Lees verder
Geertje Kindermans

Het ideeëngoed van Liesbeth Eurelings-Bontekoe deed de afgelopen jaren stof opwaaien. Dat maakte ze eerder mee, begin jaren tachtig werkte ze bij Buikhuisen. Leuk vindt ze die commotie niet, maar ze laat zich er niet door weerhouden. Een autonome denker buiten de gebaande paden om.

Liesbeth Eurelings-Bontekoe moest er toch wel even over nadenken. Ze wil best een interview geven. Sterker: ze is vereerd, maar het was lange tijd onrustig rond haar persoon en ze was juist zo blij dat het allemaal wat gekalmeerd was.
Ze maakt zich daarom zorgen: als er maar geen ophef van komt.
Ze is een kleine, ranke dame, elegant gekleed, met sieraden en een opvallend blond kapsel. Zo op het eerste gezicht geen prototype van een feministe, maar verder heeft ze alle kenmerken van een stoere vrouw: een autonoom denker die zichzelf ‘een ongeluk werkt’, die nachtenlang bij zwangere schapen zat om onderzoek te doen, en die thuis de traditionele rollen heeft omgedraaid. Misschien is ze wel een echte ondernemersdochter. Alleen ging ze in tegenstelling tot haar vader niet in zaken, maar koos ze voor de wetenschap.

Met hart en ziel
Ze studeerde psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Als hoofdrichting koos ze de psychofysiologie, met persoonlijkheidsleer als bijvak.
In 1973 studeerde ze af, en omdat ze aan de slag wilde, ging ze naar de afdeling Cardiologie van het Wilhelmina Gasthuis, tegenwoordig het amc. Ze had belangstelling voor individuele verschillen in gevoeligheid voor hartfalen. Vanwaar die interesse?
‘Misschien ook omdat mijn vader aan een hartprobleem leed’, zegt ze. ‘Door zo’n incident wordt je belangstelling “aangezet”, dan ga je je erin verdiepen.’ Maar bij Cardiologie waren geen mogelijkheden om dit soort onderzoek te doen. Men verwees haar door naar Gynaecologie, die een afdeling Psychosomatische Verloskunde had. Daar deed een bioloog onderzoek naar de biologische en psychologische aspecten van zwangerschap en baring. Hij was daarbij sterk op dieren gericht, maar maakte wel steeds een vertaling naar de verloskunde bij mensen. Ze ging op gesprek en kon gelijk beginnen.
De bioloog had veel artikelen verzameld over de invloed van stress op het beloop van zwangerschap en baring bij grote huisdieren, zoals schapen, koeien en paarden. Onder andere ging het over het verschijnsel dat dieren door het vuurwerk met oudjaar, zo gestrest kunnen raken dat ze hun foetus verliezen. Ook had hij informatie over het effect dat weeën stoppen bij grote stress en dat daardoor de bevalling geremd wordt. Het is een biologisch nuttig verschijnsel, want dan heb je de tijd om te vluchten. Maar het is niet goed voor de vrouw die bezig is met bevallen. Psychogene weeënzwakte, heet het.

Weeënzwakte
Ze schreef een overzichtsartikel en daar kwam een onderzoeksproject uit voort. Eurelings-Bontekoe: ‘We hebben het verschijnsel onderzocht bij dieren, onder andere bij konijnen. Op de bovenste etage van de chirurgische kliniek van het Wilhelmina Gasthuis was de afdeling Experimentele Chirurgie, een plek waar wij zwangere konijnen konden plaatsen. We brachten kleine elektroden aan op de zwangere baarmoeder en konden zo de activiteit van de baarmoeder voor, tijdens en na de bevalling registreren. Als stress lieten we bijvoorbeeld een hard geluid horen of we plaatsten een kat bij het konijn. Dan registreerden we de kracht van de weeën en de tijd ertussen.’
Hetzelfde experiment herhaalde ze bij schapen, die bij de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht in de wei liepen. Daarna onderzocht ze de hormonale mechanismen die in het proces een rol spelen. ‘Nachtenlang heb ik in Utrecht bij bevallende schapen gezeten. Ik nam ieder uur bloed af, bracht het naar het lab, en maakte de bloedmonsters klaar om in de koeling op te bergen, voor latere hormoonanalyses en dan ging ik snel weer terug naar de barende schapen.’ Overdag schreef ze aan haar proefschrift. Een zware periode, verzucht ze. ‘Maar het kenmerkt mij wel, ik ben een harde werker.’
Behalve dat ze het proces van weeënzwakte met haar onderzoek aantoonde en ontrafelde hoe het werkte, maakte ze ook een vertaalslag naar de mensenwereld. ‘We hebben op basis van de resultaten voorlichtingen opgezet voor zwangere vrouwen over wat stress tijdens de zwangerschap en de bevalling kan doen en hoe je het voorkomt en hoe je het reguleert.’

Buikhuisen
Ze promoveerde in de geneeskunde en kort daarop deed zich de mogelijkheid voor om bij professor Buikhuisen in Leiden te gaan werken. Buikhuisen had, zoals bekend, belangstelling voor de biologische, psychologische en erfelijke basis van criminaliteit. Hij had een multidisciplinair team om zich heen geformeerd. Eurelings-Bontekoe was in de psychofysiologie opgeleid en werd in 1979 als ud’er in Leiden aangenomen. Zijn ideeën waren in die tijd controversieel, men ging er over het algemeen vanuit dat criminaliteit door de omgeving verklaard kon worden, over biologische factoren mocht niet gepraat worden. En juist in die periode werd onder aanvoering van Hugo Brand Corstius, alias Piet Grijs, een campagne tegen Buikhuisen opgestart. Grijs schreef in Vrij Nederland een serie felle columns over Buikhuisen, waarin hij zelfs de vergelijking met nazi-Duitsland maakte. Hij stelde dat Buikhuisen en zijn team schedels van criminelen wilde openleggen. Daarna vielen ook collegacriminologen Buikhuisen af.

Kwade dronk
Het gevolg was dat de onderzoeksgroep nergens meer binnenkwam; gevangenissen, jeugdinstellingen en scholen weigerden alle medewerking. Het team werkte ondanks alle beperkingen nog een tijd door. Eurelings-Bontekoe: ‘Ik hield me bezig met de psychofysiologische en de psychologische kant van criminaliteit, zoals de rol van extraversie, agressie en impulsiviteit. We ontwikkelden een biopsychosociaal model waarin criminaliteit gezien wordt als een functie van biologische aanleg, persoonlijkheid, opvoeding en de omgeving. Het was een simpel model dat nu geen stof meer zou doen opwaaien. Maar toen wekte het woede. Toch hebben we met studenten nog wel leuk onderzoek kunnen doen.
Zo wilden we kijken waarom sommigen na alcoholgebruik agressief worden en anderen niet en hoe deze typen van elkaar verschillen. Aan studenten geen gebrek, ze meldden zich massaal aan voor het borrelexperiment. We lieten studenten met een goede en kwade dronk vijf borrels drinken en registreerden huidgeleiding en hartslag als maten voor arousal. Ook vroegen we hen naar delictgedrag en namen we persoonlijkheidsvragenlijsten af. Studenten met een kwade dronk waren in nuchtere toestand vijandiger en wantrouwender en hadden een lager arousalniveau dan studenten met een goede dronk. Na het drinken bleken alleen de studenten met een goede dronk alerter te worden en waarschijnlijk dus beter in staat hun impulsen te beheersen, ondanks de drank.
In totaal werkte Eurelings-Bontekoe acht jaar met Buikhuisen, maar uiteindelijk ging ze in 1987 als een van de laatsten weg, waarna de onderzoeksgroep in zijn geheel werd opgedoekt.

Tussen twee stromingen
Ze was al begonnen met de opleiding tot gedragstherapeut, omdat ze de ommezwaai naar klinische psychologie wilde maken. Ze stapte binnen de Universiteit Leiden over naar Klinische Psychologie en kwam te werken bij René Diekstra. Het was 1987.
Ze lacht.
Ja, inderdaad, ook daar maakte ze het een en ander mee. Ze voelde zich daar gelijk op haar plek. Ze werkt er nog steeds en houdt zich nu bezig met persoonlijkheidsdiagnostiek en met de vraag naar hoe individuele verschillen in persoonlijkheid mensen kwetsbaar maken voor psychische ziekten.
‘Je hebt eigenlijk twee stromingen binnen de persoonlijkheidsdiagnostiek. De ene benadering is vooral nomothetisch, waarin de studie van algemeen geldende wetmatigheden centraal staat. De nomothetische traditie ziet individuele verschillen als lastige ruis. Het is voornamelijk een statistische benadering, die vooral binnen de research wordt gehanteerd.
Daarnaast heb je de ideografische, individugerichte visie, waarbinnen individuele verschillen tussen mensen juist centraal staan. Deze visie zien we vooral binnen de klinische praktijk terug, want daar werk je altijd met individuen.

Dynamische theorie
Het gaat hierbij eigenlijk om het dilemma tussen wetenschap en praktijk, maar je kunt niet één van beide posities innemen. Je kunt niet alleen naar de grote wetmatigheden kijken en je ogen sluiten voor het individu, en omgekeerd kan het evenmin.’ Eurelings-Bontekoe probeert beide visies te integreren. Wat ze bij het individu ziet, wil ze proberen terug te vinden in grotere groepen. ‘Je moet balanceren tussen de grilligheid van het individu, zoals je die klinisch ziet, en de wetmatigheid van de groep, waar de statisticus zich mee bezighoudt en in die spagaat zit eigenlijk de persoonlijkheidsdiagnostiek zoals ik die voorsta. Dat is hoe ik tot mijn laatste werk ben gekomen, de dynamische-theoriegestuurde profielinterpretatie, afgekort dtp.’
Ze geeft een voorbeeld: ‘Als iemand op een vragenlijst laag scoort op extraversie, dan verwacht ik statistisch dat hij hoog scoort op verlegenheid, want tussen die twee trekken is een sterk positief verband. Toch zie je vaak dat mensen ondanks hun introversie, laag scoren op verlegenheid. Dan kun je je afvragen: zit daar een dynamiek achter? We zien deze combinatie vaak bij patiënten, en daarbij zien we een heel specifieke belevingswereld en dynamiek.
Als je zulke klinische observaties dan zoveel jaren doet, geef je specifieke profielen een bepaalde betekenis en dan is de volgende stap: zie ik die specifieke betekenis ook in grote groepen terug?’
In 1988 kwam ze Wim Snellen tegen, die bij verschillende vormen van pathologie van patiënten ook specifieke profielen zag. Zijn werk en ideeën sloten naadloos aan waar Eurelings-Bontekoe mee bezig was. Het leidde tot de samenwerking die tot op de dag van vandaag voortduurt. In 2003 publiceerden ze hun belangrijkste werk erover: Dynamische persoonlijkheidsdiagnostiek, waarvan in 2010 de derde druk verscheen, met daarin de resultaten van de tot nu toe internationaal gepubliceerde studies.

Kritiek
Dan vragen we er toch maar naar: waar komt die felle kritiek vandaan?
De kritiek heeft voor een deel met de kloof tussen wetenschap en praktijk te maken, waarover ze eerder sprak. ‘We beschreven een model geheel vanuit de klinische praktijk en dat model moest nog empirisch gefundeerd worden. We hebben ervoor gekozen eerst het model transparant en toetsbaar te beschrijven en nu zijn we bezig met onderzoek ernaar. Ofwel we volgen hier geheel de empirische cyclus van observeren, hypothesen genereren, voorspellingen afleiden en deze toetsen. De resultaten roepen weer nieuwe vragen op voor verder onderzoek.’
De vraag of de kritiek niet feller dan normaal is, houdt ze aanvankelijk af. ‘Ik vind het prima, het is alleen maar goed dat er commentaar komt, zolang de discussie constructief is. En dat is zij voor een deel ook.
En voor zover dat niet het geval was, heb ik geprobeerd het zo constructief mogelijk op te pakken. Maar ik ben blij dat het weer wat rustiger is en ik gewoon verder kan werken. Ik wil het zeker niet oprakelen.’
De discussie oprakelen is niet de bedoeling, het zegt misschien iets over haar persoon dat ze meer stof doet opwaaien dan andere wetenschappers. Eurelings- Bontekoe: ‘Misschien komt het ook omdat ik vanuit het psychodynamisch gedachtegoed denk, dat doet altijd wat stof opwaaien. Er is een grote groep die daar niets mee op heeft. Men vergeet daarbij welke enorme ontwikkeling het psychodynamische gedachtegoed heeft doorgemaakt sinds Freud. Daarnaast heb ik psychodynamische theorie en concepten gekoppeld aan self-reportvragenlijsten en dat is ook omstreden. Sommige mensen vinden dat je zo niet met vragenlijsten moet omgaan. Wij vinden dat het wel kan. Je kunt meer voorspellen op basis van dynamisch-theoriegestuurde interpretaties van combinaties van trekken dan op basis van losse schalen, dat hebben we nu ook in ons onderzoek gezien.’

Tegen de stroom in
Eigenlijk gaat ze met haar ideeën tegen de mainstream in. Was dat in de tijd van Buikhuisen eigenlijk ook het geval?
‘Dat was precies hetzelfde. Het enige verschil is: wat Buikhuisen toen zei, is nu volkomen geaccepteerd. Ik zwem altijd een beetje als een zalm tegen de stroom in.’
En dat zegt wel iets over haar als persoon, bevestigt ze. ‘Ik ben een denker. Als achttienjarige las ik al boeken van Kierkegaard en Buber, ik probeer zaken die ik lees en waarneem telkens te integreren en zo op nieuwe ideeën te komen. Ik loop niet achter van alles aan. Ik vind het leuk om creatief te denken, te denken buiten de gebaande paden om, autonoom. Maar ik neem de kritiek heel serieus, hoor.’
Toch gaat ze op andere terreinen niet tegen de stroom in. ‘Integendeel!’ roept ze uit. ‘Het geldt vooral voor mijn denken. Ik vind het belangrijk in mijn denken vrij te zijn, maar ik heb er veel last van gehad. Toch was en is dat geen reden om het op te geven.’

Harde werker
Behalve haar wetenschappelijk werk, is ze hoofdopleider van de gz-opleiding en de specialistische opleiding tot klinisch psycholoog voor de regio Leiden/Rotterdam. Ze heeft aan het begin gestaan van de gz-opleiding en ook van de de kp-opleiding, hielp het beroepsprofiel van de klinische psycholoog mee opstellen. Daarnaast werkt ze in de praktijk als psychodiagnosticus bij Arkin in Amsterdam. ‘Ik heb een brede interesse, ik kan vrij snel schakelen en wil niet te veel op één spoor zitten.
Dus werk ik hard, ik maak enorme weken, dat ligt in mijn aard. Ik heb vier jaar over mijn studie gedaan, ben in vijf jaar gepromoveerd en heb altijd full time gewerkt.’
Dat werken heeft ze van huis uit meegekregen. ‘Thuis werd gestimuleerd om hard te werken, ik kom uit een ondernemersfamilie, mijn vader was fabrikant van vrachtwagen- en vliegtuigonderdelen. Hij was ook creatief, bedacht onder meer hoe je grote vrachtwagens op b-wegen kon laten rijden, door iets met de assen te doen, waardoor de wielbasis smaller werd. Het creatieve, voor je zaak staan, dat is mij met de paplepel ingegoten. Ik genoot er als kind van om samen met hem in onze stand in de rai tijdens de automobieltentoonstellingen te staan, ik ben alleen op het intellectuele vlak verder gegaan.’
Ze heeft een dochter. ‘Al net zo’n harder werker, ze studeert binnenkort af als arts, gaat zich specialiseren als neuroloog en zij heeft inmiddels al twee internationale artikelen op haar naam staan.’ Het was haar man die de dochter voornamelijk opvoedde, zodat Eurelings- Bontekoe zich volledig op haar werk kon richten.
En dat was zeker in die tijd niet vanzelfsprekend.
Monter: ‘Tja, daarin liep ik wel vooruit.’