve de ouders, geen bezoek. En ook zij moeten er niet luchtig over doen, want daar reageren we gelijk op. Het moet duidelijk zijn dat het een ernstige zaak is.’

Opvoedingsondersteuning
Het is niet toevallig dat deze eerste fase wordt gebruikt om een duidelijke boodschap uit te zenden, de jongeren die in het ziekenhuis liggen zijn zich suf geschrokken, ze zijn vaak verbaasd of zelfs verbijsterd dat dit heeft kunnen gebeuren.
Binnen zes weken na opname krijgen de jongeren en hun ouders een poliklinisch gesprek met de kinderarts en daarna met de psycholoog. De Visser: ‘Ik spreek eerst een uur met de ouders, daarna met de puber. Ik neem bij beiden een gestandaardiseerd interview af dat gaat over de dag van de alcoholvergiftiging, maar ook over hoe de puber verder functioneert. Daarnaast bespreek ik met de ouders de vragenlijsten die de puber zelf, de ouders en bij voorkeur ook de school hebben ingevuld. Vaak blijkt er meer aan de hand en is de puber bijvoorbeeld lastiger en opstandiger dan leeftijdsgenoten, terwijl de ouders denken dat het om gewone puberopstandigheid gaat. Daarnaast gaat het bij veel jongeren op school niet goed. Verder is er vaak sprake van adhd’ers of add’ers.’
De Visser vraagt ook naar het drankgedrag van ouders. ‘Als vader uit zijn werk komt en gelijk een biertje opentrekt, geeft hij het verkeerde voorbeeld. We richten ons niet alleen op gedragsverandering van de jongere, maar ook op die van de ouders. Dat was voor hem een motivatie om te minderen.’
Tijdens het gesprek geeft De Visser de ouders opvoedingsondersteuning. ‘Ik vraag altijd: hebben jullie je kind straf gegeven? Vaak is dat niet het geval en vinden ze dat het kind al genoeg is gestraft. Maar het is beter om het wel te doen, om de kans te vergroten dat jongeren ervan leren.
Ouders zeggen soms dat ze hun kind vertrouwen, maar dat is onverstandig. Niet omdat het kind niet zou deugen of omdat ze een slechte band hebben, maar omdat pubers zo in elkaar zitten. Het is beter een gezond wantrouwen te hebben.’
Veel pubers zitten ook in een weinig stimulerende omgeving, valt De Visser op. Soms werken ze op school onder hun niveau, scholen zijn tegenwoordig nogal snel met het terugzetten. Ze doen daarnaast niets meer aan sport of ze zijn gestopt met hun hobby’s. En als ze nergens meer worden uitgedaagd, gaan ze klooien op straat, dat is eigenlijk heel logisch. Daarom luidt mijn praktische advies: zorg dat ze die uitdagingen weer krijgen, laat ze weer op een club gaan.’

Op de gang
Tijdens het gesprek met de ouders, zit de puber een uur op de gang te zweten. Een bewuste strategie. ‘De meesten vinden het overdreven om te komen, terwijl we weten dat een groot deel niets leert van zo’n alcoholincident. Daarom laten we hun ook op deze manier voelen dat ze over de grens zijn gegaan.’
In het gesprek met de puber vat De Visser samen wat de ouders hebben verteld. ‘Ik vertel ook de positieve dingen en vaak reageren ze opgelucht dat hun ouders ook de positieve kanten nog zien. Thuis zijn ze vaak in een negatieve spiraal geraakt.’
Ze neemt weer een gestandaardiseerd interview af, doorspekt met wetenschappelijke feiten en verhalen uit de praktijk. ‘Ik wil weten wat de motivatie van de puber is om niet meer te drinken, want die kan verschillend zijn. Voor ouders is hersenontwikkeling bijvoorbeeld erg belangrijk en ook de gevaren van seksueel misbruik. Voor pubers is het misschien wel urgenter om nooit meer zo te hoeven kotsen en te voorkomen dat vrienden hen raar vinden als ze dronken zijn.’

In vertrouwen
Ze maakt de puber duidelijk dat ze een beroepsgeheim heeft en dus niets aan de ouders zal doorvertellen. ‘Want ik wil graag precies weten wat de puber drinkt. Vaak vertellen ze me heel veel. Zoals een jongen die twee dagen nadat hij met een alcoholvergiftiging in het ziekenhuis had gelegen, zijn eerste biertje alweer gedronken had. Want het was Koninginnedag. In dat geval weet je dat het foute boel is en er echt iets moet gebeuren.’
Een ander meisje was alcoholverslaafd, ze begon haar dag met twee Coebergh, als haar ouders al naar het werk waren. Sinds de alcoholvergiftiging bleef een van de ouders thuis om haar naar school te brengen, dus ik vroeg haar: “Dan ga je in de pauze natuurlijk even naar de supermarkt.”
“Ja, tuurlijk”, zei ze.
Dat meisje was verslaafd, maar dat had niemand door.’ Toch zijn dat uitzonderingen. De Visser hoeft zelden door te verwijzen naar verslavingszorg. ‘Veel pubers zijn uit zichzelf gemotiveerd om iets aan hun drankgebruik te doen, zeker als je bij hun motieven aansluit.’ Het blijkt bijvoorbeeld vooral voor jongens moeilijk om de groepsdruk te weerstaan. ‘Mijn indruk is dat jongens die met een alcoholvergiftiging zijn opgenomen, niet de meest sociale types zijn. Daarbij kun je je wel iets voorstellen, want voor hen is een drankje een steuntje in de rug. Of dat meer dan een indruk is, zijn we wetenschappelijk nog aan het onderzoeken.
Het is vooral ook interessant om de antwoorden van de ouders met die van de puber te vergelijken, stelt De Visser. Net zoals ze de resultaten van de vragenlijsten naast elkaar legt.

Vooruitgang
Na een aantal weken volgt een evaluatiegesprek, waarin De Visser haar bevindingen kan terugkoppelen. Dat kan telefonisch als er niets uitzonderlijks uit de vragenlijsten of de gesprekken is gekomen. Is er wel een doorverwijzing nodig, dan worden ouders en puber samen uitgenodigd om het advies door te spreken. De Visser: ‘Ik kan ze doorverwijzen naar bureau jeugdzorg voor meer opvoedingsondersteuning en heel soms naar verslavingszorg of de ggz. Als een puber al voor iets als adhd in behandeling is, heb ik contact opgenomen met de hulpverlener, die het alcoholgebruik meeneemt in de behandeling.
Verder vormt neuropsychologisch onderzoek een onderdeel van ons project. Daar verwijzen we intern naar door als het bijvoorbeeld niet goed gaat op school, als een puber een te laag niveau volgt, of als er sprake is van binge drinking.’
Na zes tot acht maanden is er een follow up. De Visser: ‘We willen weten hoe de puber functioneert, of de behandeling geholpen heeft en of een eventuele doorverwijzing het gewenste effect heeft gehad.’ Daarnaast is het belangrijk om de schoolresultaten in de gaten te blijven houden. ‘Er zijn hier kinderen geweest die na de opname een proefwerkweek hadden en nergens last van hadden, maar een halfjaar later wel. Dat willen we breder onderzoeken, want als het inderdaad zo is dat de ontwikkeling van het brein verstoord raakt, kun je je voorstellen dat je vlak na de vergiftiging nog niets merkt, maar een halfjaar later wel. Dan kunnen we alsnog neuropsychologisch onderzoek laten uitvoeren. Ik wil onder meer weten of zo’n vertraagde reactie vaker gebeurt. En eigenlijk ook hoe het twee jaar later met deze jongeren is.’

Aparte aanpak
De aanpak is anders dan wat er in veel andere ziekenhuizen gebeurt. ‘Andere ziekenhuizen hebben een samenwerkingsverband met verslavingszorg, dat doen wij bewust niet. De stap naar de ggz is voor veel patiënten een grote. Met onze aanpak willen we de drempel juist laag houden en als het enigszins kan binnen het ziekenhuis blijven.’
Verder richten andere ziekenhuizen zich vooral op het kind, terwijl in de aanpak van de alcoholpoli het gesprek met de ouders misschien wel belangrijker is. ‘Pubers zijn nu eenmaal impulsief, het zijn de ouders die hen in de gaten moeten houden. Wij streven niet alleen naar gedragsverandering van de puber, maar vooral ook van de ouders.’
Sinds het experiment startte, is er geen puber twee keer met een alcoholvergiftiging opgenomen. Voor de tijd kwam dat wel voor, soms tot drie keer toe. In het protocol staat: als een patiënt voor de tweede keer met een alcoholvergiftiging in het ziekenhuis komt, wordt dat aan het amk (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) gemeld.

Toeloop
Het project kreeg subsidie zodat de vier pilotziekenhuizen gedurende anderhalf jaar ieder vijftig kinderen konden behandelen. Maar het aantal alcoholintoxinaties nam sterker toe. ‘We zitten in Delft nu al bijna aan de vijftig alcoholvergiftigingen. Waarschijnlijk komt het omdat de streekziekenhuizen ons nu weten te vinden. Dat is een goed teken, maar we zijn pas een paar maanden bezig en ook de komende tijd moeten de behandelingen betaald worden. Wij hebben als ziekenhuispsycholoog nog geen dbc die we kunnen schrijven.’ En dat is frustrerend. De Visser: ‘Het gaat om een groot en actueel probleem, de interventie werkt goed, is kortdurend, laagdrempelig, het is minder stigmatiserend dan als patiënten in de ggz terechtkomen, je voorkomt er veel ellende mee, maar het geld is bijna op. Ik zou eigenlijk nog zeven patiënten mogen zien en dan tien maanden lang niet meer.’
Daarom is ze op zoek naar andere geldstromen. Ze hoopt daarbij dat de alcoholpoli in de toekomst voor een groot deel weer overbodig zal worden, omdat iedereen weet dat drinken voor kinderen niet goed is. Maar vooralsnog is dat niet het geval. Er moet dus eerst een dbc alcoholvergiftiging komen, maar die komt er pas als de aanpak bewezen effectief is en dat is nu juist waaraan gewerkt wordt. Om diezelfde reden gaan ziekenhuispsychologen in andere ziekenhuizen er ook nog niet mee aan de slag.
Verder zou er ook iets voor volwassenen moeten gebeuren, een nog veel grotere groep. De Visser: ‘Delft is een studentenstad. Er worden hier geregeld studenten binnengebracht die zich bewusteloos hebben gedronken. Op de spoedeisende hulp vragen ze ons of we daar eigenlijk niets aan moeten doen.’
Hoewel het onderzoek nog niet is afgerond, is De Vissers algemene indruk dat de aanpak effect heeft. En echt ongeïnteresseerde pubers komt ze zelden tegen. Maar dat zijn mogelijk meer de drop outs, het is een vrijwillig traject. Eerder ging ze daar langer achteraan. ‘Als ik het idee heb dat ouders zich eraan onttrekken, dan bel ik op en leg ik uit waarom het toch belangrijk is dat ze komen. Alleen doe ik het nu niet meer. Omdat we dus al zoveel patiënten hebben. Maar die groep is natuurlijk wel belangrijk, juist als ze niet willen, krijg je het idee dat er meer aan de hand is.’