Vroeger nam de kraamverzorgster het hele huishouden over. Tegenwoordig willen veel mensen dat niet meer, zegt kraamverzorgster Nthabiseng Lohman. Zij stelt zich daarom meer dienstbaar op en overlegt met de ouders.
De kraamverzorgende neemt de eerste week de zorg voor moeder en baby op zich. Het is haar taak om te controleren of het medisch goed gaat met moeder en kind. Ze neemt de polsslag op, houdt de temperatuur bij, kijkt of de hechtingen goed genezen en of de baarmoeder goed herstelt. En ze is er om het jonge gezin de eerste dagen door te helpen.
Ze is veel bezig met het geven van voorlichting en advies. Loman: ‘We leggen uit hoe je een baby het beste kunt vastpakken, hoe je hem aan de borst kunt krijgen, waarom het belangrijk is dat het zo gebeurt. Ik vertel over de temperatuurschommelingen van baby’s, over hun slaap- en huilgedrag. Ik leg uit hoe je een kindje in bad kunt doen, kunt aankleden en verschonen. Ik leg ook uit waarom ik het zo doe.’
Bloot op bloot
Maar de informatie gaat verder dan dat en gaat bijvoorbeeld ook over veilige hechting. Lohman: ‘We adviseren ouders de baby bloot op bloot te nemen. En niet alleen bij moeders, ook bij vaders. Want de vader neem ik ook mee in mijn verhaal. Als moeder moe is, zeg ik tegen vader: laat die mobiel even liggen, doe je shirt uit en neem je kind lekker bij je.’
Verder vangt ze signalen op. Dat het niet goed zit in een relatie bijvoorbeeld. En of de moeder depressieve neigingen vertoont. ‘Niet alle moeders ervaren een roze wolk na de bevalling. Kraamtranen horen erbij, maar als dat erg lang duurt, zit er misschien meer achter. Ook letten we op tekenen van kraambedpsychoses.’
En ze merkt het op als ouders soms meer met hun mobieltjes bezig zijn, dan dat ze zich verwonderen over de baby. ‘Als ik merk dat de interesse er niet vanzelf is, probeer ik die te wekken. Dan leg ik uit dat er zoveel meer gebeurt dan alleen eten, poepen, slapen, dat de baby al contact maakt en helemaal op de ouders gefocust is.’
Machteloos
Verontrustende signalen geeft Lohman door aan de verloskundige. Deze is eindverantwoordelijk voor het kraamgezin en heeft ook gesprekken met de ouders. En die kan eventueel doorverwijzen. ‘Ik heb een keer een gezin gehad dat bekend was bij Jeugdzorg, maar ze waren niet meer onder toezicht, omdat het goed ging. Door onverantwoord gedrag tijdens de zwangerschap was de baby te klein bij de geboorte en moest in het ziekenhuis blijven. Ik maakte me zorgen. Gaat het wel goed als de baby naar huis komt? Dan voel je je machteloos.’
Als ze in gezinnen komt waar al een of meer kinderen zijn, hoeft ze minder uit te leggen. En soms let ze op andere dingen. Kinderen die een nieuw broertje of zusje krijgen, zijn daar bijvoorbeeld niet altijd blij mee. Als ze denkt dat het nodig is, probeert ze daarbij te begeleiden. Een kind vroeg haar ooit: ‘Als je weggaat, neem je die baby dan ook weer mee?’ Soms moeten ouders een kind nadrukkelijker laten voelen dat ze ook van haar houden, ook al is er een nieuwe baby die de aandacht opeist. ‘Voor een jong kind dat uit logeren is geweest tijdens de bevalling, kan het schokkend zijn om bij thuiskomst mama aan te treffen met een nieuw broertje of zusje. Dan adviseer ik bijvoorbeeld: ga samen naar de nieuwe baby toe om het welkom te heten.’
En tot slot zegt ze ook nee voor de ouders. ‘Soms moet je een kraamvrouw beschermen tegen zichzelf. Ik overleg dat altijd van te voren. Als het gaat om een peettante van wie ze veel energie krijgt, dan is het goed, maar dat is niet altijd het geval. Vaak durft de kraamvrouw bezoek zelf niet goed weg te sturen en als bezoekers het zelf ook niet aanvoelen, dan grijp ik in. “Hier eten? Sorry, maar dat gaat niet, dat is nu echt te vermoeiend.”’