De eerste maanden van mijn studie waren overweldigend, alles was nieuw. Op het vwo heb ik nooit iets hoeven doen, maar daarmee zou ik het met mijn studie niet redden. Voor mijn eerste tentamen haalde ik een 5. Twee dagen later kreeg ik mijn volgende tentamen en omdat ik toen wist wat ik kon verwachten, haalde ik een 7,5 of 8. Ik merkte dat ik het gemakkelijk aankon als ik twee weken voor een tentamen begon met studeren. Ik heb geluk met leren, hoef er vrij weinig voor te doen. Ik heb weinig boeken van begin tot eind uitgelezen. Alleen voor statistiek deed ik veel, dan moet je kennis toepassen. Statistiek vond ik leuker naarmate het moeilijker werd, dat puzzelen… de uitdaging vind ik lekker.
Overtuigen
In het tweede jaar moest ik kiezen tussen klinische en maatschappij. En hoewel ik aanvankelijk voor klinische kwam, wist ik al snel dat ik maatschappij wilde gaan doen. Dan leer je het gedrag van mensen om je heen beter begrijpen. We deden bijvoorbeeld een opdracht voor het vak Attitudes and Communication om te bestuderen hoe mensen anderen kunnen overtuigen. We moesten kijken of hun gedrag in een bepaalde theorie past. In een opdracht moesten we onszelf in een situatie brengen waarin we overtuigd konden worden. Ik heb me door een Unicef-verkoper op straat laten ondervragen. Hij begon het gesprek met: “Ik ben ook student.” Hij zocht gelijkenis. Daarna zei hij: “Wat zie je er leuk uit vandaag.” Dat was helemaal niet relevant voor wat hij inhoudelijk wilde zeggen. En toen: “Kun je je voorstellen dat er kinderen zijn in Afrika die…” Ook die herkende ik. Met mijn voorkennis kon ik precies duiden wat hij deed en hoe hij me probeerde te overtuigen.
Voor de research master moet je gemiddeld een 7,5 hebben en goed zijn in statistiek. Dat leek me iets voor nerds, niet voor mij. Ik hou van volleyen, stappen, dingen met vriendinnen doen. Ik ben toch niet iemand die de hele dag achter de computer onderzoek zit te doen? Maar halverwege het derde jaar kreeg ik een brief van de universiteit met de vraag of ik ervoor zou voelen. Daarom ben ik er toch over gaan nadenken.
Tijdens mijn bachelor thesis vond ik onderzoek doen leuk. Het ging over shopping aversion. Er kwam niet veel uit, maar het was veel meer dan achter je computer zitten en statistische testjes draaien. Ik heb in een winkelcentrum gestaan om mensen te ondervragen. Ook mijn begeleider zei dat ik de research master moest overwegen. En mijn begeleider was geen deftige man in een stoffige kamer, zoals ik dacht dat professoren waren. Hij was open en spontaan en rommelig. De sfeer was veel relaxter dan ik had verwacht.
En dus ben ik de research master gaan doen. De leden van mijn mastergroep zijn nu mijn beste vrienden. Het zijn helemaal geen nerds. Of misschien moet ik mijn definitie van nerds bijstellen.
Zwaar
Wel was de master erg zwaar. We hadden een nieuw programma, waren zo’n zeventig tot tachtig uur per week bezig. Toen hebben we met de coördinator gepraat en is het programma iets versoepeld.
Het zijn de meest stressvolle, maar ook de leukste jaren van mijn leven. Ik leerde heel veel, je blijft maar gaan, je hebt het zelf niet in de gaten. Soms zaten we tot twee uur ’s nachts nog dingen te bespreken. Ik heb niet veel gestapt in die tijd, alleen met de groep. Op donderdagavond gingen we altijd wel iets doen samen: eten of om een kampvuur zitten.
Ik studeerde af op een onderzoek naar emotieregulatie bij koppels, een geweldig onderwerp.
Daarna heb ik op verschillende plekken gesolliciteerd. Ik kreeg ergens een onderzoeksbaan aangeboden. Ik heb bedenktijd gevraagd en heb het uiteindelijk niet gedaan. Daarmee nam ik een risico, maar ik begreep dat het departement niet zo hecht was op die universiteit. Bovendien wist ik dat er op mijn oude plek waarschijnlijk een vacature zou komen, ik wist alleen niet wanneer. De plek kwam er vier maanden na mijn afstuderen, ik solliciteerde. Toen mijn begeleider me belde en vroeg of ik erover wilde nadenken, riep ik: “Nee, nee, ik hoef niet te denken, ik doe het!”
En nu heb ik hier een baan. Het is heel leuk om hier als medewerker rond te lopen en niet meer als student. Hoewel ze zeiden dat studenten echt bij het departement hoorden, het was toch anders. Nu hoor ik er echt bij.’