Lees verder
Jeroen van Goor

Sinds enkele maanden volgt Gerard Reijrink (60) de opleiding tot gz-psycholoog. Een opmerkelijke stap voor iemand die vijf jaar geleden nog op een directeursstoel zat bij kpn. ‘Daar gaf ik leiding aan het bedrijfsonderdeel KPN lease’, vertelt hij, ‘maar ging met vervroegd pensioen toen het bedrijf in de problemen kwam en veel werknemers op straat kwamen te staan. Ik kon me nog moeilijk herkennen in de organisatie waar ik altijd met zoveel plezier had gewerkt. Dus besloot ik een andere koers te gaan varen.’

Na vijf jaren van vrijwilligerswerk, zwoegen op de contrabas en nadenken over de toekomst, meldde Reijrink zich weer bij de poorten van de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij in 1980 afstudeerde als klinisch psycholoog. ‘Wat moet ik doen om een gz-opleidingsplaats te krijgen?’, luidde zijn vraag. ‘Ik wilde meer doen met mijn achtergrond als psycholoog, aangezien ik na mijn afstuderen al vrij snel de bedrijfsmatige kant op was gegaan bij de toenmalige PTT. Ik wilde de praktijk in, als behandelaar, dat werd mijn ambitie.’
Om dat doel te bereiken moest hij de collegebanken weer in. Na het behalen van de benodigde vakken verkreeg hij een LOGO-verklaring, een voorwaarde voor de gz-opleiding. Een oproep in dit blad leverde vier reacties op, waaronder die van een praktijk in Schoonhoven, waar hij nu in training is. ‘Die opleidingsplaatsen zijn schaars en er is veel concurrentie, maar er spraken een paar dingen in mijn voordeel. Zo is mijn ervaring en achtergrond in het bedrijfsleven gunstig in verband met de behandeling van werkgerelateerde problemen. Daarbij ben ik een man, wat voordelig is gezien de huidige verhoudingen in het werkveld.’
‘Ik ben heel content met de huidige situatie. Op het moment volg ik basistraining in de eerste lijn, straks ga ik aan de slag met cliënten, en daarna pas begint de eigenlijke gz-opleiding. Ik zal wel onder supervisie komen te staan van een jonger iemand, maar daar heb ik totaal geen moeite mee. Ik ben leergierig en heb maar één doel: die gz-opleiding succesvol afronden en daarna in de praktijk aan de slag. En ik ben zeker niet van plan op mijn vijfenzestigste te stoppen. Zolang ik nog adem heb, ga ik door – ijs en weder dienende uiteraard.’