Heymans begint zijn verhaal met de natuurwetenschappen. De 19e eeuw was volgens hem ontegenzeggelijk de ‘eeuw van de natuurwetenschap’. Grote denkers, de ontdekking van belangrijke natuurwetten en nuttige toepassingen. Hij noemt in die laatste categorie onder andere de elektriciteit, de stoommachine, narcose, antisepsis (bestrijding/ voorkoming van infecties) en kunstmest. Dat zijn forse prestaties. Maar – zo gaat hij verder – de 19e eeuw is er ook een van onvrede, pessimisme en somberheid met filosofen als Schopenhauer en Hartmann. Ondanks de grote(re) materiële welvaart blijft de mens ontevreden. Zo is het aantal echtscheidingen in 60 jaar gestegen van 0.15 naar 0.75 op de 1000 gehuwde paren en is het aantal mannen dat van beroep is gewisseld gestegen van 3% naar 12%. Dit volgens een door Heymans en collega-hoogleraar Enno Dirk Wiersma ingestelde enquête. Het wisselen van beroep duidt kennelijk op een onjuiste keuze. Meer in het algemeen wijt Heymans de ontevredenheid aan de onvolmaaktheid van de ontvanger van al dat moois. Immers: je hebt aan de ene kant het (materiële) ding zelve, maar aan de andere kant de beleving van de ontvanger. En daar wringt hem de schoen.
Drie opdrachten voor de psychologie
De toekomstige taak voor de psychologie is volgens Heymans drieledig – corresponderend met de oorzaken van de onvrede en het pessimisme.
- Vergroting van het zelfinzicht van het individu;
- Beter begrip ontwikkelen voor de ander;
- Het besef doen toenemen dat we deel zijn van een verbonden, groter geheel.
Zelfkennis
Bij het vergroten van het zelfinzicht dacht Heymans dat we zullen komen tot een gedetailleerde indeling van menstypen, vergelijkbaar met een indeling van het plantenrijk zoals gedaan door Linnaeus. Het gaat bij de menstypen dan om zes tot acht hoofdgroepen – ‘karaktertypen’ – die steeds verder verfijnd zullen worden. De meting daarvan zal betrouwbaar zijn en de bijbehorende correlaties met gedrag zullen aan iedereen bekend zijn. Het gevolg zal zijn dat mensen zichzelf beter kennen en leren leven met hun mogelijkheden en beperkingen. Zelfoverschatting of onderschatting zal voorbij zijn en ieder ‘kent zijn plaats’.
De ander begrijpen
Wanneer we de ander beter begrijpen en ons beter in de ander kunnen verplaatsen, zullen tal van misverstanden, ruzies en intermenselijke complicaties sterk verminderen. Onwetendheid is de bron van alle kwaad, zoals de Griekse filosoof Plato ons leerde. Boeddha heeft het over drie onheilzame mentale kwaliteiten: verlangen, haat en (weer) onwetendheid. Dat is vaak ook de oorzaak van het (mis)begrijpen van de ander. Volgens Heymans is het onvermogen van de mens om in de huid van de ander te kruipen een onnodige bron van onbegrip en wrijvingen. Mensen doen meestal de ander niet expres kwaad, maar het is de interpretatie van het gedrag van de ander die niet klopt. De ontluikende psychologie zal ons leren de ander beter te begrijpen, zegt Heymans.
De grond der dingen
Een laatste vrucht van een zich ontwikkelende psychologie zal volgens Heymans zijn dat we beseffen deel uit te maken van een groter geheel. Een groot organisme zelfs waar we maar een klein deeltje van zijn. Het doet je meteen denken aan het collectieve onderbewuste van Carl Gustav Jung. Een soort geheugen van latente beelden die de mens als soort heeft geërfd uit zijn verleden. Dit thema sluit ook aan bij de denkbeelden van Boeddha waar immers alles met alles is verbonden. Volgens Heymans zou de psychologie ons begrip van ‘de grond der dingen’ verhogen en ons doen beseffen dat het met de mensheid met iedere generatie beter gaat. Het organisme ontwikkelt zich steeds verder en wordt steeds volmaakter. Sterven betekent volgens Heymans ‘herleven in onze beteren’, namelijk het nageslacht.
Het vergroten en verspreiden van deze drie inzichten is de taak van de zich ontwikkelende psychologie. Dat is geen kleine opgave.
Terugkijk
Wanneer we vanuit de 21ste eeuw terugkijken op de twintigste, dan is het beeld niet zo vrolijk. De grootste genociden in de geschiedenis vonden in deze eeuw plaats. Twee wereldoorlogen, de Russische burgeroorlog en de (burger) oorlogen in Zuidoost-Azië met in totaal zo’n honderd miljoen doden. De schrikbewinden van Jozef Stalin en Mao Zedong voegen daar naar schatting nog minstens honderd miljoen doden aan toe (zie Wikipedia). Dat is op mondiaal niveau, maar het wijst niet op een toegenomen begrip voor de ander.
‘Je hebt aan de ene kant het (materiële) ding zelve, maar aan de andere kant de beleving van de ontvanger’
Op kleinere schaal verwachtte Heymans dat de “groote keuzen des levens” beter zouden worden. Bijvoorbeeld de partnerkeuze. Hij vond het schrikbarend dat jaarlijks ongeveer een op de duizend huwelijken uitliep op een scheiding. Nu is dat ongeveer het tienvoudige en een op de drie huwelijken eindigt in een scheiding. Natuurlijk leven we langer dan honderd jaar geleden, waardoor de mogelijkheid tot scheiding groter wordt en betekent een huwelijk dat standhoudt niet dat de echtelieden wel gelukkig zijn. Maar de conclusie is dat we in onze partnerkeuze de afgelopen honderd jaar niet beter zijn geworden.
Een andere grote keuze in het leven is de opleiding. In het hoger onderwijs is de uitval in het eerste studiejaar hoog. Tussen de 20 en 40% van de eerstejaars valt af. Een gigantische verspilling van geld en menskracht die al tientallen jaren aan de gang is en waar ‘de psychologie’ helaas weinig verbetering in heeft gebracht. Een beter inzicht in jezelf en daardoor een betere studiekeuze heeft de psychologie ons – ook op dit terrein – niet gebracht.
Tot slot lijkt Heymans uit te gaan van een vaste set beroepen. En voor iedereen zou het goed zijn het juiste beroep te kiezen. ‘De rechten man op de rechte plaats’, zoals Heymans het verwoordt. Een wisseling van beroep is daarmee in zijn ogen geen goede zaak. Wat Heymans waarschijnlijk niet voorzien heeft is dat er in honderd jaar tal van beroepen zijn verdwenen en talloze beroepen zijn bijgekomen. Fysiek zware beroepen (kolensjouwer, melkboer, schillenboer) bestaan niet meer en zijn door machines overgenomen. Nieuwe beroepen te over in de dienstensector, informatietechnologie (sic!) of zorg. In onze tijd wordt het wisselen van beroep (omscholing) gezien als een teken van flexibiliteit en een frisse blik. Het modieuze competentiemanagement (Guiver-Freeman, 2001) is er zelfs op gericht mensen inzetbaar te maken of te houden wanneer hun functie of beroep verdwijnt.
Psychologische prestaties
Wat heeft de psychologie ons in 100 jaar wél gebracht?
In Nederland in ieder geval een enorme productie van psychologen. Er zijn er nu zo’n 30.000 en de studie blijft populair. Maar er is veel onrust en ontevredenheid over de ggz (Balansdigitaal, 2019; Sweers, 2013; Van Sambeek, et al., 2011). Psychologen hebben daar het verschil niet kunnen maken. Ook binnen de A&O-psychologie gaat het niet zo goed. Lees er de fulminerende stukken van Wim Bloemers – ook in dit nummer staat er een – er maar op na. Testpsychologen worden overbodig, want computers en expertsystemen nemen het (diagnostische) werk over. Overigens een lot dat vele (academische) beroepen gaat treffen, zegt Harari (2018).
De wetenschappelijke praktijk lijkt op de toegepaste praktijk. Er zijn veel hoogleraren, promovendi en andere onderzoekers. Gezamenlijk produceren zij een onophoudelijke stroom publicaties in honderden vaktijdschriften. Een deel van de mini-resultaten blijkt niet reproduceerbaar en er zijn beruchte fraudegevallen: Burt, Diekstra, Stapel (Abma, 2013). Het geheel maakt de indruk van een ontplofte confettifabriek, zoals sommigen de status van het vak typeren (Barclay, 1973; Busato, 2004). Een grote, omvattende theorie – of theorieën – ontbreken.
Sommigen menen dat de intelligentietest een typisch psychologenproduct is. Maar dat is maar ten dele zo. De eerste intelligentietest is begin 20ste eeuw bedacht door Binet, een Franse arts. De huidige intelligentietests wijken niet zoveel af van de oorspronkelijke, behalve dat de test van Binet adaptief was. Het aantal adaptieve tests in Nederland is op twee handen te tellen.
Er bestaat geen Nobelprijs voor de psychologie. Dat zegt op zich al genoeg. De enige twee psychologen die ooit een Nobelprijs ontvingen waren Herbert A. Simon (1978) en Daniel Kahneman (2002), beiden trouwens ook econoom en zij ontvingen de prijs voor economie. Overigens ook een sociale wetenschap die zich wil spiegelen aan de natuurwetenschap en het daardoor – net als de psychologie – ook niet zal redden (Beinhocker, 2007). Het construct van de homo economicus met al haar veronderstellingen is nog ongeloofwaardiger dan de modellen in de psychologie – zie ook Bregman & Frederik (2016).
‘ Mensen doen meestal de ander niet expres kwaad, maar het is de interpretatie van het gedrag van de ander die niet klopt’
Hoe staat het met de beroemde experimenten van Milgram of Zimbardo? Na de tweede wereldoorlog was er wetenschappelijke belangstelling voor ‘het slechte in de mens’. De gehoorzaamheidsexperimenten van Stanley Milgram leken aan te tonen dat mensen bereid zijn anderen kwaad te doen op gezag van een autoriteit. Zimbardo werd beroemd door de Stanford prison experimenten waarbij proefpersonen die toevallig de rol van cipier kregen, zich sadistisch gedroegen tegenover proefpersonen die toevallig ‘gevangene’ waren. Deze bewijzen voor de menselijke slechtheid staan in elk tekstboek. Maar lees de heranalyse van Bregman (2019) en er blijft niet veel overeind van deze ‘wetenschappelijke bevindingen’. Mensen – Bregman spreekt van homo puppy – willen graag een ander een plezier doen. Ook bij een psychologisch experiment… Hadden we daar niet de term demand characteristics voor bedacht? Zie Orne (2009) of Nichols & Maner (2008).
Slot
We hebben honderd jaar de tijd gehad om het vak en de wetenschap over het menselijk gedrag naar een hoger plan te tillen. Dat is maar nauwelijks gelukt, moeten we helaas vaststellen. Heymans is veel te optimistisch geweest. De stoomlocomotief of de elektriciteit hebben we nog niet uit kunnen vinden. Daarentegen hebben de informatica en de rekenkracht en opslagcapaciteit van computers zich zeer snel ontwikkeld. Big Data zijn daar een verschijningsvorm van en te zien als een herleving van het behaviorisme. Big Data worden hier opgevat als een combinatie van enorme hoeveelheden persoonsgebonden gegevens over gedrag van mensen, gekoppeld aan slimme algoritmen en data interpretatie technieken. Als je over deze data en algoritmen beschikt (en veel bedrijven hebben die of ontwikkelen ze), kun je gedrag voorspellen. En daarmee komt het behaviorisme via de zij-ingang (of is internet de hoofdingang?) weer binnen. Kijk wat mensen in het verleden daadwerkelijk voor gedrag vertoond hebben en je kunt vervolgens voorspellen wat ze in de toekomst – in een bepaalde situatie – gaan doen. Een theorie over psychologische processen is daarbij niet meer nodig. Vertoond gedrag voorspelt toekomstig gedrag. Daar heb je geen psycholoog of psychologische theorie voor nodig. Van miljoenen mensen kunnen we de relaties tussen stimuli en responsen meten, zoals al op grote schaal gebeurt. Elk muisklikje wordt vastgelegd en we laten met de data die over ons verzameld worden een levensgroot spoor achter.
‘ In onze tijd wordt het wisselen van beroep (omscholing) gezien als een teken van flexibiliteit en een frisse blik’
Wat er tussen stimuli en respons in het hoofd gebeurt, is niet meer zo relevant. Want het voorspellen van gedrag kan ook zonder een theorie over cognitie, persoonlijkheid, bewustzijn of andere psychologische constructen. Het gaat er om: wanneer doen mensen wat. En de waarom-vraag is niet aan de orde. Causaliteit is in tijden van Big Data niet meer nodig. Correlatie volstaat. Lees er Mayer of Harari maar op na. Het stokje dat wij honderd jaar hebben mogen vasthouden wordt ons afgepakt. Dus bereid je voor op de ‘komende eeuw der Big Data’. Want die komt er zeker!
Dankwoord:
Met dank aan prof. dr. Wim Hofstee – emeritus hoogleraar Persoonlijkheidspsychologie voor zijn vriendelijke en opbouwende commentaar op een eerdere versie. Hetzelfde geldt voor dr. Rob Koning – voormalig voorzitter van de Raad van Bestuur van Bavo. Drs. Rinke van Couwelaar – Neerlandicus – dank ik voor zijn taalkundige verbeteringen.
Literatuur
- Abma, R. (2013). Scientifi c fraud and normal science. Utrecht: Utrecht University, faculty of social and behavioral sciences / Deascartes Centre. Retrieved from: https://scienceintransition.nl/app/uploads/2013/09/ABMA_SIT-Scientific-fraud-and-normal-science-_May-2013_.pdf, December 2020.
- Balansdigitaal (2019). Jeugdzorg, 4 jaar na de switch. Jeugdzorg is zelf een zorgenkind. Internet: https://balansdigitaal.nl/ wp-content/uploads/2019/08/DOSSIER-evaluatie-jeugdzorg.pdf. Download op 4 januari 2021.
- Barclay, A.M. (1973). Death and rebirth in psychology. Contemporary Psychology, pp. 333-334 Beinhocker, E. D. (2007). The origin of wealth. Evolution, complexity, and the radical remaking of economics. London: Random House Business Books.
- Binet, A., & Simon, T. A. (1905). Méthodes nouvelles pour le diagnostic du niveau intellectuel des anormaux. l’Année Psychologie. Retrieved from https://www.persee.fr/doc/psy_0003-5033_1904_num_11_1_3675 op 20 december 2020
- Bregman, R. & Frederik, J. (2016). Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers. Amsterdam: De Corespondent Bregman, R. (2019). De meeste mensen deugen. Amsterdam: De Correspondent.
- Busato, V.V. (2004). Weg met Piet Vroon. Een biografi e. Amsterdam: Amsterdam University Press/Salomé Guiver-Freeman, M. (2001). Praktisch competentiemanagement. Den Haag: Academic Service
- Harari, Y. B. (2018). 21 Lessons for the 21st Century. New York: Spiegel & Grau. Heymans, G. (1909). De toekomstige eeuw der psychologie. Rede uitgesproken bij de overdracht van het rectoraat der Rijksuniversiteit te Groningen den 20sten september 1909. Groningen: Wolters.
- Kahneman, D. (2011). Thinking, Fast and slow. London: Penguin Books.
- Mayer-Schönberger, V., & Cukier, K. (2013). De big data revolutie. Amsterdam: Maven Publishing.
- Milgram, S. (1963). Behavioral study of obedience. Journal of Abnormal and Social Psychology(4), 371-378.
- Milgram, S. (1974). Obedience to Authority. An experimental view. New York: Harper & Row.
- Nichols, A.L. & Maner, J.K. (2008). The good subject effect: Investigating participant demand characteristics. Journal of General Psychology, 135, 151-165. Orne, M.T. (2009). Demand Characteristics and the concept of Quasi-Controls. In: Rosenthal, R. & Rosnow, R.L. Artifacts in behavioral research. Oxford: Oxford University Press
- Schoonman, W. (2012). Mensen beoordelen. Deel 1: voor managers. Amsterdam: De Witte Ridders Schoonman, W. (2013). Mensen beoordelen. Deel 2: voor HR-professionals. Amsterdam: De Witte Ridders
- Schopenhauer, A. (1818). Die Welt als Wille und Vorstellung (Vol. Band 1). Leipzig: Brodhaus.
- Sweers, A. (2013). Nog veel kritiek op Jeugdwet. Zorg + Welzijn, 9 oktober 2013. https://www.zorgwelzijn.nl/nog-veel-kritiekop-jeugdwet-1386216w/.Download van internet op 4 januari 2021
- Vafaia, P. (2009). De cognitieve revolutie en haar structuur. Een wetenschapsfi losofi sch perspectief. Utrecht: Universiteit van Utrecht. Verkregen via Internet op 30 december 2020: http://dspace.library.uu.nl/handle/1874/187408
- Van Sambeek, N., Tonkens, E. & Bröer, Ch. (2011). Sluipend kwaliteitsverlies in de geestelijke gezondheidszorg. Professionals over de gevolgen van marktwerking. Beleid en Maatschappij, 38, 1, 47-64
- Werkgroep ‘Heymans’ (1980). Gerard Heymans 1857-1930. Filosoof en psycholoog. Leven en werk. Groningen: Universiteitsmuseum Zimbardo, P. (2008). The Lucifer effect. Understanding how good people turn evil. New York: Random House
Beeld: AS_Weinberg