Ik leerde Barbara Schouten kennen op de redactie van de tv-programma’s All you need is love en Love is in the air. We werkten als (eind)redacteur en deden research naar alle verhalen die worden opgestuurd. Het opbellen en doorvragen naar iemands levensverhaal ging me goed af, mensen willen al snel hun verhaal aan me kwijt. En ik wil altijd weten wat mensen beweegt en vraag door. Als iemand bijvoorbeeld zegt dat hij recruiter is, vraag ik: ‘Maar wat doe je dan precies? Hoe ziet je dag eruit? Zit je op kantoor?’ Ik moet het beeldend voor mezelf maken, zo’n functieomschrijving zegt me niet zoveel.
In de (levens)verhalen van mensen ben ik op zoek naar dingen die me ontroeren. Dat hoeft niet altijd groot te zijn. Ik interviewde ooit iemand wier ouders waren overleden. We gingen familiefoto’s bekijken terwijl ze over haar leven vertelde. Ik werd niet zozeer ontroerd door de verhalen over de grote momenten zoals een trouwerij, maar meer door hoe ze vertelde over de vrijdagavonden dat ze spelletjes deden en hoe moeder dan naar de keuken ging om de frituur aan te zetten. Juist door zulke herkenbare details kun je je hun leven goed voorstellen.
Door het werken bij televisie kwamen Barbara en ik erachter dat we eenzelfde soort nieuwsgierigheid hadden naar verhalen van mensen. We besloten om van onze passie een bedrijf te maken: Story Supply. We verzamelen waargebeurde verhalen van mensen over zichzelf voor allerlei media-uitingen. De verhalen slaan we op in een verhalenbank. Als we een opdracht krijgen kunnen we uit die verhalenbank putten, maar we kunnen ook actief op zoek gaan naar verhalen. We hebben uiteenlopende opdrachtgevers: reclamebureaus die ons inhuren om verhalen te zoeken voor campagnes van banken tot telecombedrijven. Daarnaast krijgen we opdrachten van televisieprogramma’s tot gemeentes en stichtingen.
Een speciaal project is ‘180 Amsterdammers’, waarin we Amsterdammers aan het woord laten van 180 verschillende nationaliteiten. Een goed verhaal is voor ons een verhaal dat waargebeurd is. En een verhaal van een vluchteling moet niet alleen gaan over de vlucht. Ik vind het ook interessant om te weten hoe het was voor iemand die moest vluchten: hoe was de jeugd? Welke dingen deden ze die ze nu ook nog doen? Hoe was het moment dat een vader of moeder zei dat hij/zij ging vluchten? Wat nam hij mee? Wat dacht hij toen hij in het vliegtuig zat?’
Alles vragen
Een verhaal wordt niet goed als mensen niet echt iets willen geven, als hun antwoorden bijvoorbeeld te kort zijn of als ze het niet concreet kunnen maken. Ik heb vaak de neiging om er iets van mezelf in te gooien. Dat doe ik automatisch, ik doe het zelfs als ik de belastingtelefoon bel.
Ik durf ook wel alles te vragen. Soms voel je dat iemand alleenstaand is, maar is het nog niet aan de orde gekomen. Dan vraag ik het gewoon. Het moet dan wel relevant zijn. En als ik iets moeilijk vind om te vragen, leid ik het omslachtig in. Het is misschien een beetje precair, maar… Dan kun je veel vragen. Niet dat iemand altijd antwoord geeft trouwens. Ik sprak een man die uit een oorlogsland kwam, hij wilde er niets over kwijt. Dat heb ik zo gelaten, maar dan zet ik wel in het verhaal dat hij er niet over wilde praten. Ook dat is veelzeggend. De enige vraag die ik nooit zou stellen is of iemand zwanger is. Als je het dan mis hebt, is dat heel gênant.
Levendig en rond
Wanneer ben ik tevreden met een verhaal? Als ik het zelf zou willen lezen, als het allemaal klopt, als het een rond verhaal is, als ik het gevoel heb dat iemand niets heeft achtergehouden en als het levendig is. En misschien ook wel als mensen zichzelf verrassen.
Bij het resultaat moeten mensen zich wel goed voelen. Soms is een verhaal goed, past het ook bij het doel waarvoor we het nodig hebben, maar dan begin ik toch te twijfelen. Bijvoorbeeld als het doel te commercieel is voor een kwetsbaar verhaal. Zo vertelde iemand me over zijn ziekte. Dat was voor een commerciële opdracht, en achteraf begon ik te twijfelen, het voelde niet goed. Toen ik dat aan hem uitlegde, reageerde hij gelijk met: “Fijn dat je het zegt, ik voelde me er zelf ook niet goed bij.” Het is fijn dat mijn onderbuikgevoel mij zelden in de steek laat.
Wat ik nog eens zou willen doen? Niet een hele biografie over iemand schrijven. Ik zou eerder over een onderwerp – onder één noemer, bijvoorbeeld een ziekenhuis of een groot bedrijf – veel verhalen willen verzamelen om zo bijvoorbeeld de geschiedenis van de werkvloer door de jaren heen te laten zien. Een groter project, daarin zou ik me wel willen vastbijten.’
Dit is de laatste aflevering in deze serie.