Lees verder
-. Samengesteld door: Jeroen van Goor

Loopt u in de dagelijkse praktijk ook tegen een dilemma aan? Neem dan contact op met de redactie: redactie@psynip.nl.

Casus Sanne
‘Ik ben werkzaam als gezondheidszorgpsycholoog in een ggz-instelling en zie Sanne (10) met haar moeder. Tijdens de intake blijkt dat Sanne veel last heeft van angsten en dat een angstbehandeling haar waarschijnlijk erg zal helpen. Vader is niet in beeld maar heeft wel wettelijk gezag over Sanne. Moeder heeft echter geen contactgegevens van vader. Ik besluit toch te beginnen met de angstbehandeling, gezien de hoge lijdenslast van Sanne. Na vier weken neemt haar vader contact met me op. Hij is erg boos omdat hij niets afwist van de verwijzing en de behandeling die Sanne nu krijgt. Hij wil een klacht indienen. Ik schrik hier erg van en twijfel of ik het goed hebt aangepakt…’

Jeffrey Roelofs (gz-psycholoog) – Reactie vanuit perspectief therapeut
Beide ouders dienen op de hoogte te zijn van de aanmelding en moeten ook allebei een behandelovereenkomst tekenen. Als een van beiden onvindbaar is dan heb je als therapeut een inspanningsverplichting om deze ouder op te sporen. Het is belangrijk om dat goed te documenteren in het elektronisch patiëntendossier. Anderzijds kan de lijdensdruk bij het kind ook bepalend zijn als het gaat om wel of niet behandelen. Omwille van het kind kan dan voorbij worden gegaan aan de ouder die niet op de hoogte is. Goed hulpverlenerschap heet dat.
De leeftijd van het kind speelt ook mee. Naarmate het kind ouder wordt heeft het meer rechten en is de stap om tot behandeling over te gaan sneller te zetten, ook al ontbreekt toestemming van een ouder. Maar ook hier is het van belang om de inspanningsverplichting na te komen. Ten slotte kan in een behandelovereenkomst worden opgenomen dat de ene ouder de andere op de hoogte stelt van de aanmelding. Hiermee wordt de verantwoordelijkheid voor het betrekken van beide ouders gedeeld.

Rosalinde Visser (medewerker Beroepsethiek NIP) – Reactie vanuit beroepsethisch perspectief
Dit is een goed voorbeeld van de derde meest overtreden bepaling in de beroepscode in het kader van de klachtenprocedure bij het NIP. Het College van Toezicht stelt duidelijk: beide ouders met gezag dienen toestemming voor onderzoek en behandeling te geven. De behandelend psycholoog dient zich daarvoor in te spannen. Maar, hoever moet je daar als behandelaar in gaan? De psycholoog zal in ieder geval aan ouders duidelijk moeten maken dat zij een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om elkaar te informeren. Blijkt het toch niet mogelijk om de andere ouder om toestemming te vragen of krijgt de psycholoog een expliciete weigering, dan pas komt deze toe aan een zorgvuldige belangenafweging: enerzijds het belang van de ouders en anderzijds dat van het kind, om ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen (artikel I. 1.5.1 Beroepscode voor psychologen).
Het is voor de psycholoog echter niet eenvoudig om vast te stellen wanneer er sprake is van ‘ernstig nadeel’. Het College neemt in ieder geval geen genoegen met de enkele constatering ‘dat behandeling geïndiceerd is’. In zo’n geval moet de psycholoog diens afweging grondiger kunnen motiveren. Dat blijkt ook weer duidelijk uit de uitspraak van de maand november 2012. (Zie ook: ‘Toestemming beide gescheiden ouders en centraal gezagsregister centraal gezagsregister‘).