Kaapstad, julı 2012, het Internatıonal Congress of Psychology
Eén van de kleinere congresruimtes stroomt tegen negen uur ’s morgens vol voor de vertoning van de documentaire Doctors of the Dark Side van Martha Davis. Spoedig is het zaaltje tjokvol en staan tientallen collega’s bij de ingang te dringen om alsnog een plaats te bemachtigen. De film laat de betrokkenheid van Amerikaanse artsen en psychologen zien bij de enhanced interrogations techniques (lees: martelpraktijken zoals slaapdeprivatie, waterboarding, seksuele vernederingen of forced positions, zoals het opsluiten van iemand in een soort krat, waar de gevangene alleen gehurkt in kan) in de Abu Ghraib- en Guantánamo Bay-gevangenissen. Met toenemende verbijstering keken we elkaar aan: is dit mogelijk? Is dit echt gebeurd?
Na afloop komen er vooral vragen: waarom zijn er geen Amerikaanse collega’s om de rol van hun beroepsvereniging, de American Association of Psychologists (APA) toe te lichten? Geschoktheid, verontwaardiging en diep verdriet hangen in de lucht. In allerijl wordt besloten de filmvertoning later tijdens het congres in een grote zaal te herhalen, waarbij de directeur van het Ethiekbureau van de APA, Stephen Behnke, bereid is gevonden een toelichting te geven. De beroepsvereniging heeft geprobeerd ervoor te zorgen dat de betrokkenheid van psychologen juist een bescherming voor de gevangenen moest zijn, stelt Behnke. De APA had al jaren het beleid dat ook bij ondervragingen psychologen zich ethisch en humaan moesten opstellen. En wat de psychologen in de film betreft: die zijn geen lid van de APA, zodat een disciplinair optreden tegen hen door de vereniging niet mogelijk was.
Na deze confrontatie met dit heikele onderwerp bleek dat de discussie in Amerika al jaren aan de gang was. Diverse groepen kritische psychologen, verenigd in de Coalition for an Ethical Psychology, vroegen de APA regelmatig om verantwoording, maar kregen steeds nul op rekest. Zij werden genegeerd of belachelijk gemaakt. Sociaal psychologe Jean Maria Arrigo, fervent voorstander van een humane behandeling van gevangenen en zeer kritisch naar de bij de verhoren betrokken psychologen, werd aangevallen met opmerkingen als dat zij last had van ‘personal biases and troubled upbringing’. Haar kritische collega Michael Wessels werd weggezet als ‘an idiot full of sound and fury’. Meerdere leden zegden hun lidmaatschap op, onder wie Kenneth Pope, oud-voorzitter van de Ethische Commissie van de APA, in februari 2008.
Utrecht, december 2013
Deze fi lm sneed zo’n belangrijk onderwerp aan dat we besloten de documentaire te vertonen tijdens het nip-jubileumcongres, op 13 december 2013 in Utrecht tijdens de workshop ‘De sociale verantwoordelijkheid van psychologen’¹. Na het bekijken van de film ging de reeds genoemde Behnke dieper in op de rol van de APA. De APA had getracht collega’s zo goed mogelijk te ondersteunen door ethische richtlijnen te formuleren middels het zogeheten PENS-rapport (2005) – waarover later meer. Daarbij waren beslist fouten gemaakt; eerst moest evenwel duidelijk worden wat er exact plaatsvond. Behnke lichtte toe dat de APA, weliswaar laat in 2010, de Code of Conduct had veranderd. Artikel 1.02 daarvan luidt nu: ‘If psychologists’ ethical responsibilities confl ict with law, regulations, or other governing legal authority, psychologists clarify the nature of the confl ict, make known their commitment to the Ethics Code, and take reasonable steps to resolve the confl ict consistent with the General Principles and Ethical Standards of the Ethics Code. Under no circumstances may this standard be used to justify or defend violating human rights’. En, zo klonk het geruststellend uit de mond van Behnke: ‘Maar de APA heeft altijd martelingen veroordeeld’.
Daarna sprak Robert Roe, toenmalig president van de European Federation of Psychological Associations (EFPA). Hij riep op tot waakzaamheid ten aanzien van schendingen van mensenrechten die ook psychologen in hun werk kunnen tegenkomen. Roe wees op het belang dat de EFPA aan het bestrijden en voorkomen van deze schendingen hecht. Daartoe is in 2013 de EFPA Task Force Human Rights opgericht. Deze thans geheten Board on Human Rights heeft als taak psychologen bewust te maken van het belang van mensenrechten, schendingen helpen te voorkomen en de gevolgen voor mensen te verzachten.
Milaan, julı 2015
In Amerika bleef de stroom van kritiek aanhouden. Onderzoeksjournalist James Risen van The New York Times publiceerde in oktober 2014 zijn boek Pay Any Price. Daarin toonde hij aan dat de APA veel dieper bij de ‘enhanced interrogations’ betrokken was dan aanvankelijk aangegeven. Door het vrijgeven van het Senaatsrapport Committee Study of the Central Intelligence Agency’s Detention and Interrogation Program (December 3, 2014) werd bovendien meer duidelijk over de martelingen en betrokkenheid van psychologen daarbij.
Genoeg aanleiding voor het bestuur van de APA om in het najaar van 2014 te besluiten tot een onafhankelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de APA bij de verhoorpraktijken in Guantánamo Bay, die plaatsvonden vanaf januari 2002. Daarvoor werd David Hoff man gevraagd, een jurist van het bureau Sidley Austin LLP uit Chicago. Vanaf november deed de APA geen uitspraken meer over een eventuele betrokkenheid bij martelingen in afwachting van de uitkomst van het onderzoeksrapport. Het rapport werd gepubliceerd op 11 juli 2015, de laatste dag van het Europese Psychologie Congres in Milaan. De dag waarop Philip Zimbardo de congresgangers nog eens vertelde over zijn beruchte Stanford-gevangenisexperiment uit 1971. Zoals elke psychologiestudent leert, moest dat experiment al na enkele dagen gestopt worden doordat de proefpersonen zich te zeer in hun rol inleefden. Zimbardo vertelde dat zijn (latere) vrouw hem daar min of meer toe dwong; zelf was hij al niet meer in staat te komen tot een goede afweging ter bescherming van de proefpersonen.
Met dit verhaal in het achterhoofd werd het lezen van het Hoff man-rapport een verbijsterende ervaring. Het was erger dan we verwachtten, veel erger.
Het Hoffman-rapport
Het APA-bestuur vroeg Hoff man te onderzoeken of de beroeps vereniging in het geheim had samengewerkt (collusion) met overheidsinstanties om martelpraktijken te steunen. Deze vraag is naar drie kanten uitgewerkt. Heeft de APA de ontwikkeling of de implementatie van intensieve verhoortechnieken, martelpraktijken dus, ondersteund? Was het APA-beleid het resultaat van geheime samenwerking met de overheid om martelingen mogelijk te maken? En zijn er APA-acties geweest verbonden met martelingen, die op een of andere manier door de overheid gefinancierd zijn?
Hoff man en zijn medewerkers hebben honderden documenten en e-mails bestudeerd en met meer dan honderdveertig betrokkenen, onder wie critici, gesproken. Slechts een enkeling werkte niet mee. Hoff man cs. stelden onder meer het volgende vast:
- Enkele invloedrijke personen binnen de APA hebben samengewerkt met de CIA en het ministerie van Defensie;
- Deze samenwerking heeft jaren geduurd en werd geheim gehouden voor APA-leden en een groot deel van de overige APA-functionarissen;
- Het doel van de samenwerking was ruim baan te maken voor Defensie, zodat dat ministerie een eigen beleid kon voeren voor de eigen psychologen;
- Er zijn geen bewijzen dat de APA financiële steun heeft ontvangen voor een soepele opstelling ten aanzien van de toelaatbaarheid van de intensieve verhoorpraktijken.
Maar het Hoff man-rapport maakt nog veel meer duidelijk.
Diverse belangrijke APA-functionarissen, onder wie de genoemde Behnke, de toenmalige APA-President Ron Levant, de latere APA-President Gerald Koocher en Russ Newman, hoofd van de APA Practice Directorate, hebben heimelijk samengewerkt met medewerkers van het ministerie van Defensie om ervoor te zorgen dat de gestelde ethische eisen aan psychologen die bij de verhoren betrokken waren, erg algemeen geformuleerd werden. Zo werd voorkomen dat er in de praktijk beperkingen werden opgelegd aan de psychologen die voor Defensie werkten. Dit is geen toevallige uitkomst, maar een bewust opgezette strategie, waardoor de betreffende psychologen niet bang hoefden te zijn dat zij door de APA op onethisch gedrag afgerekend zouden worden.
Het APA-bestuur besloot vanwege de vele vragen over dit onderwerp en de druk die leden op het bestuur uitoefenden in juni 2005 een Presidential Task Force on Psychological Ethics and National Security (PENS) in te stellen. De groep werd samengesteld uit psychologen van de APA en van het ministerie van Defensie. Hoff man beschrijft grondig hoe het hele selectieproces van de Task Force-leden, de agenda van het overleg, het formuleren van de concepttekst, het uiteindelijke rapport, de gang langs de beslissingsverantwoordelijke geledingen alsook de pr-strategie, nauwkeurig werd geregisseerd door enkele APA-medewerkers in volledige samenwerking met enkele Defensiemedewerkers. Centrale personen hierbij waren Behnke van de APA en Morgan Banks, onder meer chief of psychological operations of the U.S. Special Operations Command. Deze twee vormden de spil van de samenwerking en daarmee van de wederzijdse afstemming. Behnke zorgde bijvoorbeeld steeds voor conceptteksten en deed niets zonder vooraf met Banks te overleggen.
Dit alles resulteerde in het PENS-rapport: ondervragingen moeten ethisch, legaal, veilig en effectief zijn. In het Engels: Safe, Legal, Ethical and Effective: SLEE. Dit concept was al ontwikkeld binnen Defensie en werd nu als beleid overgeheveld naar de APA. De rest van de tekst bleef op dit hoge abstractieniveau, met alle onduidelijkheid van dien. Want safe voor wie? De gedetineerde die waterboarding onderging? De psycholoog die wegens het ontbreken van richtlijnen niet aangeklaagd kon worden? Legal hoezo? Het niet erkennen van de internationale verdragen, zoals de Geneefse Conventies? Of het creëren van geheime interneringskampen buiten Amerikaans grondgebied, zoals de black sites (geheime gevangenissen) in Europa en Guantánamo Bay in Cuba? Ethical? Wiens ethiek dan en wie geeft hier inhoud aan? En tot slot effective? Is het criterium dat je doorgaat totdat je bepaalde informatie eruit hebt gekregen? Dit laatste criterium is de bom onder de andere drie.
Het klinkt principieel. Maar zoals de critici meteen al aangaven, het biedt geen enkele duidelijkheid voor de praktiserende psychologen om te weten waar voor hen de grens ligt. Want is bijvoorbeeld slaapdeprivatie een vorm van marteling of niet? Zodoende kon Defensie zonder problemen verder gaan met het door hen ontwikkelde beleid, nu voorzien van het APA-stempel.
De vraag is waarom de APA zo de oren liet hangen naar Defensie – to curry favor in de termen van Hoffman. Als belangrijkste motief noemt Hoffman het feit dat Defensie een van de belangrijkste werkgevers voor psychologen is en daarbij in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het ontwikkelen van de professie. Er waren miljoenen dollars beschikbaar voor de inzet van psychologen en voor projecten waarbij psychologen betrokken waren. Daarnaast wilde de APA een sterke pr-strategie ontwikkelen om te laten zien dat de beroepsvereniging serieus met deze vraagstukken omging. Deze geheime samenwerking werd in de jaren daarna voortgezet om bijvoorbeeld kritische geluiden van onder meer de APA Council of Representatives te pareren. Steeds zorgde Behnke ervoor dat alle APA-stellingnames en acties in lijn waren met de doelstellingen van het Pentagon.
Hoff man vond geen bewijs dat de APA-functionarissen op de hoogte waren van het bestaan van het ondervragingsprogramma waarbij gebruik gemaakt werd van de enhanced interrogation techniques. Zij deden echter evenmin hun best om hierover meer te weten te komen, terwijl er regelmatig in de pers verontrustende berichten verschenen die wezen op martelpraktijken.
In lijn met de beschreven handelswijze was ook het frustreren van de behandeling van klachten tegen militaire psychologen. Geen van de klachten werd behandeld. Ook op deze wijze werden zij door de APA ‘beschermd’.
Hoewel er ook intensieve contacten met de CIA waren tussen 2001 en 2004, is van invloed van de CIA op het PENS-rapport geen sprake. Ook kon niet gevonden worden dat de aanpassingen van de beroepscode in 2002 door CIA-functionarissen bijgestuurd zou zijn.
Wat in deze samenvatting enigszins wegvalt is de concreetheid van het rapport. Steeds worden man en paard genoemd en er wordt rijkelijk uit e-mails en interviews geciteerd. Daarbij passeren ook uitermate interessante onderwerpen de revue, zoals:
- de gesprekken met klinisch psycholoog Martin Seligman (voormalig APA-president) over de vraag of diens concept van `learned helplessness` bruikbaar is bij verhoren;
- het recht voor psychologen om medicatie voor te schrijven;
- de keus binnen de APA om de beroepscode vooral te gebruiken om leden hierin te onderwijzen en niet zozeer om hen bij overtredingen disciplinair te straffen;
- de relatie tussen ethiek en de wet en daarbinnen het zogenaamde Neurenberg-verweer, ‘wat ik deed bleef binnen de wet’, ‘ik volgde alleen maar orders’, enzovoorts.
Kortom: hele delen van het Hoff man-rapport zijn bruikbaar in onderwijs aan psychologen over professionaliteit (zie ook kader).
War on terror
De Task Force PENS was destijds in het leven geroepen om een ethische analyse van de vragen rond de verhoren te maken en van daaruit tot een ethische stellingname te komen. Bij alle manipulaties stond echter niet een onafhankelijke ethische analyse bovenaan de agenda, maar een poging beleid te ontwikkelen dat welgevallig was voor dat van Defensie. Dit beleid was onder de terreurdreiging na 9/11 door juristen al sterk ontdaan van internationale rechts-regels zoals de Geneefse Conventies. Amerika ondertekende het VN-anti-folterverdrag met uitzonderingen. Een daarvan betrof het van toepassing zijn van dit verdrag binnen alleen de federale grenzen. Daarom kwamen er in meer dan vijftig landen buiten de VS, waarvan vijfentwintig in Europa, plaatsen die ‘deelnamen’ aan het CIA-programma na 9/11.
De omschrijving van martelingen werd versmald tot handelingen die bewust gericht waren op het berokkenen van pijn en letsel. Als het doel altijd het beschermen van de bevolking tegen terreurdaden was, dan was er in de praktijk ‘natuurlijk nooit sprake’ van het bewust berokkenen van pijn of letsel en dus van martelingen. Hiermee verviel elke morele grens in de behandeling van gevangenen. Beroepsethiek werd ondergeschikt gemaakt aan politiek. Uiteindelijk werd het ethische beleid van de APA horig gemaakt aan Bush’ war on terror. Ethische analyses behoren echter onafhankelijk te zijn en dienen uit te gaan van humane waarden en normen, zoals die in internationale verdragen zijn vastgelegd.
Een belangrijke vraag is hoe het mogelijk was dat een aantal hooggeplaatste APA-functionarissen zo lang in het geheim met Defensie konden samenwerken zonder dat andere APA-medewerkers hen daarover aanspraken. Het antwoord is allereerst dat men deze activiteiten bewust geheim hield. Maar er was meer: duidelijke voorbeelden van een botsing van belangen. Dit speelde bijvoorbeeld op persoonlijk vlak: namens de APA was de reeds genoemde Russ Newman betrokken, en van defensiezijde onder anderen zijn vrouw Debra Dunivin, verantwoordelijk voor de psychologische ondersteuning bij de verhoren in Guantánamo Bay.. Wat werd daar aan de echtelijke keukentafel voorbereid? Dit maakte beiden natuurlijk kwetsbaar in PENS-verband, maar dit punt werd moedwillig verzwegen.
Belangenverstrengeling was er ook op het niveau van de hele APA. Enerzijds diende de beroepsvereniging te staan voor een onafhankelijke professionele opstelling. Anderzijds wilde de APA Defensie ter wille zijn, een van de grootste werkgevers voor psychologen . Defensie maakte ook veel onderzoeksprojecten mogelijk zoals het medicatie-voorschrijfrecht – een professionele ontwikkeling waarover de APA erg tevreden was.
Een laatste opvallend punt is de relatie tussen de ethische beroepscode en de wet. De APA had op dit punt in 2002 een wijziging in de code opgenomen, zodat psychologen de vertrouwelijkheid konden doorbreken als bijvoorbeeld een rechter dat bepaalde. Hoffman concludeert gelukkig dat, ondanks beweringen van critici, hem niets gebleken is van bemoeienis door Defensie of de CIA. Achteraf kan wel worden geconcludeerd dat deze ruimte om te doen wat wetshandhavers vragen Defensie in de kaart speelde. Dit punt is in 2010 in de ethische code aangepast. Verdere bezinning op de relatie tussen ethiek en wet is evenwel wenselijk.
Herstel van vertrouwen
De APA staat thans voor de opgave het geschonden vertrouwen van het publiek in de psychologie én van hun leden te herstellen. Geen gemakkelijke opgave voor een vereniging die decennialang wereldwijd leidend is geweest voor de psychologie als professie en wetenschap. Diverse APA-medewerkers, onder wie Behnke, hebben hun biezen al moeten pakken. Excuusbrieven zijn verzonden naar leden en gerelateerde organisaties als de EFPA. Aan eerherstel van APA-critici wordt gewerkt. Zo werd op 8 augustus jl. Jean Maria Arrigo tijdens de jaarlijkse APA-Conventie door de Council of Representatives publiekelijk gerehabiliteerd en geëerd als rolmodel voor jongere collega’s.
Verder sprak de Council uit dat er voor psychologen geen plaats meer is bij militaire verhoren betreffende de nationale veiligheid. Nadrukkelijk wordt dit onderscheiden van betrokkenheid van psychologen bij verhoren binnen de context van opsporing en vervolging. Heel terecht, want daar wordt juist geprobeerd een bijdrage te leveren aan het goed functioneren van politie en justitie en daarmee aan het onderhouden van de rechtsstaat.
De APA heeft daarnaast de regering en president Obama uitdrukkelijk verzocht de uitzonderingen die de VS hebben gemaakt op het antifolterverdrag in te trekken en het verdrag volledig te ondertekenen en na te leven.
Heldere en terechte acties – helaas ruim tien jaar te laat.
¹ Zie: Goor J. van (2014) Psychologen in de martelkamer, De Psycholoog, 49, 20-25.