‘Als kind wilde ik model of actrice worden. Later rijke kantoorvrouw, haha. Volgens mij vond ik vrouwen in tweedelige pakken erg indrukwekkend. Misschien kwam het ook door New York, daar was ik toen ik dertien was met mijn moeder en ik vond het zo’n gave stad dat ik er wel een keertje wilde wonen. Destijds keek ik mijn ogen uit. Onder meer omdat er zo veel verschillende type mensen rondliepen. Zakenmensen, artiesten die op straat optraden, maar ook veel daklozen. Omdat het zo’n dure stad was, bedacht ik me dat ik hard zou moeten werken om succesvol te worden en daar te kunnen leven. Ik zou iets van economie gaan studeren.
Maar toen ik iets ouder was, kreeg ik veel last van stress. Eigenlijk had ik altijd zin om naar school te gaan of naar feestjes, maar toen plots niet meer. Ik werd zelfs ook misselijk en rillerig van de stress en voelde me somber of leeg na een periode met schoolexamens. Ik ging in therapie en dat zorgde voor een wereld van verschil. Ik vond het bijzonder dat gesprekken zo’n ongelooflijk effect konden hebben. Mijn psycholoog kon goed uitleggen dat stresshormonen fysieke klachten bij mij konden uitlokken. Daardoor begreep ik waarom ik me zo rot voelde en voelde ik me minder ongemakkelijk ermee. Toen is misschien wel mijn eerste interesse in psychologie gewekt. Mijn profielwerkstuk ging eveneens over stress. Als eindproduct maakten we een soort flyer waarin we onze medestudenten tips gaven over hoe om te gaan met stress.
Daarnaast kreeg mijn oma last van een psychose, dat vond ik indrukwekkend om te zien. Ze hield er Big Brother-achtige ideeën op na en was angstig dat er iets ergs ging gebeuren. Én samen met mijn docent Nederlands kwam ik erachter ik dat een aantal boeken had gelezen rond het thema waanzin, zoals Tirza van Arnon Grunberg.
Dat alles bij elkaar maakte dat het kwartje viel: ik wil psychologie gaan doen. Uiteindelijk koos ik voor Amsterdam, waar ik ook vandaan kom. Ik begon tijdens de coronacrisis dus het was fijn om nog zo dicht bij vrienden en familie te wonen. Ik ben erg blij met mijn studiekeuze, ik voel dat dit bij mij past. Klinische gespreksvoering vind ik bijvoorbeeld heel interessant, of als er cliënten komen vertellen over hun ervaringen met therapie. Dan kan ik heel duidelijk voor me zien hoe het leven van diegene voor en na de therapie was, en dat de therapie echt impact heeft gemaakt. Dan voel ik dat ik daar een passie voor heb. Hoogstwaarschijnlijk wil ik me specialiseren in klinische psychologie. Het lijkt me leuk om met jongeren en volwassenen vanaf een jaar of vijftien, zestien te werken.
Na mijn eindexamen nam ik eerst een tussenjaar. Veel mensen in mijn omgeving gingen backpacken in Azië, maar mijn droom ooit in New York te wonen was er nog steeds. Alles was geregeld om daar een taalcursus te gaan doen. Maar toen brak de coronapandemie uit en ging het niet door. Dat was heel pijnlijk. Toen bleek dat ik voor mijn studie op uitwisseling kon, hoefde ik niet lang na te denken.
Soul readings
Het onderwijs aan deze universiteit in New York is heel anders. Ik volg nu vier vakken en het zijn allemaal seminars. Dat betekent dat ik geen colleges volg, maar enkel werkgroepen heb waarin we met elkaar discussiëren. Van tevoren lezen we een aantal artikelen of verhalen waar we dan over praten. Soms gaat zo’n gesprek echt overal heen, de docent let erop dat we gefocust blijven en het relevant blijft waar we het over hebben.
De vakken zijn opgedeeld in zogenoemde science readings en soul readings. Voor die laatste lezen we hoofdstukken uit romans of autobiografische boeken en voor de science readings lezen we wetenschappelijke literatuur. Het is ook de bedoeling dat we tijdens de lessen de link tussen die twee invalshoeken leggen en bespreken. Laatst ging het bijvoorbeeld over de ziekte van Alzheimer en identiteit. In de lessen delen studenten ook vaak persoonlijke verhalen, dat maakt het meer praktijkgericht en persoonlijker dan het onderwijs op de UvA.
Op de UvA werd ik beoordeeld door een tentamen met een boel meerkeuzevragen en een aantal open vragen. In New York door essays en presentaties. In het begin moest ik erg wennen. Het was echt buiten mijn comfortzone.
Ook vanwege de taal moest ik trouwens wennen. Ook al spreek ik best goed Engels, ik moest zelfs een taaltoets maken om toegelaten te worden, is het best lastig. Jezelf academisch uitdrukken is een volgende stap, en ik had dat onderschat.
Nu gaat het goed en ben ik enthousiast over deze vorm van onderwijs. Alle eindopdrachten waar ik in het begin tegenop zag, gaan me nu goed af. Het lijkt me wel vreemd om enkel via deze weg je hele universitaire opleiding te volgen. Elk jaar lopen de discussies immers anders en ziet een vak er dus weer anders uit.
Sinds ik studeer heb ik nog wel wat last gehad van stress, maar minder. Het idee dat het vrijwel altijd tijdelijk is, vind ik prettig en daardoor kan ik er beter mee omgaan.
Ik woon hier in een echte Amerikaanse dorm en heb een kamergenoot. Nog steeds kijk ik mijn ogen uit als ik over straat loop. Ik heb hier veel rond gewandeld zonder doel. In vier maanden heb ik veel vrienden gemaakt en bijzondere banden opgebouwd. Ik ben dankbaar dat ik heb kunnen voelen hoe het is om even hier te kunnen wonen en rond te lopen.’
Beeld: Peter Valckx