Het jaarlijkse congres van de European Association for Behavioural and Cognitive Therapies (EABCT) vond deze zomer van 31 augustus tot 3 september 2011 plaats in ’s werelds meest noordelijke hoofdstad, het idyllische Reykjavik. Elke Geraerts liet zich zowel letterlijk als figuurlijk onderdompelen in dit kennisfestijn.
Het net opgeleverde en aan het water liggende congrescentrum Harpa in Reykjavik was de uitgangsbasis voor het eabct-congres van 2011, maar er vonden ook workshops plaats in de toeristentrekker de Blue Lagoon, op een half uurtje rijden van de hoofdstad waar men zich ook te goed kon doen aan een thermaal bad. Geen betere plek te bedenken voor een mindfulness-workshop van Willem Kuyken (University of Exeter). Mindful kon je sowieso worden op dit congres, want elke dag startte met de mogelijkheid tot zwemmen, een typisch IJslands gebruik. Gelukkig maakte niet elke congresganger hiervan gebruik, want het aantal deelnemers was maar liefst meer dan twaalfhonderd (van wie meer dan tien procent uit Nederland)!
Het congres startte feestelijk met een openingsspeech van de president van IJsland, Ólafur Ragnar Grímsson, die in een ver verleden ook nog een sociaal wetenschapper is geweest. Zijn speech was begeesterend en centreerde zich erop dat mensen in tijden van crisis moeten samenkomen, zoals in het mooie congrescentrum. Na een streepje prachtige IJslandse muziek gaf de gerenommeerde onderzoeker David Clark (Kings College) de eerste keynote waarin hij duidelijk schetste hoe hij in het Verenigd Koninkrijk tracht cognitieve gedragstherapie (cgt) te verspreiden. In een huidig project worden meer dan zesduizend psychologen getraind om stapsgewijs cgt toe te passen.
Rumineren en depressie
De daaropvolgende dag werd al snel duidelijk dat onderzoek naar cognitieve controle erg in trek was bij het publiek. Het symposium, voorgezeten door Ernst Koster, sloot perfect aan bij het onderhavige themanummer. In een afgeladen vol zaaltje presenteerden deze Gentse onderzoekers hun recent werk naar cognitieve controle bij depressie. Zoals ook elders in dit themanummer duidelijk wordt, wordt een verslechterde cognitieve controle gezien als een kwetsbaarheidsfactor voor depressie. Bovendien wordt er verondersteld dat zo’n verslechterde controle in het werkgeheugen een cruciale factor kan zijn voor het ontstaan van ruminerende gedachten – piekeren dus.
Ineke Demeyer besprak in haar lezing een prospectieve studie waarin dertig patiënten in remissie (zonder huidige diagnose van depressie) een werkgeheugentaak uitvoerden. In deze taak werd iemands cognitieve controle gemeten door zijn aandacht wisselend op emotionele en op niet-emotionele gedachten te brengen. Demeyer boekte hierbij het frappante resultaat dat iemands prestatie op deze taak een voorspeller was van depressieve symptomen één jaar later. Bovendien was ruminatie hierin ook een bepalende mediërende factor. De resultaten gepresenteerd door Lynn Bruyneel en Jonas Everaert sloten hierop aan: bij een populatie van neerslachtige personen stelde Bruyneel vast dat met name ruminatie samenhangt met verslechterde cognitieve controle. Jonas Everaert vond op zijn beurt in een populatie van depressieve patiënten dat cognitieve controle (in het bijzonder het vermogen om te switchen tussen informatie) samenhangt met ruminatie. De studies van deze onderzoekers wijzen duidelijk op de rol van cognitieve controle als een cognitieve kwetsbaarheidsfactor voor ruminatie en depressie. Als nu nog een vertaalslag van zulke bevindingen wordt gemaakt naar de praktijk, kunnen deze studies naar cognitieve controle bijdragen aan geschikte behandel- en preventieprogramma’s van depressie.
Rudi de Raedt onderstreepte in zijn lezing opnieuw de belangrijke rol van cognitieve controle: hij zette een prospectieve studie op waarin hij studenten een taak liet uitvoeren die cognitieve controle test. Zes weken later liet hij hun gedurende vier weken vragenlijsten invullen die depressieve symptomen, ruminatie en stressoren meten. Dit gebeurde net op het moment dat de studenten voor het eerst examens hadden. De resultaten toonden aan dat een verslechterde cognitieve controle de link tussen stress en ruminatie modereerde. Dit prospectief design stond de onderzoeker toe om aan te tonen dat een verslechterde cognitieve controle bijdraagt aan ruminatie, in plaats van andersom, zoals al vaker werd gesteld.
Ernst Koster sloot dit symposium af met de presentatie van zijn ‘impaired disengagement hypothesis’. Deze hypothese slaat de brug tussen psychopathologie en neurowetenschappelijk onderzoek. De premisse hier is dat iemand langer dan normaal zelfrelevante informatie zal verwerken als hij/zij niet beschikt over een adequate manier om de aandacht weer af te wenden. De focus blijft als het ware op het zelf gericht, hetgeen een bepalende invloed heeft op iemands emoties en dus ook op iemands emotieregulatie. Op die manier wordt ruminatie (en dus depressie) in de hand gewerkt. In Clinical Psychology Review van dit jaar beschrijft hij deze hypothese in detail en bespreekt hij de implicaties ervan voor behandelvormen van depressie.
Psychopathologie
Verspreid over het congres waren er verschillende presentaties over cognitieve controle en psychopathologie te bespeuren. Zo presenteerde Thomas Onraedt (Universiteit van Gent) verschillende studies waarin hij universiteitsstudenten gedurende een week werkgeheugentrainingen aanbood. Uit de resultaten blijkt dat zo’n training een positief effect kan hebben op iemands werkgeheugencapaciteit.
Sabine Wanmaker (Erasmus Universiteit Rotterdam) ging in haar posterpresentatie nog een stapje verder: zij bood depressieve personen een maand lang werkgeheugentraining aan via het internet. Deze patiënten vertoonden na deze maand een verbetering van depressieve symptomen. In een nu lopende studie zal worden nagegaan of dit ook op langere termijn effect heeft. Vooral omdat depressie zo sterk is geassocieerd met terugval, zou een training van cognitieve controle eventueel soelaas kunnen brengen.
Cognitieve bias
Op de laatste congresdag werd er een symposium gehouden met de focus op cognitive bias modification (cbm). Simon Blackwell (University of Oxford) relateerde dit aan depressie en ging in op een studie die hij samen met Emily Holmes verrichtte naar het wijzigen van verbeelding en interpretatie bij depressie, met enkele bemoedigende resultaten. Eva de Hullu (Universiteit van Groningen) relateerde cbm-onderzoek aan de preventie van sociale angst en gaf aan dat er zelfs op lange termijn effecten waren te bespeuren. Marcella Woud (Radboud Universiteit Nijmegen) ging in op haar onderzoek naar de bijdrage van vermijden en aantrekken bij het beoordelen van gezichten. Dit gehele symposium toonde wederom het belang van cognitieve processen in psychopathologie aan.
Het congres eindigde met een keynote van Thomas Ollendick (Virginia Tech) die psychofarmacologische en psychosociale interventies bij jongeren aankaartte en duidelijk aangaf dat we hoopvol kunnen zijn voor effectieve psychosociale behandelingen en preventieprogramma’s. Een positieve noot om dit excellente congres af te ronden.
Mw dr. E. Geraerts is als universitair hoofddocent verbonden aan het Instituut voor Psychologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij is tevens redacteur van De Psycholoog. E-mail: geraerts@fsw.eur.nl