Lees verder
Els Blijd-Hoogewys is klinisch psycholoog en psychotherapeut en behandelinhoudelijk manager van de specialistische teams bij INTER-PSY, te Groningen. Ze is ook programma directeur van het Nationaal Autisme Congres, publiceert en houdt lezingen over autisme.
Geertje Kindermans

Ik studeerde psychologie aan de Universiteit Gent en liep een zogeheten Erasmus-stage in Nederland, bij wat destijds het Universitair Centrum Kinder- en Jeugd Psychiatrie Groningen heette. Inmiddels heet het Accare. Het was mijn eerste stage waarin ik daadwerkelijk mensen zag, na jaren mijn kennis alleen uit boeken te hebben opgedaan.

Tijdens de stage liep ik mee met psychologen en psychiaters. Ik leerde veel psychiatrische ziektebeelden kennen en ik wist al snel dat ik met klinische psychologie een goede keuze had gemaakt, maar ik moest als Vlaamse wel erg wennen aan de Nederlandse directheid.

Erg veel deskundigen

Er was één gesprek dat me vooral is bijgebleven. Dat was met psychiater Hans Bogte, hij is helaas overleden. Het was een gesprek met een ouderpaar en behalve Hans en ik waren er nog veel anderen aanwezig, onder wie een arts-assistent, een begeleider van het ouderpaar en nog iemand van de gemeente of een andere instelling. Ik vond het wel erg veel deskundigen en het voelde ongemakkelijk dat ik er ook bij zat.

Het gesprek ging over de vastgelopen behandeling van het gezin en het werd pittig. Ik weet niet meer precies hoe het letterlijk ging, maar Hans leek boos en hij zal iets gezegd hebben van dat de ouders het misschien maar helemaal moesten opgeven, dat het zo niet werkte. Ik was geschokt, ik wilde er geen deel van uitmaken. Maar weglopen durfde ik niet.

Later spraken Hans en ik erover, hij legde uit dat dit een paradoxale interventie was geweest om die ouders in beweging te krijgen. Ik kende dat niet, zelfs met zijn uitleg vond ik het nog niet kunnen. Ik was eigenlijk nog boos en vond hem een botte man.

Destijds was ik er waarschijnlijk nog te jong en te Vlaams voor om zo’n interventie te kunnen begrijpen. Het was voor mij te heftig. Ook was het misschien te complex: dat je het één zegt om iets anders te veroorzaken. Later ben ik beter gaan snappen dat het soms nodig is om mensen in beweging te krijgen. Ik doe het niet vaak, omdat ik vooral met autistische volwassenen werk, die taal erg letterlijk kunnen nemen. Toch pas ik de techniek incidenteel wel toe.

Een paradoxale interventie kan heel doelmatig zijn, maar is ook wel eens in mijn gezicht ontploft. Jaren geleden had ik een patiënt met autisme en ernstige afhankelijkheidsproblematiek. Haar relatie was bijna een jaar verbroken, maar ze bleef in haar verdriet hangen. Ik heb van alles geprobeerd, maar ze kwam niet verder. Toen ze tijdens een sessie weer volledig in haar verdriet zwolg, koos ik voor de confrontatie. Ik zei haar dat ze maar beter kon stoppen met therapie en haar hele leven verdrietig zijn, natuurlijk met als doel dat ze zelf de verantwoordelijkheid zou nemen.

Ze werd stil. Ik wist meteen dat het niet goed viel en voelde ik me op dat moment weer zoals tijdens dat bewuste eerste gesprek met Hans. En dat voelde niet goed.

Geen grapjes

Ik had het al vaker gedaan, meestal zie je gelijk of het aankomt. Vaak doe ik het ook met een grap, maar in dit geval was er voor grapjes geen ruimte. Tijdens de rest van het gesprek probeerde ik het te corrigeren, en had goede hoop dat dat was gelukt, want ze knikte beleefd. Maar de twee daaropvolgende afspraken kwam ze niet opdagen.

Daarop stuurde ik haar een mailtje met de vraag of we er nog eens over konden praten. Die keer kwam ze wel, met een begeleider, min of meer om verhaal te halen. We hebben een goed gesprek gehad waarin ik haar uitlegde wat een paradoxale interventie is en hoe vast ze zat. Ik vertelde dat ik steeds op zoek was naar hoe ik haar in beweging kon krijgen, omdat ik haar vooruit wilde helpen. Ze snapte het, begreep mijn bedoelingen en ik heb de behandelrelatie prima kunnen herstellen. Eigenlijk was dit wat er nodig was, er is sindsdien veel veranderd – dus de techniek had wel geholpen. Maar… we spraken wel af dat ik dat bij haar nooit meer zou doen. Ze zei: “Als ik nog een keer helemaal vast zit, zeg dan dat we het gesprek stoppen, ook al zijn we pas vijf minuten bezig. Dat vind ik ook heel vervelend, maar dan word ik niet zo gekwetst.”

Congres

Overigens, in het begin vond ik Bogte een vervelende man, maar later zijn we bevriend geraakt. We werkten allebei met patiënten met autisme, waren allebei gedreven en hij was een heel betrokken psychiater, voor wie ik steeds meer respect kreeg. Hij heeft jarenlang het Nationaal Autisme Congres georganiseerd. Op een gegeven moment vroeg hij mij hem erbij te helpen. Onze werkrelatie werd hecht en na zijn dood heb ik de organisatie overgenomen. Dat hij dat aan mij overdroeg was een grote blijk van vertrouwen.

Ter ere van hem heb ik de Hans Bogte-lezing op het congres in het leven geroepen. Dit is de lezing die er wat uitspringt, die niet gaat over een typisch autisme-onderwerp, maar een onverwachte invalshoek aanstipt. Als ik er zo over nadenk, staat dat voor mij heel erg voor wat Hans Bogte voor mij is geweest: net een andere manier van denken, waardoor er nieuwe vergezichten ontstaan.

Over het gesprek met het ouderpaar hebben we het nog wel eens gehad. Het gekke is: hij kon zich het gesprek niet meer herinneren.’

Beeld: Miranda Stevens