Joop van der Pligt, in de jaren negentig van de vorige eeuw promotor van Diederik Stapel, sloeg alle (inter)nationale mediaverzoeken af om te reageren op de fraude van zijn vroegere leerling. Alleen in De Psycholoog wil Van der Pligt een statement maken. ‘Een open discussie over het vak is te prijzen. Maar hoe de affaire-Stapel in de pers kwam en bleef, is niet goed geweest voor de psychologie in het algemeen en de sociale psychologie in het bijzonder.’
Het was 11 september 2001. In zijn oratie getiteld ‘De koningin aan zet’ dichtte Diederik Stapel de sociale psychologie een hoofdrol toe in de maatschappij- en gedragswetenschappen. 1 Bijna exact tien jaar later – 9 september 2011 – werd de commissie-Levelt ingesteld. De carrière van Stapel bleek voor een belangrijk deel gebaseerd op fraude en bedrog. Internationale beroepsverenigingen schorsten hem onmiddellijk. De Nederlandse Associatie van Sociaal Psychologisch Onderzoekers (aspo) wilde het onderzoek van de commissie- Levelt afwachten; wellicht door de shock en de sluimerende hoop dat het zou meevallen. Die hoop bleek ijdel.
Uiteindelijk gingen drie commissies aan de slag: de commissie- Levelt onderzocht de Tilburgse periode, de commissie-Noort de Groningse en de commissie- Drenth richtte zich op Stapels beginperiode aan de Universiteit van Amsterdam. Mede door een aantal andere gevallen van fraude binnen en buiten de psychologie bleef het onderwerp de wetenschap gedurende het jaar 2012 achtervolgen. De meeste aandacht in de media ging uit naar de sociale psychologie.
Exemplarisch
In de sociale psychologie volgde woede op ongeloof. De woede betrof niet alleen de omvang van de fraude. Minstens zo belangrijk was dat het onderzoek van een aantal promoti deels of geheel was gebaseerd op gefingeerde data. Leerlingen werden zonder het te weten partner in crime van de leermeester. Jonge onderzoekers zagen van de ene op de andere dag hun publicatielijst verschrompelen. Het jaar 2012 was met name voor de jongere generatie sociaal psychologen rampzalig. Ze hadden gekozen voor een vak dat een goede reputatie had, niet alleen nationaal, maar ook internationaal. Iets wat diverse visitaties de afgelopen twintig jaar telkens weer lieten zien.
Plots werd het vak neergezet als een gebied bewoond door minder competente, op sensatie beluste onderzoekers die vooral willen scoren en het daarbij niet zo nauw nemen met de normen die we verwachten van de wetenschap. Het geval-Stapel werd door een deel van de pers in een ommezwaai gezien als exemplarisch voor de hele beroepsgroep; frauduleuze en mediagenieke onzin.
Vrijwel geen van de onderzoekers die bij Stapel promoveerden ging in op de vele uitnodigingen van de media. Schaamte speelde hierbij natuurlijk een belangrijke rol. Ik herinner me een artikel waarin het hun kwalijk werd genomen dat ze hun leed niet wilden etaleren, terwijl ze in de periode daarvoor volgens de betreffende journalisten juist dolgraag in de media verschenen – al dan niet aan de hand van Stapel. Adding insult to injury, zeggen de Engelsen.
Inmiddels hebben meerdere junior-onderzoekers die met Stapel werkten gedesillusioneerd het veld verlaten. De affaire-Stapel heeft geleid tot reputatieschade voor de sociale psychologie, maar daar komt het vak wel overheen. Het persoonlijke leed van direct betrokkenen en de niet te onderschatten impact op de jongere generatie onderzoekers zijn minder eenvoudig te repareren.
De media besteedden in 2012 inderdaad vrij veel aandacht aan de aard van het onderzoek van sociaal psychologen; ze zouden vooral uit zijn op leuke niemendalletjes en dol zijn op aandacht van de media. Het feit dat Stapels onderzoek over ‘vleesetende hufters’ een prominente rol speelde in zijn ontmaskering maakte dit type onderzoek voor sommigen exemplarisch voor frauduleus onderzoek én voor het vak sociale psychologie.
Een aantal methodologen benadrukte in diverse media de tekortkomingen van het vak. Psychologen zouden weinig kaas gegeten hebben van de statistiek en deze tekortkomingen waren volgens hen prominent aanwezig in de sociale psychologie. Sommigen gingen verder en stelden dat onderzoekers willens en wetens sjoemelden met de waarheid; ze lieten hun data niet of uiterst schoorvoetend controleren door anderen. Jelte Wicherts was een exponent van deze kwade trouw. Hij stelde dat ‘de wetenschappelijke cultuur bij de sociale psychologie niet om aan te zien was.’2
Een aantal (sociaal)psychologen wees erop dat fraude in alle wetenschappen plaatsvindt.3 In dezelfde periode dat Stapel werd ontmaskerd bleek Dipak Das van de Universiteit van Connecticut geknoeid te hebben met zo’n 145 artikelen over de positieve gezondheidseffecten van rode wijn.4 Aan de Erasmus Universiteit Rotterdam werd een hoogleraar in de geneeskunde ontslagen vanwege onzorgvuldigheden en gefingeerde data.5 In de laatste week van 2012 meldde het tijdschrift Nature dat een immunoloog die werkzaam was aan de National University of Singapore in 21 artikelen plagiaat had gepleegd, data had vervalst en ook data had verzonnen.6 Geen van deze gevallen leidde tot verhalen over de incompetentie, naïviteit en onbetrouwbaarheid van de onderzoekers op het betreffende vakgebied.
Binnen de psychologie zagen we dat het geval-Stapel vooral de sociale psychologie werd kwalijk genomen. Een begrijpelijke, maar daarom niet minder vervelende reactie. Het lijkt erop dat in dit soort gevallen met name psychologen massaal overgaan tot publieke reflectie op hoe het vak wordt uitgeoefend. Doet men dit elders niet of is men wat discreter? Een open discussie over het vak is te prijzen. Maar de manier waarop de affaire-Stapel in de pers kwam en bleef, is niet goed geweest voor de psychologie in het algemeen en de sociale psychologie in het bijzonder. Vooral schadelijk is de assumptie van kwade trouw die door een klein aantal methodologen breed werd uitgemeten in de pers. Gelukkig was dit een (zeer) kleine minderheid.
Slodderwetenschap
Het eindrapport van de commissies Levelt, Noort en Drenth zag het licht op 28 november 2012 en presenteerde een grondige analyse van het oeuvre van Stapel. Een grondigheid die navolging verdient. De commissies onder leiding van Levelt kozen voor een ruime taakopvatting. De opdracht verwees naar de omvang van de fraude en een analyse van ‘de werkwijze en de onderzoekscultuur die de inbreuk mogelijk hebben gefaciliteerd’.
Men ging echter veel verder dan dat en richtte zich op de mores in de sociale psychologie in het algemeen. In het rapport en in interviews werd wel gepoogd dit oordeel enigszins genuanceerd te presenteren. Zo wordt in het rapport geconcludeerd dat de Commissies ‘derhalve op grond daarvan geen uitspraken [kunnen] doen over de sociale psychologie als zodanig.’ In een interview in NRC Handelsblad, dat verscheen op de dag van de publicatie van het rapport, zei Levelt zowel ‘De Stapelpublicaties vormen geen aselecte steekproef en er zijn in Nederland veel voortreffelijke sociaal psychologen voor wie ik mijn hand in het vuur steek’ als ‘Het was slodderwetenschap, het hele systeem heeft gefaald’.
Deze ‘nuancering’ was voor velen teveel gevraagd. Het is als een reisadvies waarin zowel wordt gesteld dat een vakantiebestemming gekenmerkt wordt door een uiterst regenachtig klimaat waardoor een verblijf een droeve, mistroostige ervaring zal zijn; daar wordt dan aan toegevoegd dat dit oordeel was gebaseerd op een kort bezoek en dat er daarnaast veel prachtige zonnige dagen zijn die de bestemming meer dan de moeite waard maken. Als dan ook nog wordt toegevoegd dat dit geen ‘zonbestemming’ maar een ‘somberbestemming’ is, weet ik in ieder geval waar ik zeker niet naartoe ga.
Voor de meeste lezers echode het rapport dus de eerder genoemde extreme geluiden in de media. Volgens Levelt c.s. was ‘van laag tot hoog sprake van een algemene veronachtzaming van fundamentele wetenschappelijke en methodologische eisen’. Gewezen werd op de nalatigheid van diverse co-auteurs van Stapel en de ‘editors en reviewers van internationale tijdschriften’. De commissie was ‘gewaarschuwd’ – in tegenstelling tot de editors en reviewers – maar vergat in haar enthousiasme het gezegde dat een gewaarschuwd man voor twee telt. Met de kennis van nu zien we natuurlijk veel meer indicaties van fraude dan zonder die kennis (in de literatuur noemt men dit de hindsight bias). Mede door het optreden van Levelt in de media werd de ‘bijvangst’ al snel de ‘hoofdvangst’, zoals te zien was in uitzendingen als die van Pauw en Witteman, dwdd en de opening van de nrc de dag na de presentatie van het eindrapport.7 De door Levelt gehanteerde term ‘slodderwetenschap’ was daar mede debet aan. De toonzetting van het rapport leidde tot zeer felle reacties. Levelt c.s. kozen ervoor een heel wetenschapsgebied te beschuldigen. Uiteindelijk leidde dat alleen maar af van waar het om moet gaan: het borgen van de zorgvuldigheid en integriteit van onderzoek.
Vertrouwen
Iets eerder dan het eindrapport van Levelt c.s. verscheen het knaw-rapport ‘Zorgvuldig en integer omgaan met wetenschappelijke onderzoeksgegevens’ van de commissie-Schuyt.8 Dit rapport heeft een totaal andere toonzetting. Het richt zich op de toekomst van de onderzoekspraktijk en benadrukt de rol van vertrouwen en het zelfreinigend vermogen van de wetenschap. De commissie-Schuyt beveelt aan onderzoek te doen naar de praktijk van omgang met onderzoeksgegevens en het ontwikkelen van good practices op het gebied van datamanagement, statistische analyse en rapportage. Ook pleit de commissie-Schuyt voor toegankelijkheid van onderzoeksgegevens en het voorkomen van één-op-één begeleiding met weinig sociale controle. Het rapport keert zich tegen het van buitenaf of van bovenaf opleggen van regelgeving en toezicht en legt de nadruk op het herijken van de opvoeding van de wetenschapper. De normen en waarden – die trouwens zeer duidelijk staan vermeld in de Nederlandse Code Wetenschapsbeoefening9 – moeten volgens het rapport meer gestalte krijgen in de opleiding en bij de promotieplechtigheid. Daarnaast wijst het rapport op de noodzaak van toezicht en controle door het informele netwerk, door de beroepsverenigingen, de onderzoeksinstituten en de tijdschriften. Verschillende opleidingen besteden inmiddels ruim aandacht aan datamanagement; ook het tijdschrift Perspectives on Psychological Science besteedde er aandacht aan in een zeer nuttig special issue.10 Wagenmakers en collega’s (2012) zetten een uitstekende agenda neer voor de toekomst van experimenteel, toetsend onderzoek. Een agenda die van toepassing is op toetsend onderzoek in het algemeen. 11 Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman vroeg in september 2012 om meer aandacht voor replicatieonderzoek.12 Inmiddels is er een open science framework dat zich toelegt op het systematisch repliceren van eerder onderzoek.13 Tijdschriften willen meer ruimte bieden aan dit type onderzoek en er is inmiddels een voorstel ontwikkeld voor een nieuw internationaal tijdschrift dat meer aandacht zal besteden aan replicaties. De affaire-Stapel bracht de discussie over de opslag en toegankelijkheid van de ruwe data van onderzoek in een stroomversnelling. In Nederland had de affaire ook andere gevolgen. Ten eerste werden op universiteiten waar de drempel hoog was om fraude te melden maatregelen genomen om die drempel te verlagen. Ten tweede werd gewezen op het nut van informele sociale controle. Stapel werkte – in tegenstelling tot de overgrote meerderheid van zijn vakgenoten – vrijwel altijd in geïsoleerde één-op-één-relaties. Mede daarom kon hij zolang zijn gang gaan. De affaire Stapel heeft – terecht – geleid tot het aanscherpen van de regels over de begeleiding van junior onderzoekers. Het afgelopen jaar is veel gebeurd dat pas binnen de net beschreven aanbevelingen. Kan het zelfreinigend vermogen van de wetenschap nieuwe fraudegevallen voorkomen? Sommigen vinden van niet.14 Dit terwijl de noodzaak ervan lijkt toe te nemen.
Champions league
De individualisering van onderzoekssubsidies en de toegenomen schaarste van onderzoeksgelden hebben geleid tot een situatie die veel competitiever is dan die in het verleden. De belangen zijn ook groter. Prestaties moeten topprestaties worden. De Universiteit Leiden wil bijblijven in de ‘Champions League’ van de wetenschap, Delft en Utrecht willen ‘wereldspeler’ worden. De Universiteit van Amsterdam ís volgens haar website al een wereldspeler. Elke universiteit moet ambities hebben, maar de huidige nadruk op snel en veel publiceren heeft te vaak tot gevolg dat dit een doel op zich wordt en kan ook leiden tot strategisch en (helaas) frauderend gedrag. Dorien Pessers15 schreef eerder over goede en kwade trouw en wees op de gevolgen van de idee dat publieke belangen zoals de zorg, het onderwijs en de wetenschap het beste behartigd kunnen worden door een bedrijfsmatige aanpak waarbij een ‘systeem van prestatie-indicatoren, financiële prikkels, kwantificering van de output en beoordeling achteraf
door externe, onafhankelijke toezichthouders garant moet staan voor een adequate en vooral effi ciente taakuitvoering’. Deze cultuurveranderingen hebben volgens haar gevolgen gehad voor de soevereiniteit. Soevereiniteit die belangrijk is voor de professionele moraal van beroepsgroepen zoals docenten, artsen, onderzoekers en andere werknemers in de non-profi tsector. De genoemde cultuurveranderingen hebben geleid tot een nadruk op de vorm in plaats van de norm. Dorien Pessers ziet ook de enorme groei van communicatieafdelingen binnen de publieke sector als symbolisch voor deze ontwikkelingen. Dat zijn de afdelingen die het hebben over wereldspelers en de Champions League. Het jaar 2012 werd gekenmerkt door meerdere gevallen van fraude en zelfverrijking in het onderwijs, de gezondheidszorg en de woonsector. De lijst van gevallen van fraude en zelfverrijking buiten de wetenschap is aanzienlijk langer dan daarbinnen, maar er lijkt ook binnen de wetenschap sprake van een toename. Het is aan de wetenschap de komende periode te laten zien dat er niets schort aan haar zelfreinigend vermogen. Vertrouwen in de wetenschap is een groot goed; het rapport-Schuyt en de aanbevelingen van Wagenmakers en collega’s bieden goede aanknopingspunten om dat vertrouwen te herwinnen.
Over de auteur
Prof. dr. Joop van der Pligt is hoogleraar Sociale Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. E-mail: J.vanderPligt@uva.nl.
Wilt u reageren?
Reacties zien we graag tegemoet, via mail (redactie@psynip.nl) of op Twitter (@redactieDP).