Lees verder
Nog geen vijf minuten binnen en al getrakteerd op een mooie uitspraak: ‘Wanneer de eilanden van kennis groeien, groeien ook de stranden van onwetendheid’. En een leestip: Reading Freud van Jean-Michel Quinodoz. Het middagsymposium Neuropsychoanalyse: onderzoek en praktijk belooft een inspirerende bijeenkomst te worden.
Rianne van Weitgraven

Tijdens dit symposium worden de resultaten gepresenteerd van de eerste twee onderzoeken die gefinancierd zijn door het Neuropsychoanalyse Fonds, dat in 2012 tot stand is gekomen dankzij bioloog in rust Frits Bienfait. Het fonds heeft als doel het stimuleren en ondersteunen van wetenschappelijk onderzoek naar wat zich in het menselijk brein afspeelt, in samenwerkingsverbanden van psychoanalytici met onderzoekers in experimenteel georiënteerde disciplines. In het onderzoek wordt kennis en theorie op het grensgebied van psychoanalyse en neurologie getoetst.

De keynote wordt verzorgt door professor Patrick Luyten. Hij is zowel verbonden aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, KU Leuven als aan het Research Department of Clinical, Educational and Health Psychology, University College London. Luyten vertelt ons waarom psychoanalyse en de neurowetenschappen samen moeten werken. Hij geeft aan dat het niet de bedoeling is dat deze samenwerking wordt gebruikt om vanuit de neurowetenschappen de ideeën uit de neuropsychoanalyse te bevestigen dan wel te ontkrachten. De twee vakgebieden zouden juist de handen ineen moeten slaan om samen onderzoek te doen, om zo tot nieuwe theorievorming te kunnen komen; een nieuw begrijpen van het menselijk functioneren.

Hij illustreert dit aan de hand van een voorbeeld van de borderline persoonlijkheidsstoornis. Toen psychoanalytische therapeuten tussen 1940 en 1950 geconfronteerd werden met patiënten die noch duidelijk neurotisch, noch psychotisch waren, maar zich op de grens daarvan bevonden, is de term ‘borderline persoonlijkheidsstoornis’ ontstaan. Problemen met het reguleren van emoties, impulsregulatieproblemen en het principe van aantrekken en afstoten zijn enkele kenmerken die gezien kunnen worden bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Het steeds zoeken naar stabiliteit heeft een forse impact op het dagelijks leven en het aangaan en onderhouden van relaties met anderen.

Van onderzoek naar praktijk

Door de samenwerking tussen psychoanalytici en neurowetenschappers is het duidelijker geworden wat er gebeurt wanneer patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis in contact treden met andere mensen. Er komt op de verschillende niveaus (brein, psychologie, gedrag en omgeving) meer zicht op de relatie tussen stress, het hechtingssysteem en de mogelijkheid om reflectief te functioneren. Dit heeft tevens implicaties voor de behandeling. Zo wordt naast de effectiviteit van sommige vormen van psychotherapie nu ook de ondersteunende waarde van farmacotherapie meer onderkend. Als in de samenwerking tussen de beide vakgebieden de persoon en niet de stoornis voorop staat, en er steeds een vertaling zal worden gezocht van onderzoek naar praktijk, dan zal de prognose van bijvoorbeeld patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis steeds rooskleuriger zijn.

Nu niemand meer hoeft te twijfelen aan het belang van voornoemde samenwerking, is het tijd voor de presentatie van het eerste project. Prof. dr. Eus van Someren, werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen, vertelt ons over slapeloosheid en de verwerking van zelfbewuste emoties. Hij begint zijn presentatie met het delen van de kennis over slaap die vanuit de neurowetenschappen bekend is. Zo is gebleken dat bij mensen die last hebben van slapeloosheid de biologische klok wel goed lijkt te werken. Tevens liggen zij niet de gehele nacht wakker, wel wordt hun slaap vaak onderbroken. Door de vraag te stellen waarom een brein in rust toch wakker en alert blijft, koos Van Someren een nieuw pad binnen zijn onderzoek. Het lijkt erop dat slapeloosheid ontstaat als iemand waakzaam blijft, als een duikboot waarvan de periscoop steeds even boven water komt. Er lijkt sprake te zijn van hyperreactiviteit.

Karaoke

Van verstoorde slaap is bekend dat het een risicofactor is voor het ontwikkelen van een depressie. Tevens weten we dat een goede slaap helpt bij het verwerken van emoties en stress. Het onderzoek van Van Someren gaat in op de rol van verstoorde slaap bij problemen met de verwerking van emotionele ervaringen. Hij vertelt dat hij door samen te werken met psychotherapeut en psychoanalyticus Frans Schalkwijk zijn aandacht heeft gericht op de zelfbewuste emoties (waaronder schaamte en schuld) omdat deze meer relevant voor de klinische praktijk lijken te zijn. Met behulp van een origineel experiment (hij liet proefpersonen met een koptelefoon op karaoke zingen en liet hen de opname daarvan later terug horen) en diverse metingen kwam hij erachter dat mensen met een verbrokkelde droomslaap emoties minder goed verwerken. Deze gebrekkige verwerking leidt tot de al eerder genoemde hyperreactiviteit die ook kenmerkend is voor depressie en een post-traumatische stressstoornis. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of het mogelijk is om een rusteloze droomslaap rustiger te maken en wat het eœect daarvan is op het verwerken van emoties.

Nelleke Nicolai, psychiater en psychoanalytica, kiest tijdens een co-referaat de psychoanalytische invalshoek over zelfbewuste emoties en de verwerking daarvan. Zij vertelt dat zelfbewuste emoties altijd ontstaan in aanwezigheid van anderen. Zelfbewuste emoties hebben te maken met wat en wie je bent. Toxische zelfbewuste emoties lijken geworteld te zijn in een onveilige hechting en kunnen het gevolg zijn van het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis. Het idee dat er iets fundamenteel mis met je is en dat je het gebeurde zelf veroorzaakt hebt kan zich vastzetten in het brein. In contact met anderen kan de ervaring optreden uitgestoten te zijn, een ervaring die ook een lichamelijke reactie oproept. Het vermogen tot zelftroost wordt ondermijnd en mensen kunnen zich gaan terugtrekken uit het contact met anderen. Nicolai vertelt dat het praten met patiënten over hun dromen deze kleurrijker kan maken en het verwerken van emoties zou kunnen versterken.

Zo komen ook hier de neurowetenschappen en de psychoanalyse steeds meer op hetzelfde terrein terecht. Na de presentatie en het co-referaat volgt een discussie met het panel en de zaal om deze samenwerking verder te onderzoek en te bevragen. Het panel bestaat uit Arthur Eaton (onderzoeker, publicist en illustrator), Victor Beffers (ervaringsdeskundige) en Bas de Mol (psychotherapeut). Waar de professionals zich met name buigen over de theoretische principes, vraagt Beffers zich eerder af hoe een elitair en selectief gezelschap zoals hier aanwezig haar kennis zal gaan vertalen naar de praktijk, zodat ook de patiënten zelf bereikt worden. Zo ontstaat het idee dat niet alleen de verbinding tussen verschillende vakgebieden van belang is, maar ook die tussen professional en patiënt.

Woordeloze bezweringen

Later in de middag volgt de tweede presentatie. Onderzoeker Wieke van Leeuwen, verbonden aan het Academisch Medisch Centrum, vertelt ons over de plek van neuropsychoanalyse in de triade van stress, gehechtheid en een obsessief-compulsieve stoornis. Van Leeuwen vertelt dat zij tijdens het werken met patiënten met een obsessief-compulsieve stoornis geïnteresseerd raakte in hun onderliggende kwetsbaarheid. Zij illustreert hiermee dat een ervaring in het werken een mooie aanleiding kan zijn om neurowetenschappelijk onderzoek te doen. Middels FMRI onderzoekt zij de rol van stress in de relatie tussen een obsessief-compulsieve stoornis en onveilige hechting. Zij hoopt zicht te krijgen op de breincircuits die bij patiënten met een obsessief-compulsieve stoornis betrokken zijn en wat het effect is van verhoogde stress op de functionaliteit van deze circuits. Tevens onderzoekt zij of verschillende vormen van onveilige gehechtheid hierin een mediërende rol spelen. Als hier meer over bekend is, zal dit ook implicaties hebben voor de diepgang van de behandeling van deze problematiek.

Het co-referaat van Daniël Helderman, psychotherapeut/ psychoanalyticus, geeft op een prachtige manier de onderliggende kwetsbaarheid van een patiënt met een obsessief-compulsieve stoornis weer. Hij kiest voor het narratief dat hij de titel ‘woordeloze bezweringen van onbenoembare angsten’ heeft gegeven. Hij omschrijft hoe dwangmatige handelingen kunnen helpen bij het bezweren van grote, (psychologisch althans) levensbedreigende angsten, als de grens tussen het zelf en de ander en tussen de binnen- en buitenwereld vervaagd is. Wanneer hij spreekt over de angst om een ander iets aan te doen, wordt de uitdrukking ‘je handen in onschuld’ wassen plots in een ander perspectief geplaatst. Andere angsten lijken te worden ‘weggepoetst’. Tevens geldt dat het voortdurend bezig blijven voorkomt dat je blijft stilstaan bij dat nare gevoel. Het doel van psychotherapie kan zijn om het mentaliseren te bevorderen en daarmee te bereiken dat iemand kan denken over gevoel en kan voelen over gedachten.

Tijdens de afsluitende discussie met het panel en de zaal wordt duidelijk dat de wens en de bereidheid er zijn om met elkaar mee te denken en de kennis uit de verschillende vakgebieden te integreren. Daarmee streven we naar een behandeling op maat met aandacht voor denken, voelen en doen. Om dit te bereiken is een vertaalslag gewenst, zowel tussen de meer technische benadering vanuit de neurowetenschappen en de meer verhalende benadering van de psychoanalyse. Maar ook de wetenschapper en de clinicus en de clinicus en zijn patiënt zullen nader tot elkaar moeten komen.

Als dit lukt zal er niet langer sprake zijn van afzonderlijke eilanden van kennis met stranden van onwetendheid, en kunnen we gezamenlijk voet aan wal zetten.