Lees verder
Deze rubriek belicht onder zoek waaraan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een Veni-, Vidi- of Vici-beurs heeft toegekend. In deze aflevering: Bertus Jeronimus, onderzoeker bij de faculteit Gedrag- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Jeronimus kreeg in 2018 een Veni-beurs voor zijn onderzoek naar gelukkige neuroten en wat we van hen kunnen leren.
Geertje Kindermans

Een van de aanleidingen voor zijn fascinatie voor neuroticisme, was een artikel dat Pim Cuijpers, hoogleraar Klinische psychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, in 2010 publiceerde. Daarin berekende Cuijpers dat een kwart van alle Nederlanders – degenen met de hoogste score op de neuroticismeschaal – de maatschappij miljarden kosten aan verzuimen zorgkosten. (Cuijpers, 2010) Er is dus veel winst te behalen als deze groep geholpen kan worden wat steviger in de schoenen te staan.

‘Neuroticisme is de sterkste voorspeller voor alle vormen van psychopathologie en ook voor veel somatische klachten, vooral de medisch onverklaarde klachten,’ verklaart Jeronimus. ‘Iemand die hoog scoort op neuroticisme is kwetsbaar voor psychische problemen. En dan kunnen negatieve levensgebeurtenissen zoals het verliezen van een baan of de dood van je partner, de trigger zijn waardoor het fout gaat.’

Jeronimus hield zich ook tijdens zijn promotie al bezig met neurotisime. Wat hem opviel, was dat de focus altijd ligt op de negatieve kant: wat is er mis? Het gaat over de stoornissen en de klachten. Jeronimus: ‘Maar er is ook een andere kant, zoals een leuke partner, plezier in het leven, een leuke baan. Die factoren kunnen beschermen tegen het ontwikkelen van een psychische stoornis. Als we alleen maar focussen op de negatieve aspecten, en we negeren de andere kant, dan kunnen we nooit begrijpen hoe psychopathologie zich precies ontwikkelt.’

Tien procent gelukkig

Jeronimus was ook al betrokken bij het project HoegekisNL, een studie naar psychische klachten onder de Nederlandse bevolking. Daarin worden zowel de negatieve zaken, als ook de beschermende factoren gemeten. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat zo’n tien procent van de neuroten zegt heel gelukkig te zijn. Jeronimus: ‘Ik vroeg me af waarin deze gelukkige neuroten verschillen van de ongelukkige. Als we daarachter komen, kunnen we de kwart neuroten die nu zoveel problemen ondervinden, misschien laagdrempelig helpen.’

In zijn Veni gaat hij dit onderzoeken. Hij wil de gelukkige en ongelukkige neuroten met elkaar vergelijken. Zijn Veni-project bestaat uit drie studies. Het eerste is een dagboekstudie. Hiervoor maakt Jeronimus gebruik van de data uit het HoegekisNL-onderzoek. ‘Mensen hebben in dat onderzoek gedurende dertig dagen meerdere keren per dag een vragenlijst ingevuld. Ik wil kijken of mensen die hoger scoren op de neuroticisme-schaal, andere dingen doen, denken of voelen in het dagelijks leven dan laag-neuroten. En vervolgens wil ik kijken of en hoe gelukkige en ongelukkige neuroten van elkaar verschillen.’

Als tweede wil hij een sociale netwerkstudie gaan doen. ‘Ik wil achterhalen hoe het sociale netwerk van gelukkige en ongelukkige neuroten in elkaar zitten en met wie zij veel tijd doorbrengen, zoals vrienden, buurtgenoten of collega’s?

Dat idee komt voort uit tweelingstudies. Als eeneiige tweelingen op het gebied van neuroticisme van elkaar verschillen, blijken ze vooral op sociaal vlak van elkaar af te wijken. Zo heeft de een bijvoorbeeld een partner of een groep vrienden en de ander niet. Die bevinding is nooit verder uitgediept, om de tweelingen in het onderzoek niet te overvragen. Jeronimus wil het nu verder gaan onderzoeken. Hij wil van zowel gelukkige als ongelukkige neuroten weten hoeveel goeie vrienden ze hebben en of er veel of weinig contact is met hen en met familie en buurtgenoten. ‘Het is goed voorstelbaar dat ik in het sociale domein moet zijn om het geheim van de gelukkige neuroten te ontrafelen. Veel emoties, zoals schaamte en schuld, zijn sociaal van aard. Bovendien bleek uit mijn promotieonderzoek dat levensgebeurtenissen die te maken hebben met sociale stress – zoals scheiding, een partner of kind dat sterft, ruzies op het werk of in de familie – een toename van neuroticisme voorspellen.’

Daarnaast heeft hij een jaar of twee geleden een artikel gepubliceerd over mensen met angsten depressiesymptomen. Een groep mensen zei toch gelukkig te zijn, ondanks de klachten (Bos, 2016). Er waren een paar voorspellers voor dat welbevinden, bijvoorbeeld het hebben van een huisdier, een leuke partner en zelfrelativerende humor. Jeronimus: ‘Een leuke partner kun je niet afdwingen. Maar een huisarts kan wel adviseren een huisdier te nemen. En humor kun je je aanleren. Dit wordt ook wel social prescription genoemd. Geen pillen, maar het advies: ga naar een punnikclub of neem een moestuintje. Of doe elke dag iets voor een ander. Ook dat helpt, daar word je daadwerkelijk gelukkiger van. En voor neurotische mensen is het een zinnig advies, want ze doen het niet altijd vanuit zichzelf.’

In het derde deel van zijn Veni wil hij honderd gelukkige, honderd ongelukkige neuroten en honderd emotioneel stabiele mensen interviewen. ‘Kwalitatief onderzoek staat niet hoog aangeschreven in de wetenschapswereld. Zonde, want het kan een waardevolle aanvulling zijn,’ zo stelt Jeronimus. ‘Niet-academische deelnemers zijn wellicht minder talig en zullen vragenlijsten misschien anders invullen. Bovendien vertrouw ik er niet op dat ik achter mijn bureau alle dingen kan verzinnen die belangrijk zijn voor gelukkige neuroten. Het nadeel van een vragenlijst is dat je alleen antwoord krijgt op de vragen die je stelt. Ik ga mensen thuis interviewen, dat is laagdrempeliger en ik kan doorvragen.’

Waarom hij deze interviews pas als laatste gaat uitvoeren? Ze zullen veel nieuwe informatie opleveren… ‘Zeker,’ bevestigt Jerominus. ‘Maar de Veni is bedoeld om een tijdje je eigen onderzoek op poten te zetten. Daarna wil ik ermee verder en tijdens dit onderzoek krijg ik vast goeie ideeën. Met dit thema kun je een leven vullen.’

  • Cuijpers, P., Smit, F., Penninx, B. W., de Graaf, R., ten Have, M., & Beekman, A. T. (2010). Economic costs of neuroticism: a populationbased study. Archives of General Psychiatry, 67(10), 10861093.
  • Bos, E. H., Snippe, E., de Jonge, P., & Jeronimus, B. F. (2016). Preserving subjective wellbeing in the face of psychopathology: buffering effects of personal strengths and resources. PloS one, 11(3), e0150867.

 

Fotografie: Donald van Tol & Geertje Kindermans