‘Ik zie altijd dingen en denk: die moet ik fotograferen. Zoals de zintuiglijkheid van het muziek maken. Hoe de handen de toetsen raken, de embouchure bij blaasinstrumenten. Alle zintuigen doen dan mee, dat is prachtig.’
Ook een emotioneel zwaar onderwerp als kinderarbeid komt aan bod. ‘Als ik een foto maak van een kind dat de hele dag stenen moet stukslaan, treedt er een professioneel gedrag in. Want ik moet mijn techniek beheersen, moet de foto goed componeren. Ik kan niet in huilen uitbarsten. Die tranen komen in de donkere kamer wel, of als ik door mijn archief blader. Dat is een soort geheugen: pas als ik een beeld terugzie, roept het een emotie op, dus altijd achteraf.’
Andere jongens verzamelden postzegels, hij fototoestellen. Eerst was er de fascinatie voor het apparaat, daarna ontdekte hij wat je er allemaal mee kon. Hij is nagenoeg autodidact, door het werk te bestuderen van grootheden als Henri Cartier-Bresson en André Kertész.
‘Maar ook