EMDR kan voor patiënten en behandelaars enorm waardevol zijn, mits de behandeling goed wordt toegepast. Belangrijk vind ik dat alleen mensen met de juiste indicatie EMDR krijgen, dat zij goed geïnformeerd worden over wat de behandeling behelst en vermag en dat het behandelprotocol wordt gevolgd. De praktijk is soms anders.
Allereerst stellen therapeuten het effect van EMDR nogal eens te rooskleurig voor. Ik had een jongetje van elf jaar in behandeling dat bang was om op school flauw te vallen. In de klas, in de pauze, tijdens gym, het werd steeds erger. Toen ik hem zag, was hij ontgoocheld. Hij had bij een andere psycholoog vijf EMDR- behandelingen gehad, maar die hadden niet geholpen. Hij begreep er niets van, want z’n therapeut had verteld dat EMDR bij iedereen werkt. Behalve dus bij hem. “Dan moet er wel iets heel erg mis met mij zijn,” had hij zelf geconcludeerd. Waarom had zijn therapeut hem niet eerlijk gezegd dat EMDR bij een klein deel van de mensen geen enkel effect heeft?
‘Dan moet er wel iets heel erg mis met mij zijn,’ had hij zelf geconcludeerd
Dit geval staat niet op zichzelf, ik hoor vaker dat EMDR te mooi wordt voorgesteld. Natuurlijk is het belangrijk hoop op een goede afloop te bieden, en die is bij EMDR echt wel gefundeerd. Er wordt uitgebreid onderzoek gedaan naar het effect van de behandeltechniek en zeker voor posttraumatische stress zijn er positieve resultaten. En de therapie kost weinig tijd – soms hebben patiënten al aan één sessie genoeg. De klachten verdwijnen zonder oeverloze gesprekken, zonder uitgebreid gespit in het verleden. Prettig voor de patiënt én de behandelaars.
Maar het blijft belangrijk te bedenken dat EMDR bij zeg tien procent van de patiënten met PTSS niet werkt. En dat het mooie effect ervan nog maar bij een beperkt aantal stoornissen is aangetoond, soms alleen voor een gedeelte van de klachten. Toch kiezen therapeuten er soms voor EMDR te geven bij andere klachten. Dat gold ook voor het jongetje dat zo bang was om flauw te vallen. Zijn angst kwam niet door een trauma, maar was een specifieke fobie. Onze richtlijnen stellen dat we die behandelen met exposure.
Ethisch
‘Ik zie vaker dat therapeuten EMDR ook geven bij bijvoorbeeld angststoornissen, een laag zelfbeeld of bij depressie – klachten waarbij de werkzaamheid van EMDR nog weinig wetenschappelijk is aangetoond of waarvoor andere behandelingen vanuit de zorgstandaarden worden aanbevolen. Het is toegestaan, maar ethisch vind ik het niet. Voor deze klachten zijn er andere behandelingen waarvan het effect wel is bewezen – daarom staan ze ook in de zorgstandaarden.
Patiënten horen hoe goed EMDR werkt, lezen of horen over het onderzoek dat nu gedaan wordt naar het effect van EMDR bij andere klachten en denken: ‘Bewezen of niet, dat wil ik ook!’
Waarom psychologen ook hiervoor toch EMDR inzetten? Ik denk mede omdat er vraag naar is. Patiënten horen hoe goed EMDR werkt, lezen of horen over het onderzoek dat nu gedaan wordt naar het effect van EMDR bij andere klachten en denken: “Bewezen of niet, dat wil ik ook!” Het klinkt als een quick fix en dat is aantrekkelijker dan de dingen moeten gaan doen die je nou juist moeilijk vindt. Ook kunnen zowel cliënten als therapeuten het idee hebben van ‘baat het niet, het schaadt ook niet’. Maar als het niet helpt, kan het dus tot teleurstelling leiden. En tot wantrouwen en afkeer voor verdere behandeling.
Het zou wat mij betreft al helpen als er minder gehypet werd over EMDR – het mag wel eens uit die ‘tjakka-modus’. EMDR is geen wondermiddel, niet alles kan ermee weggetoverd worden. EMDR vermindert klachten, maar voor zover we nu weten niet altijd en niet bij iedere stoornis. Als mensen daarop niet zijn voorbereid, is het voor een volgende therapeut vaak hard werken om ze weer vertrouwen in zichzelf en de moed voor een nieuwe behandeling te geven.’
Combineren
‘Nog even over dat jongetje dat zo bang was onderuit te gaan. Wat het voor hem nog eens extra lastig maakte, is dat zijn vorige behandelaar ervoor heeft gekozen uitsluitend EMDR te geven. Hij is op zich bevoegd om ook andere therapieën te geven bij PTSS, zoals cognitieve gedragstherapie, maar dat wil hij niet. Hij noemt zichzelf ‘EMDR-therapeut’, en als zijn EMDR mislukt, verwijst hij zijn patiënten door.
‘EMDR is wat mij betreft een methode: soms voldoende om de klachten te laten verdwijnen, maar op zichzelf vaak geen complete behandeling’
Onverstandig, vind ik. EMDR is wat mij betreft een methode: soms voldoende om de klachten te laten verdwijnen, maar op zichzelf vaak geen complete behandeling. In de praktijk is het vaak nodig EMDR te combineren met andere behandeltechnieken. Het zou voor cliënten daarom beter zijn als zo’n eenzijdige praktijk niet is toegestaan. Dan kunnen ze, als EMDR niet aanslaat of op zichzelf onvoldoende is, bij hun eigen therapeut blijven. Zo hoeven ze niet helemaal opnieuw te beginnen en is de kans dat ze het bijltje erbij neergooien, kleiner.
Het jongetje heb ik met cognitieve gedragstherapie van zijn angsten af kunnen helpen. Maar ik heb ook een keer een meisje gehad dat door een mislukte EMDR zo angstig was geworden, dat ze een nieuwe behandeling niet meer aandurfde. Ik had aanvankelijk goede hoop dat ik haar vertrouwen in therapie kon terugwinnen, maar ik heb haar na het eerste gesprek niet meer teruggezien.’
Opleidingen
‘Een andere kwestie, maar die heeft meer met het beroep te maken, is dat het weinig transparant is aan welke eisen een behandelaar moet voldoen om EMDR te kunnen toepassen. BIG-geregistreerde psychologen en -psychiaters zijn door hun opleiding al wettelijk bevoegd om EMDR te geven. Daarnaast zijn er opleidingen die je kunt volgens. Onder behandelaars wordt gesproken van ‘echte’ opleidingen en ‘niet echte’ EMDR- opleidingen. De ‘echte’ opleidingen voldoen aan de eisen van de Vereniging EMDR Nederland. Alleen therapeuten die zo’n aanvullende EMDR-opleiding hebben gevolgd, worden door de vereniging ‘geaccrediteerd’. Die accreditatie is een soort kwaliteitskeurmerk: de vereniging bewaakt de kwaliteit van het gebruik van de EMDR-techniek door psychologen en psychiaters – die dus, nogmaals, al bevoegd zijn om EMDR te geven.
De geaccrediteerde opleiding kost veel tijd en geld. Voor veel behandelaars die in de zorg werken is dat een probleem, omdat ze de cursus zelf moeten betalen en in hun vrije tijd moeten volgen. Begrijp me goed, ik ben voor kwaliteitsbewaking van therapieën, maar het is me niet duidelijk waarom het voor deze therapeutische techniek zoveel uitgebreider en duurder moet zijn dan voor andere. Is het omdat er grotere risico’s kleven aan EMDR? Kan EMDR ook helemaal misgaan? Of is EMDR zoveel moeilijker om uit te voeren? Daar hoor ik nooit iets over.’
Intimideren
‘Tijdens mijn opleidingen heb ik, onder supervisie, zelf EMDR gegeven. In het handboek van Francine Shapiro, de grondlegster van deze therapie, staat heel helder, concreet en duidelijk beschreven welke stappen je moet volgen. Ik ken docenten die hun studenten daarom aanmoedigen om EMDR na hun opleiding als gz-psycholoog of cognitief gedragstherapeut direct aan te bieden. “Als je gewoon doet wat er in dat boek staat, doe je niks verkeerds,” zeggen zij. En ik ken psychologen die de behandeling met succes toepassen zonder dat ze die aanvullende opleiding hebben gedaan.
Maar weet je wat het gekke is? Zelf durf ik het niet aan om EMDR te geven zonder supervisie. Ik laat me kennelijk toch wat intimideren door de EMDR-vereniging. Het wringt. Want aan de andere kant denk ik: Waarom zou ik mijn patiënten die behandeling onthouden? Dat zorgt alleen maar voor vertraging in de zorg. En het is, nogmaals, veel fijner voor patiënten als ze alles onder één dak vinden.’
Beeld: Bas Uterwijk